Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Wetgevingsoverleg Mediabegroting 2008

Beantwoording openstaande vragen

Vragen over de landelijke publieke omroep, periode 2007-2010 Begroting
Het lid van de CDA-fractie vroeg welke consequenties de beperking van alcoholreclame heeft voor de STER-inkomsten.
In de prognoses van de Ster over 2009 en 2010 zijn de eventuele gevolgen van deze maatregel niet meegenomen. De prognose volgt alleen de verwachte groei van de totale reclamemarkt en de fluctuatie van jaren met evenementen en jaren zonder evenementen. Het is dus mogelijk dat de prognoses voor 2009 en 2010 volgend jaar naar beneden bijgesteld moeten worden. Dit wordt jaarlijks bekeken.
Het lid van de PVV-fractie vroeg hoe het kan dat de verwachte Sterinkomsten in 2008 laag zijn, ondanks het feit dat 2008 een evenementenjaar is.
De verklaring ligt met name in de structurele daling van de reclame-inkomsten. Dit is mede het gevolg van het strenge reclameregime voor de publieke omroep. Anders dan de commerciële omroepen mag de publieke omroep allerlei nieuwere reclamevormen niet uitzenden (programma-onderbrekende reclame, sponsoring, non-spot reclame). De verwachte inkomsten in 2008 zijn daarom voorzichtig ingeschat.
Het lid van de VVD-fractie informeerde of de publieke omroep doelmatiger kan werken. De Algemene Rekenkamer onderzoekt momenteel op verzoek van de Kamer onder meer de doelmatigheid van de publieke omroep. Ik wacht de resultaten hiervan in september volgend jaar met belangstelling af. Overigens heeft de raad van bestuur van de publieke omroep de taak om de doelmatigheid van de publieke omroep te bevorderen. Hij kan aanwijzingen geven en doet dat ook. Het lid van de VVD-fractie vroeg ook naar de stand van zaken rond de (ad-hoc) staatssteunkwestie. Begin deze week heeft de Europese Commissie een verzoek om nadere inlichtingen ingediend. Ik zal deze verstrekken en verwacht dat de zaak begin volgend jaar afgerond kan zijn. Tenslotte informeerde het lid van de VVD-fractie of de personele taakstelling bij de publieke omroep verbonden is aan die van het Rijk. ZBO's krijgen een taakstelling van 10%; 5% om efficiënter te werken en 5% taakstelling. Voor de NOS als part-time ZBO is deze berekend voor het bestuurlijke deel van de organisatie.
Programmering
Het lid van de SP-fractie wilde weten hoe hard de prestatieovereenkomst is en hoe ver hij gaat. De overeenkomst die de raad van bestuur en ik hebben gesloten is geldig tijdens de laatste drie jaren van de huidige concessieperiode: van januari 2008 tot en met augustus 2010. Wij gaan de komende jaren ervaring opdoen met dit instrument dat gebaseerd is op de bestaande Mediawet. Ondertussen blijven de programmavoorschriften van kracht, tot de eerstvolgende wijziging van de Mediawet: dan vervallen ze. In de volgende prestatieovereenkomst die ik in 2010 wil afsluiten, zullen ook sancties
---

worden opgenomen. De prestatieovereenkomst gaat niet gedetailleerd sturen in de programmering. De publieke omroep blijft redactioneel onafhankelijk en gevrijwaard van directe overheidsbemoeienis. Het lid van de VVD-fractie vroeg of het logisch is om themakanalen radio te lanceren zolang er schaarste is aan frequenties.
De themakanalen van de landelijke publieke omroep worden niet uitgezonden via de ether, waarvan de schaarse frequenties zijn verdeeld in 2003. Ze worden uitgezonden via internet en eventueel via andere infrastructuren zoals bijvoorbeeld de (digitale) kabel en satelliet. Hier is geen sprake van schaarste, of aanzienlijk minder. Wel vind ik dat de publieke omroep een afgewogen aanbod aan themakanalen moet bieden. Mede daarom heb ik de omroep gevraagd om een betere onderbouwing van de voorgenomen zestien thematische radiokanalen.

