Raad van State


Zaaknummer: 200706350/2
Publicatie datum: donderdag 6 december 2007
Tegen: het college van gedeputeerde staten van Overijssel Proceduresoort: Voorlopige voorziening
Rechtsgebied: Kamer 1 - RO - Overijssel

---

200706350/2.
Datum uitspraak: 6 december 2007

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

, wonend te ,

en

het college van gedeputeerde staten van Overijssel, verweerder.


1. Procesverloop

Bij besluit van 21 november 2006, nr. 06.035.0074, heeft de gemeenteraad van Twenterand het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Almeloseweg-Oost" vastgesteld.

Verweerder heeft bij zijn besluit van 10 juli 2007, kenmerk 2007/0456875, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.

Tegen dit besluit hebben onder meer verzoekers bij brief van 4 september 2007, bij de Raad van State ingekomen op 5 september 2007, beroep ingesteld. Bij brief van 5 september 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 november 2007, waar verzoekers, in persoon en bijgestaan door mr. F.F. Scheffer, advocaat te Zutphen, en verweerder, vertegenwoordigd door drs. G. Rooks, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord de gemeenteraad van Twenterand, vertegenwoordigd door J. Schepers en J.J.W. Zander.


2. Overwegingen

2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.2. Het plan voorziet in de aanleg van een bedrijventerrein met een bruto oppervlakte van ongeveer 22 hectare tussen de Almeloseweg en de rijksweg N36 in Vriezenveen. Een doorgaande ontsluitingsweg, die de Almeloseweg met de Oosterweilandweg verbindt, maakt deel uit van het plan.

2.3. Verzoekers zijn van mening dat verweerder het plan ten onrechte deels heeft goedgekeurd. Volgens hen heeft ontwikkeling van een bedrijventerrein aan de oostzijde van de N36 de voorkeur. Zolang er geen besluit is genomen over verkeersluwe inrichting van de Almeloseweg zal het plan volgens verzoekers leiden tot verkeersoverlast. Voorts heeft verweerder, nu hij deels goedkeuring aan het plan heeft onthouden vanwege onaanvaardbare geluidsbelasting voor de voorziene bedrijfswoningen, de verwachte geluidsbelasting voor de bestaande woningen naar hun mening ten onrechte niet als onaanvaardbaar aangemerkt. Verder voeren zij aan dat een integrale visie op de ontwikkeling van bedrijventerreinen in de regio ontbreekt, en dat geen behoefte bestaat aan dit bedrijventerrein. Voorts is het besluit van verweerder volgens verzoekers innerlijk tegenstrijdig, doordat enerzijds goedkeuring wordt onthouden aan bebouwing binnen 20 meter van de aardgasleiding terwijl het besluit anderzijds vermeldt dat de leiding conform de daarvoor geldende circulaire is genormeerd. Verzoekers betogen voorts dat ten onrechte geen inrichtingsplan voor de in het plan opgenomen groenvoorzieningen is opgesteld, en dat realisering van de bestemming "Groenvoorzieningen" en het voorschrift dat de betrokken gronden voor minimaal 75% met opgaand groen moeten worden ingericht niet kunnen worden afgedwongen. Verder is verweerder naar de mening van verzoekers ten onrechte voorbijgegaan aan de verkeersaantrekkende werking van de voorziene horeca. Ten slotte voeren zij aan dat de aansluiting op de Almeloseweg zal leiden tot lichthinder voor de daar gelegen woningen.

2.4. Voorafgaand aan de vaststelling van het plan is door BVA onderzoek verricht, gedateerd 30 mei 2007, naar de akoestische gevolgen die het plan zal hebben. Anders dan verzoekers stellen is het feit dat in dit onderzoek de gevolgen voor de voorziene bedrijfswoningen niet zijn betrokken voor verweerder de aanleiding geweest om in zoverre aan het plan goedkeuring te onthouden. De gevolgen voor de bestaande woningen aan de Almeloseweg zijn daarentegen wel onderzocht, zodat verweerder hierin geen aanleiding heeft hoeven zien om in zoverre goedkeuring aan het plan te onthouden. Uit het onderzoek blijkt dat het verschil in geluidsbelasting voor een aantal van de bestaande woningen aan de Almeloseweg tussen 2005 en 2016, uitgaande van realisatie van het plan, ten hoogste 1,4 dB(A) bedraagt, terwijl voor het merendeel van de bestaande woningen sprake zal zijn van een afname van de geluidsbelasting.

Voor zover de door verzoekers verwachte verkeershinder geen betrekking heeft op toename van geluidsbelasting overweegt de Voorzitter dat in de plantoelichting is vermeld dat het betrokken deel van de Almeloseweg als 30 km-weg zal worden ingericht. Ter zitting is dat namens de gemeenteraad bevestigd.

2.5. Met betrekking tot het ontbreken van een integrale visie heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het plan past in de gemeentelijke structuurvisie en in de visie die in voorbereiding is voor het gebied tussen Almelo en Vriezenveen. Ter zitting is namens verweerder opgemerkt dat ook het streekplan ruimte biedt voor lokale bedrijventerreinen zoals het onderhavige. Voorts blijkt uit de plantoelichting dat in Vriezenveen in de periode tot 2016 behoefte is aan ongeveer 20 hectare netto uitgeefbaar bedrijventerrein, terwijl op
1 januari 2006 nog slechts 1,1 hectare beschikbaar was. Verzoekers hebben niet aannemelijk gemaakt dat deze gegevens niet juist zijn.


