Universiteit van Tilburg

15 november 2007

Flexwerk goede opstap naar vast werk, maar slecht beloond

Promotie arbeidseconoom Ronald Dekker over flexibele arbeid

Een tijdelijke baan kan een opstap betekenen naar een vaste baan, maar flexwerkers krijgen minder betaald en lopen meer risico werkloos te worden. Het lage loon werkt bovendien door in vast werk later. Dat zijn de belangrijkste conclusies van het onderzoek van de econoom Ronald Dekker, die op 30 promoveert aan de Universiteit van Tilburg.

Het aantal werknemers met een tijdelijke baan, een uitzendbaan of een kleine deeltijdbaan is de laatste decennia toegenomen. Maar zijn deze flexibele banen een opstap naar vast werk of een eindstation zonder perspectief? Zijn ze nuttig of problematisch? Die vraag stelt Ronald Dekker in het proefschrift waarop hij op 30 november promoveert. Hij vergeleek data over flexibele arbeid uit de periode 1991-2001 in Nederland, Duitsland en Groot-Brittannie. Zo keek hij naar de loopbanen van individuele werknemers en naar hun mobiliteit op de arbeidsmarkt. Uit Dekkers onderzoek blijkt dat 25% van de werknemers met een flexibele baan binnen een jaar doorstroomt naar vast werk. De flexibele baan fungeert dus vaak als opstap naar een vaste baan. Bovendien wordt de kans op een vaste baan over het algemeen niet belemmerd door een flexibel arbeidsverleden. Wel is die kans afhankelijk van leeftijd, sekse en burgerlijke staat: hele jonge en oudere werknemers en getrouwde vrouwen stromen minder snel door naar een vaste baan. Een nadeel van flexibel werk is echter dat het minder goed betaald wordt dan vast werk. Eerdere ervaring in een flexibele baan werkt bovendien nog lang negatief door op het loon. Flexibel werk is in dit opzicht zelfs vergelijkbaar met en periode van werkloosheid, stelt Dekker. Daarnaast lopen werknemers met een tijdelijke baan meer risico om werkloos te worden, zonder dat dat wordt gecompenseerd door een kortere werkloosheidsduur. Volgens de promovendus is het verder opvallend dat grote verschillen tussen de arbeidsmarktinstituties in Nederland, Duitsland en Groot-Brittannie zich niet vertalen in grote verschillen in de mobiliteit van individuele werknemers in die landen. De onderzoeker concludeert dat het nog verder stimuleren van flexibele arbeid in Nederland niet noodzakelijk leidt tot beter functioneren van de arbeidsmarkt. Een goed ontwikkeld flexibel deel van de arbeidsmarkt verbetert de kansen van werklozen, maar er zijn negatieve effecten op de beloning en baanzekerheid van werknemers, ook op langere termijn. Het arbeidsmarktbeleid zou erop gericht moeten zijn om de inhoud van flexibel werk te verbeteren en de doorstroom naar vast werk te vergroten. Op die manier worden de negatieve gevolgen voor individuele werknemers beperkt.

Ronald Dekker (1969, Spijkenisse) studeerde algemene econometrie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en verrichtte zijn promotieonderzoek bij het departement Sociologie van de Faculteit Sociale Wetenschappen. Sinds 2001 is hij als universitair docent verbonden aan de Technische Universiteit Delft.