Diversiteit
Het lid van de VVD-fractie vroeg om nadere uitleg over het diversiteitsbeleid van de landelijke publieke omroep, één van zijn speerpunten.
De publieke omroep stelt in zijn meerjarenbegroting dat het vanzelfsprekend is dat zijn programma's de culturele diversiteit van Nederland weerspiegelen. Niet alleen in etnische zin, maar ook langs andere assen, zoals die van leeftijd, regio, wereldoriëntatie en levensbeschouwing. Komend voorjaar stuur ik een brief naar de Tweede Kamer met mijn opvattingen over media en minderhedenbeleid. Het lid van de PVV-fractie was benieuwd naar de luistercijfers van FunX. De multiculturele radiozender FunX is één van de best beluisterde lokale radiostations in de Randstad. Het weekbereik in de randstedelijke groep jongeren van 15 tot 24 jaar is 37% (bureau Interview-NSS, mei 2007).
Het lid van de PvdA-fractie informeerde naar de stand van zaken rond de ondertiteling van programma's voor doven en slechthorenden.
Ik verwacht dat de publieke omroep de stijgende lijn van de afgelopen jaren voortzet. Wat de commerciële omroepen betreft, deze hebben nu echt een start gemaakt. Het Commissariaat voor de Media zal jaarlijks te rapporteren over naleving van de wet op dit punt. Eind van dit jaar wordt voor het eerst gemeten en de resultaten verwacht ik in de loop van komend jaar.

Coproducties
Het lid van de SP-fractie vraagt naar de onafhankelijkheid van programmamakers wanneer de overheid een sponsorbijdrage levert (coproducties), en naar het aandeel van de publieke omroep in de bestede middelen door de overheid.
De regering heeft zijn beleid ten aanzien van coproducties nog eens uiteengezet in de beantwoording van vragen van uw Kamer (kamerstukken II, 2006-2007, 30 800 III, nr 16). Algemeen uitgangspunt voor de overheidsvoorlichting is dat het gaat over aanvaard beleid. Bij de publieke omroep is de onafhankelijk van de programmamakers vastgelegd in een gedragscode. Die stelt: "Co-financiers wordt geen enkele redactionele zeggenschap over de programma's toegestaan." Jaarlijks verantwoorden de omroepen zich schriftelijk per coproductie over de uitvoering van deze gedragscode. De rijksoverheid heeft in 2005 minder dan 40% van de ruim 7 mln voor coproducties besteed bij de publieke omroep.


---

Onderscheid tussen hoofdtaken en neventaken
Het lid van de VVD-fractie vroeg of het verstandig is om geen onderscheid meer te maken tussen hoofd- en neventaken en of daardoor kruissubsidiëring mogelijk wordt. Het kabinet vindt het belangrijk dat het publieke aanbod voor mensen `altijd en overal' beschikbaar is. In het digitale tijdperk horen themakanalen, websites en audiovisuele diensten als Uitzending Gemist onlosmakelijk bij de publieke taak. Dat moet duidelijk zijn en daarom zal het kabinet in de multimediawet het onderscheid tussen hoofd- en neventaken schrappen. Tegelijk moet de overheid greep houden op wat de publieke omroep doet, ook om te voldoen aan Europese regels. Dat vereist nieuwe procedures en ook die komen in de wet. De publieke omroep krijgt straks elke vijf jaar goedkeuring voor zijn totale pakket. Tussentijds bijstellen is mogelijk bij de jaarlijkse begroting. Alle goedgekeurde activiteiten, waaronder ook nieuwe diensten, mag de publieke omroep bekostigen uit publieke middelen. Wat dat betreft verandert er niets, want dit geldt nu ook al voor neventaken. Van kruissubsidiëring is pas sprake wanneer de publieke omroep zelfstandige commerciële activiteiten met een winstoogmerk zou bekostigen uit publieke middelen. Dit is niet toegestaan.

