Ministerie van Buitenlandse Zaken

Besluit tot een overeenkomst inzake samenwerking EU Bureau grondrechten en de Raad van Europa

Voorstel: Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende het sluiten van een overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Raad van Europa over samenwerking tussen het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten en de Raad van Europa
Datum Commissiedocument: 21.08.2007
Nr. Commissiedocument: COM(2007) 478 definitief 2007/0173 (CNS) Pre-lex:
http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2007/com2007_0478nl01. pdf
Nr. Impact-assessment Commissie : niet opgesteld Opinie Impact-assessment Board: niet opgesteld
http://ec.europa.eu/governance/impact/practice) Behandelingstraject Raad: waarschijnlijk akkoord op de JBZ-raad van 8 november 2007
Eerstverantwoordelijk ministerie: Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Rechtsbasis: Artikel 308, jo. artikel 300, lid 2, eerste zin, en lid 3, eerste alinea, EG-Verdrag (procedure voorzien in artikel 9 van de Verordening tot oprichting van het Bureau van de EU voor de grondrechten)
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Raadplegingsprocedure; Raad besluit op voorstel van Commissie en na raadpleging van het EP
Comitologie: n.v.t.

Essentie voorstel

Het voorstel voorziet in een goedkeuring namens de Europese Gemeenschap van een samenwerkingsovereenkomst tussen de Gemeenschap en de Raad van Europa met betrekking tot de samenwerking tussen het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (het Bureau) en de Raad van Europa. De overeenkomst zelf geeft vastere vorm aan de samenwerking tussen het Bureau en de Raad van Europa en maakt gezamenlijke en complementaire activiteiten over onderwerpen van gemeenschappelijk belang mogelijk. De EG is bevoegd en het voorstel is positief zowel op grond van subsidiariteits- als proportionaliteitsoverwegingen omdat het een passend gevolg geeft aan de voorwaarden die in de verordening tot oprichting van het EU Bureau voor de grondrechten zijn vervat. Bovendien is het voorstel juist gericht op een wijze van handelen tussen het EU grondrechtenbureau en de Raad van Europa waarbij subsidiariteit en proportionaliteit centraal staan. De diverse samenwerkings- en afstemmingswijzen tussen het Bureau en de Raad van Europa biedt een kans om te komen tot een versterking van de taken van beide instellingen en te voorkomen dat er doublures in werkzaamheden plaatsvinden. Samenwerking en afstemming van activiteiten tussen het Bureau en de Raad van Europa zijn voor het kabinet reeds vanaf een vroeg stadium van de onderhandelingen over de oprichting van het Bureau van groot belang geweest. Deze overeenkomst wordt dan ook met instemming ontvangen.

a) Inhoud voorstel:
Op grond van de verordening tot oprichting van het Bureau voor de Grondrechten coördineert het Bureau zijn activiteiten met die van de Raad van Europa om doublures te voorkomen en om complementariteit en meerwaarde te waarborgen. Artikel 9 bepaalt dat de Gemeenschap daartoe een overeenkomst sluit met de Raad van Europa voor nauwe samenwerking van deze Raad met het Bureau. Deze overeenkomst, uitonderhandeld door de Europese Commissie namens de EG, conform de aan haar toegekende machtiging op 15 februari 2007, is nu gevoegd bij het voorstel voor een besluit van de Raad. De overeenkomst voorziet in een samenwerkingskader tussen het Bureau en de Raad van Europa en geeft daarmee vastere vorm aan de samenwerking tussen het Bureau en de Raad van Europa. Er wordt voorzien in:
o regelmatige contacten tussen functionarissen van het Bureau en van de Raad van Europa;
o informatie-uitwisseling met eerbiediging van de relevante regels in verband met gegevensbescherming;
o de coördinatie van activiteiten, met name betreffende de voorbereiding van het jaarlijkse werkprogramma van het Bureau, teneinde overlappingen in de werkzaamheden te voorkomen en een optimaal gebruik van middelen te garanderen;
o bepalingen over de aanstelling door de Raad van Europa van een onafhankelijke persoon om in de raad van bestuur en het dagelijks bestuur van het Bureau te zetelen, alsook van een plaatsvervanger. In de overeenkomst wordt de rol van die persoon in het dagelijkse bestuur vastgesteld.
De overeenkomst maakt gezamenlijke en complementaire activiteiten over onderwerpen van gemeenschappelijk belang mogelijk. Daarnaast behelst het commissievoorstel instemmen met een machtiging aan de voorzitter van de Raad om een persoon aan te wijzen die bevoegd is de overeenkomst te ondertekenen.