2.6. Verweerder heeft goedkeuring onthouden aan een gebied aan weerszijden van de in het plangebied lopende gasleiding tot een afstand van 20 meter, voor zover daarbinnen bebouwing is toegestaan. Daarbij heeft hij verwezen naar de circulaire "Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen" van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer uit 1984. Ingevolge onderdeel 5.2.1 van deze circulaire dient het streven erop gericht te zijn dat ten minste de toetsingsafstand wordt aangehouden tussen de leiding en woonbebouwing of een bijzonder object, waaronder ook bedrijfsbebouwing wordt verstaan. De toetsingsafstand bedraagt ingevolge onderdeel 2.1 van de circulaire in dit geval 20 meter. Ingevolge onderdeel 5.2.2 van de circulaire kunnen planologische, technische en economische belangen echter leiden tot een bebouwingsafstand die kleiner is dan de toetsingsafstand. De bebouwingsafstand bedraagt voor een leiding als hier aan de orde minimaal 4 meter. Uitgaande van deze laatste afstand is in het plan, zoals dat door de gemeenteraad is vastgesteld, een bebouwingsvrije zone opgenomen. Op grond daarvan heeft verweerder zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat het plan op dit punt niet in strijd is met de circulaire. De gedeeltelijke onthouding van goedkeuring is echter gebaseerd op het ontbreken van een voldoende motivering voor de afwijking van de toetsingsafstand van 20 meter. Gelet daarop ziet de Voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit op dit punt innerlijk tegenstrijdig is.

2.7. Met betrekking tot het ontbreken van een inrichtingsplan voor de gronden die zijn aangewezen voor "Groenvoorzieningen" overweegt de Voorzitter dat er geen wettelijke bepaling bestaat die een dergelijk inrichtingsplan voorschrijft. Ingevolge artikel 6 van de planvoorschriften dienen de gronden waarop de bestemming "Groenvoorzieningen" rust voor minimaal 75% te worden ingericht met opgaande groenvoorzieningen. Afwijkend gebruik van de betrokken gronden is verboden, en tegen zodanig gebruik kan handhavend worden opgetreden. Verder is ter zitting gebleken dat de betrokken gronden eigendom zijn van de gemeente en is namens de gemeenteraad toegezegd dat inrichting van de strook zal plaatsvinden in overleg met de omwonenden.

2.8. Met betrekking tot mogelijke overlast door de in het plan voorziene horeca overweegt de Voorzitter dat ten behoeve van het plan door BVA een onderzoek, gedateerd 30 mei 2007, is uitgevoerd naar mogelijke geluidhinder door wegverkeer als gevolg van de uitvoering van het plan. Verzoekers hebben niet aannemelijk gemaakt dat de verkeerstoename als gevolg van de in het plan voorziene horeca niet, of op onjuiste wijze, in dat onderzoek is betrokken. Ook is niet aannemelijk gemaakt dat de voorziene horeca, die volgens de planvoorschriften kleinschalig van karakter moet zijn, zal leiden tot een zodanige verkeerstoename dat verweerder daaraan een doorslaggevend gewicht had moeten toekennen. Voorts is in het bestreden besluit aangesloten bij de afstanden die in de "VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering" aanvaardbaar worden geacht om overlast van horecavoorzieningen te voorkomen.

2.9. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat de invloed van het naar binnen schijnende strijklicht bij de aansluiting van de nieuw aan te leggen weg op de woning aan de Almeloseweg wordt verminderd door de aanwezige openbare verlichting en door bestaande of aan te brengen beplanting, en dat er ruimte is voor maatwerkoplossingen. De Voorzitter acht dit standpunt niet onredelijk, gelet op de afstand van de voorziene aansluiting tot de betrokken woningen en de voorgenomen vormgeving van de aansluiting, zoals die blijkt uit de plantoelichting en ter zitting door de gemeenteraad overgelegde schetsen. Uit de schetsen blijkt dat ter plaatse van de aansluiting ruimte is voor de aanleg van voorzieningen die lichthinder tegengaan, zoals beplanting of een aarden wal.

2.10. Met betrekking tot de keuze voor het gebied aan de westkant van de N36 als locatie voor de ontwikkeling van een bedrijventerrein overweegt de Voorzitter dat het bestaan van alternatieven op zichzelf geen grond kan vormen voor het onthouden van goedkeuring aan het bestemmingsplan. Het karakter van de besluitvorming omtrent de goedkeuring brengt immers mee dat alternatieven daarbij in beginsel eerst aan de orde behoeven te komen indien blijkt van ernstige bezwaren tegen het voorgestane gebruik waarop het plan ziet. Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat deze situatie zich in dit geval niet voordoet.

2.11. Gelet op het vorenstaande bestaat er geen grond om het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening toe te wijzen.

2.12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.


3. Beslissing

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, ambtenaar van Staat.

w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Broekman
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 6 december 2007

12-568.