Vragen over de toekomst van de landelijke publieke omroep, 2010 en verder

Het programmaversterkingsbudget
De leden van fracties van de ChristenUnie en het CDA vroegen waarom het programmaversterkings- budget bij de raad van bestuur stijgt van 25% naar 30%. Het kabinet doet dit om meer vrij geld in het systeem te brengen. Dat geld is niet voor de raad van bestuur, die verdeelt het slechts. Het geld is voor omroepen die zich extra inspannen om bijzondere programma's te ontwikkelen of te produceren. Ten eerste zijn er veel programma's die het budget van één omroep te boven gaan. Denk aan een grote dramaserie of een dagelijks terugkerende talkshow. Omroepen die dat op zich nemen, moeten daarvoor extra geld kunnen krijgen. Ten tweede is vrij geld nodig voor pluriformiteit. De optelsom van omroepen dekt niet automatisch alle smaken en gezindten. Met het vrije geld kunnen omroepen in een gat springen en bijdragen aan de pluriformiteit van het geheel, ook als het hen niet direct nieuwe leden oplevert. Ten derde is vrij geld nodig als tweede financieringsbron voor de omroepverenigingen voor hun positie binnen het bestel. Wanneer zij leden verliezen en dus vast budget, kunnen zij dat compenseren door een groter aandeel te verwerven in het programmaversterkingsbudget. Omroepverenigingen worden zo beloond voor maatschappelijke binding én voor programmatische prestaties en specialisatie, en zij kunnen zelf kiezen waarop ze het meeste inzetten.
Over de hoogte van het programmaversterkingsbudget valt te twisten. Het kabinet heeft een afweging gemaakt. Het kabinet wil dat er ruimte is voor omroepen om iets extra's te doen voor het geheel en wil hen tegelijk vaste grond onder de voeten bieden. Daarom blijft 70% van de programmabudgetten beschikbaar als vast budget.


---

Glijdende schaal en ledenjacht
In het debat heb ik aangegeven dat ik hecht aan de glijdende schaal. In de eerste plaats heeft ledenverlies dan geleidelijke en beperkte invloed in plaats van abrupte en grote consequenties voor de positie van een omroep. Ik teken daarbij aan dat als de trend zich voortzet enige omroepen dicht in de buurt van de grens komen waar het verlies van een lid circa 15 miljoen euro kan `kosten' (verlies van de A-status), hetgeen tot een dramatische ledenjacht zou kunnen leiden. De gedachte om de bovengrens van 500.000 te verlagen naar 400.000 leden heb, gehoord de beraadslaging in uw Kamer, overgenomen. De suggestie van een verlaging van de ondergrens naar 50.000 leden is mijns inziens destructief voor het systeem en beslist onwenselijk.

Het budget voor de afzonderlijke omroepen
Meerdere fracties hebben gevraagd welke gevolgen de glijdende schaal heeft voor het budget van omroepverenigingen en wat er gebeurt met het budget van de taakorganisaties. Hieronder zet ik eerst nog eens de principes voor de verdeling van het budget uiteen, gevolgd door een indicatie van het vaste budget per omroep.

Verdeling 70-30%

· Het totale budget van de landelijke omroep wordt in 2008 verhoogd met 50 miljoen en conform het coalitieakkoord in 2011 tot indicatief 100 miljoen.
· Van het totale budget is 70% bestemd als vast budget voor de omroepinstellingen en 30% bestemd voor de versterking van de programmering door de raad van bestuur, waaruit de omroepen een variabel deel verwerven afhankelijk van hun programmatische bijdrage. Het budget voor Nederlands drama ( 15 miljoen) is apart gereserveerd.

In de tabel op de volgende pagina is aangegeven hoe de verdeling volgens deze uitgangspunten uitwerkt.


---

Verdeling programmabudget* landelijke publieke omroep vanaf 2011

Verdeling 100 miljoen: 15 miljoen gereserveerd voor Nederlands drama, 42,5 miljoen naar alle omroepen (incl. taakorganisaties) en 42,5 miljoen naar programmaversterkingsbudget.

in miljoen Huidig Nieuw

Vast budget
Basisbudget omroepverenigingen 225,8 125,6 Ledenbudget omroepverenigingen - 125,9 Budget taakorganisaties 146,4 163,2 Budget 39f-instellingen 19,6 19,6

Totaal vast budget 391,8 434,3 75% 70%

Programmaversterkingsbudget
Programmaversterking 130,6 173,1 Budget voor Nederlands drama - 15,0 Totaal programmaversterkingsbudget 130,6 188,1 25% 30%

Totaal budget 522,4 622,4 100% 100%
* Exclusief budget voor nieuwe diensten en uitvoering van de taken voor de landelijke publieke omroep door de Raad van Bestuur Publieke Omroep.

