Steunpunt WAV


Arbeidsmarktflits

Vlaamse arbeidsmarkt terug op het goede spoor

2007-11-29

Sinds 2004 zit de Vlaamse economie weer in de lift. In 2006 overschreed de economische groei voor het eerst sinds het topjaar 2000 opnieuw de 3%-grens. In deze arbeidsmarktflits gaan we na in welke mate het positieve conjunctuurklimaat zich ook weerspiegelde op de Vlaamse arbeidsmarkt, en meer bepaald in de evolutie van de Vlaamse werkzaamheidsgraad. De werkzaamheidsgraad geeft het aandeel van de werkenden in de bevolking op arbeidsleeftijd (15-64 jaar). Om de meest actuele toestand in kaart te brengen, maken we gebruik van kwartaalgegevens uit de Enquête naar de Arbeidskrachten. Omdat kwartaalgegevens onderhevig zijn aan seizoens- en steekproefschommelingen drukken we de werkzaamheidsgraad uit in een trendreeks, aan de hand van een voortschrijdend gemiddelde van de meest recente vier kwartalen.

In het tweede kwartaal van 2007 bereikte het trendniveau van de Vlaamse werkzaamheidsgraad 65,8% (zie tabel). Hiermee nam Vlaanderen weer wat voorsprong op het gemiddelde van EU-25 (65,2%) na deze in 2006 te zijn kwijtgespeeld. De andere gewesten liepen met 56,6% in Wallonië en 53,9% in Brussel ver achter. België kwam zo in het tweede kwartaal van 2007 op een trendniveau van de werkzaamheidsgraad van 61,7%.

In de figuur en de tabel schetsen we het grillig verloop van de werkzaamheidsgraad in Vlaanderen tijdens de voorbije jaren. Na een daling eind 2003, begon de werkzaamheidsgraad in 2004 te stijgen. Het duurde echter tot eind 2006 - als gevolg van een nieuwe daling begin 2006 - alvorens de kaap van 65% bereikt werd. De sterke groei van de werkzaamheidsgraad vanaf het vierde kwartaal van 2006 maakt dat we anno 2007 iets dichter bij de Lissabondoelstelling van 70% werkenden tegen 2010 komen. De kans is echter uiterst klein dat Vlaanderen deze doelstelling ook effectief zal bereiken in 2010. De voorbije drie jaar (2e kwartaal 2004 - 2e kwartaal 2007) is het trendniveau van de Vlaamse werkzaamheidsgraad toegenomen met 2,1 procentpunten. Aan dat groeiritme halen we in 2010 in Vlaanderen `slechts' 67,9%.

Ook gemiddeld in EU-25 nam het trendniveau in de voorbije drie jaar met ongeveer 2 procentpunten toe (van 63% tot 65,2%). Deze groei zette in vanaf 2005 en verliep vrij stabiel. Op geen enkel moment daalde de gemiddelde werkzaamheid voor de 25 lidstaten van de Europese Unie.

Voor België lijkt de 70%-doelstelling nog een stuk verder weg dan voor Vlaanderen. Het trendniveau van de Belgische werkzaamheidsgraad kent hetzelfde verloop als in Vlaanderen, maar situeert zich op een lager niveau. Bovendien bleef de groei tijdens de voorbije drie jaar beperkt tot +1,6 procentpunt (van 60,1% tot 61,7%).

Ook het trendniveau van de werkzaamheidsgraad in Brussel en Wallonië kent een grillig verloop op een lager niveau dan in Vlaanderen. Opvallend is dat er zich in Brussel een daling voordeed tot in het eerste kwartaal van 2007. Dit werd enigszins gecompenseerd in het tweede kwartaal van 2007, al bereikte het trendniveau van de werkzaamheidsgraad er met 53,9% maar net het niveau van begin 2000.

De evolutie van de Vlaamse werkzaamheidsgraad zit terug op het goede spoor. In het Trendrapport Vlaamse arbeidsmarkt 2007 blijkt ook uit andere parameters dat de Vlaamse arbeidsmarkt anno 2007 in goeden doen is. Zo bereikt de werkloosheid stilaan opnieuw het lage niveau van 2000 en zet de uitzendactiviteit het jaar sterk in. Vanaf de zomer lijkt er echter enige aarzeling in de groeicijfers van uitzendarbeid. Aangezien uitzendarbeid een voorspellende waarde heeft voor de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, kan dit mogelijks de voorbode zijn van een zwakker presterende arbeidsmarkt in 2008.

Tabel. Trendniveau werkzaamheidsgraad (België en de gewesten, EU-25;
1^e kwartaal 2000 - 2^e kwartaal 2007)

(%)

Vlaanderen

Wallonië

Brussel

België

EU-25

2000/1

62,5

54,7

54,1

59,0

61,9

2000/2

63,1

55,1

54,4

59,5

62,0

2000/3

63,4

55,5

54,6

59,9

62,2

2000/4

63,5

55,9

55,0

60,1

62,3

2001/1

63,4

56,4

55,1

60,3

62,5

2001/2

63,2

56,1

54,9

60,1

62,6

2001/3

63,2

56,0

54,6

60,0

62,7

2001/4

63,4

55,4

53,9

59,9

62,8

2002/1

63,3

55,0

54,3

59,8

62,8

2002/2

63,4

55,0

53,8

59,8

62,8

2002/3

63,5

54,8

54,0

59,8

62,8

2002/4

63,5

54,9

54,5

59,9

62,8

2003/1

63,4

55,0

53,7

59,8

62,9

2003/2

63,3

54,8

54,0

59,7

62,9

2003/3

63,0

55,0

53,5

59,5

62,9

2003/4

62,9

55,4

53,2

59,6

63,0

2004/1

63,4

55,3

53,4

59,8

63,0

2004/2

63,7

55,5

54,0

60,1

63,0

2004/3

64,1

55,3

54,0

60,3

63,1

2004/4

64,3

55,1

54,1

60,3

63,1

2005/1

64,5

55,4

54,3

60,9

63,3

2005/2

64,8

55,5

53,9

61,0

63,4

2005/3

64,9

55,8

54,2

61,2

63,6

2005/4

64,9

56,1

54,8

61,1

63,8

2006/1

64,6

56,1

54,9

60,9

63,9

2006/2

64,4

56,0

54,6

60,7

64,2

2006/3

64,5

56,0

54,1

60,7

64,4

2006/4

65,0

56,1

53,4

61,0

64,7

2007/1

65,4

56,6

53,2

61,3

65,0

2007/2

65,8

56,6

53,9

61,7

65,2

Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek - EAK, Eurostat LFS
(bewerking Steunpunt WSE/Departement WSE)