b) Impact-assessment Commissie: niet opgesteld

Subsidiariteit en proportionaiteit

a) Bevoegdheid: Aanwezig, volgens artikel 9 van de verordening tot oprichting van het Bureau voor de grondrechten sluit de Gemeenschap de bedoelde overeenkomst, overeenkomstig de procedure van artikel 300 EG-Verdrag. De exacte rechtsbasis vormt, zoals ook aangeduid in het voorstel: artikel 308, jo. Artikel 300, lid 2, eerste zin, en lid 3, eerste alinea, EG-Verdrag.
b) Functionele toets
o Subsidiariteit: positief
o Proportionaliteit: positief
o Onderbouwing:
Het voorstel geeft uitvoering aan de verordening tot oprichting van het Bureau, op een wijze die overeenkomt met de randvoorwaarden die in die verordening zijn vastgelegd. Deze houden in dat de samenwerking tussen het Bureau en de Raad van Europa moet garanderen dat overlap tussen de activiteiten van het Bureau en die van de Raad van Europa worden voorkomen, vooral door de uitwerking van mechanismen om complementariteit en toegevoegde waarde te bewerkstelligen. Daarbij wordt in (artikel 9 van) de verordening bijzonder aandacht gevraagd voor het jaarlijkse werkprogramma van het Bureau overeenkomstig artikel 12, lid 6, onder a), en met betrekking tot de samenwerking met het maatschappelijke middenveld overeenkomstig artikel 10 van die verordening. Deze aspecten dienen in een overeenkomst tussen de EG en de Raad van Europa te zijn vervat, waarbij ook de deelname van een door de Raad van Europa aangewezen onafhankelijk persoon aan de beheerstructuren van het Bureau met bijbehorende stemrechten dient te zijn omschreven. De overeenkomst geeft daaraan op passende wijze gevolg.

c) Nederlands oordeel:
De overeenkomst zoals voorgelegd, geeft er blijk van dat de samenwerking tussen het Bureau en de Raad van Europa vaste vorm krijgt. Het sluiten van de overeenkomst is gericht op het concreet garanderen dat het Bureau zal handelen op een wijze die als proportioneel en subsidiair valt aan te merken. Het zal het Bureau en de Raad van Europa in staat stellen om nauw samen te werken om de bescherming van de grondrechten in Europa te versterken en om doublures in de respectieve werkzaamheden te voorkomen. De overeenkomst versterkt daarmee de legitimiteit van het Bureau.

Consequenties

Implicaties financieel
a. Consequenties EG-begroting: geen.
b. Financiële, consequenties (incl. personele) voor Rijksoverheid en / of decentrale overheden: geen
c. Financiële, consequenties (incl. personele) bedrijfsleven en burger: geen
d. Administratieve lasten voor Rijksoverheid, decentrale overheden en/ of bedrijfsleven en burger: geen

Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid: geen
b) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen en kaderbesluiten), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: De overeenkomst treedt in werking na ondertekening door de naar behoren gemachtigde vertegenwoordigers van de partijen. c) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling: De overeenkomst voorziet in een evaluatiemoment van de implementatie van de overeenkomst op een tijdstip niet later dan 31 december 2013.

Implicaties voor uitvoering en handhaving
Informatie over het inschakelen van nationale agentschappen, zelfstandige bestuursorganen e.d.
a) Uitvoerbaarheid: n.v.t.
b) Handhaafbaarheid: n.v.t.

Implicaties voor ontwikkelingslanden
a) Geen
b) Toelichting implicaties: n.v.t.

Nederlandse positie

Nederlandse belangen en eerste algemene standpunt: Nederland hecht al vanaf de onderhandelingen over de oprichtingsverordening van het Bureau veel belang aan de vermijding van overlap van activiteiten van het Bureau en die van de Raad van Europa. Daarnaast hecht Nederland aan synergie tussen beide organisaties. De overeenkomst zoals die thans is voorgelegd, garandeert dat. Daarbij zij opgemerkt dat de Nederlandse versie minder nauwkeurig en minder wenselijk is op twee punten, namelijk waar wordt gesproken over `zonodig `afstemming met de Raad van Europa in overweging 5 en in paragraaf 8 van de overeenkomst (in Engelse versie respectievelijk `where appropriate'en `where relevant'). Daarnaast ligt in paragraaf 13 - ten aanzien van de wijze van samenwerking - verwijzing naar het meerjarenprogramma in de rede. Nederland zal hierover met het EU Raadssecretariaat contact opnemen. Voorts regelt de overeenkomst op correcte wijze de aanwijzing door de Raad van Europa van een onafhankelijke persoon voor de Raad van Toezicht en het dagelijks bestuur van het Bureau.

* Ministerie van Buitenlandse Zaken

* Bezuidenhoutseweg 67

* Postbus 20061

* 2500 EB Den Haag

* Tel.: 070-3 486 486

* Fax: 070-3 484 848

* Internet: www.minbuza.nl