Basisbudget en ledenbudget voor omroepverenigingen
· Het onderscheid tussen A- en B-omroepen wordt afgeschaft. Daarvoor in de plaats krijgt elke omroep voor de duur van zijn erkenning, 5 jaar, een vast budget dat bestaat uit een basisbudget en een ledenbudget.

· Het basisbudget is voor elke erkende omroepvereniging gelijk en bedraagt zo'n 14,6 miljoen. Dit bedrag is afhankelijk van het aantal erkende omroepverenigingen en aspirant- omroepverenigingen.

· Daarboven krijgen omroepverenigingen een ledenbudget dat afhangt van het aantal leden dat een omroepvereniging heeft bij de start van de nieuwe erkenningsperiode (2010-2015). De verdeling is op basis van een glijdende schaal. Het aandeel ­ op basis van zijn ledental ­ van een omroep in het totale aantal leden bepaalt de hoogte van het budget.

Geen wijzigingen voor aspirant-omroepverenigingen en 39f-organisaties
· De status van aspirant-omroepverenigingen blijft bestaan. Omdat zij zich nog moeten bewijzen, krijgen zij net als nu alleen een basisbudget: 4,4 miljoen per aspirant.
---


· Ook de kleine kerkelijke en levensbeschouwelijke zendgemachtigden (artikel 39f van de Mediawet) behouden het huidige budget van in totaal 19,6 miljoen. De bestedingen per zendgemachtigde hangen af van de uren toegewezen zendtijd en die zullen naar verwachting niet drastisch wijzigen.

Taakorganisaties (NOS, NPS en Educom) hebben basisbudget en delen mee in programmaversterkingsbudget

· Het budget van de taakorganisaties deelt naar rato mee in de verhoging van de rijksbijdrage.
· De taakorganisaties zijn zeker van een basisbudget dat voor hen bestemd is. Zij gaan straks allemaal volledig meedraaien in de verdelingssystematiek van het programmaversterkingsbudget. Bij de NPS gaat dit nu ook al zo, voor NOS RTV en Educom is dit nieuw.

Financiële uitwerking
De onderstaande tabel geeft een indicatie van het vaste budget per omroep (aandeel in de 70%), uitgaand van de ledentallen bij de laatste telling in 2004. Het extra budget uit het coalitieakkoord is verdisconteerd in de bedragen. De definitieve bedragen voor de omroepverenigingen in 2010 zullen uiteraard afhangen van de ledentelling in 2009, het aantal erkenningen en het aantal aspiranten. De toekomst van LLiNK en Max is onbekend, daarom zijn deze omroepen als aspirant opgenomen.

Huidig vast Budget bij een glijdende schaal Toename van het budget met maximaal vaste budget (=2007) 400.000 leden

in miljoen

Omroepverenigingen (Inclusief 14,6 basisbudget) AVRO 29,0 31,5 2,5 BNN 14,2 23,9 9,7 EO 29,0 31,7 2,7 KRO 29,0 31,7 2,7 NCRV 29,0 30,3 1,3 TROS 29,0 31,7 2,7 VARA 29,0 31,7 2,7 VPRO 29,0 30,2 1,2 Aspirant-verenigingen
LLiNK 4,3 4,4 0,1 MAX 4,3 4,4 0,1 Totaal verenigingen 225,8 251,5 25,7

Taakorganisaties vast budget EDUCOM 18,9 21,0 2,1 NOS RTV 98,6 110,0 11,4 NPS 28,9 32,2 3,3 Totaal taakorganisaties 146,4 163,2 16,8

Totaal 372,2 414,7 42,5


---

Vragen over de regionale en lokale publieke omroep

Diverse fracties stelden vragen over de positie van de lokale en regionale omroep, onder meer naar mijn visie op de regionale en lokale omroep in het kader van het brede mediabeleid. Breed mediabeleid betekent in feite: technologie-onafhankelijk mediabeleid, zoals uiteengezet in de kabinetsreactie op het meest recente WRR-advies over het mediabeleid, Focus op Functies (2005). De multimediawet, die ik begin 2008 naar uw Kamer hoop te sturen, maakt dit beleid mogelijk, ook voor lokale en regionale omroep. De publieke taak verandert immers niet met de reikwijdte van de omroep en geldt zowel voor de lokale, de regionale en landelijke omroep. Uiteraard zijn er wel verschillen in de omvang ervan, het niveau van invulling, de financiering en de beleidsmatige aansturing, die zoals u weet gedecentraliseerd is op grond van het subsidiariteitsprincipe. De regionale publieke omroep heeft eigen financieringsbronnen. De verantwoordelijkheid voor de financiën van deze omroepen met budget en al gedecentraliseerd naar de provincie. Indien de regionale omroep door de eigen provincie onvoldoende gesteund wordt dient hij zich tot de provincie te wenden. Het amendement van de VVD om de regionale omroep te compenseren uit de mediabegroting, ontraad ik dan ook met klem.
Het lijkt me overigens goed u te melden dat in de jaren voor de overdracht van het budget van de regionale omroepen naar het provinciefonds in 2006, zij buiten schot zijn gelaten bij de taakstelling uit het regeerakkoord Balkenende I en II in 2002 en 2003. Financiële ruimte om vanuit de mediabegroting bij te dragen aan de noden van de regionale en lokale publieke omroep, heb ik bovendien niet. De extra 50 miljoen voor de landelijke publieke omroep zijn mede bedoeld ter dekking van de structurele tekorten als gevolg van onder meer teruglopende reclame-inkomsten in de afgelopen jaren. Het lid van de CDA-fractie heeft het voorstel gedaan om de regionale omroepen deel te laten nemen aan het programmaversterkingsbudget.
Dit vind ik een sympathiek voorstel, maar het is in de praktijk niet nodig. De regionale omroepen hebben al een zakelijke relatie met de landelijke publieke omroep doordat zij programma's aan hen verkopen, die uit het programmaversterkingsbudget worden gefinancierd (bijvoorbeeld de regionale dramaseries). Deze samenwerking juich ik zeer toe.

Positie regionale omroep
De komende tijd staat de positie van de regionale omroep op diverse bestuursniveaus op de agenda. In 2008 evalueert het Commissariaat voor de Media de overdracht van de financiering van de regionale omroep naar de provincies per 1 januari 2006. IPO en ROOS laten nu een verkenning uitvoeren naar kwalitatief hoogwaardige programmering bij de regionale omroep. Ik stel voor dat betrokken partijen de resultaten van de verkenning en de evaluatie afwachten. Vervolgens kunnen zij met elkaar het gesprek over de regionale omroep voortzetten. Ik stel me zo voor dat in dat gesprek ook de gemaakte afspraken over verantwoordelijkheidsverdeling tussen Rijk en provincies uit 2004 kunnen worden verduidelijkt. Ik zal ­ op verzoek van het lid van de VVD-fractie ­ in mijn periodiek overleg met het Interprovinciaal Overleg de positie van de regionale omroep aan de orde stellen.


---

Vragen over de distributie van media

Programmaraden
De leden van de fracties van het CDA, de PvdA en de ChristenUnie stelden vragen over de invloed van kijkers en luisteraars op de samenstelling van het kabelpakket. In antwoord daarop heb ik opgemerkt dat daarvoor nu programmaraden bestaan, maar dat hun invloed afneemt en dat ik daarom naar een alternatief zoek. Graag neem ik in deze brief de gelegenheid wat langer bij de problematiek stil te staan.
Via de media informeren mensen zich over de wereld, wisselen zij opvattingen uit en geven zij vorm aan cultuur. Daarom is het belangrijk dat alle burgers een gevarieerd mediamenu onder handbereik hebben. Voor de distributie van radio en televisie betekent dit in essentie dat de overheid waakt over de toegang tot distributienetwerken, voor makers en gebruikers. Voor radio is vooral toegang tot de ether belangrijk, voor televisie is kabel nog altijd het dominante netwerk. Deskundigen verwachten dat alternatieven als digitale ether, satelliet en IPTV de komende jaren beperkt voor concurrentie zorgen. De machtspositie van kabelbedrijven wordt nog versterkt doordat zij monopolist zijn in hun regio en er in heel Nederland nog maar twee grote internationale kabelbedrijven over zijn, naast een aantal lokale kleinere kabelbedrijven. Tegen die achtergrond zal het kabinet door wet- en regelgeving voor de kabel de belangen van burgers én omroepen blijven beschermen. In Nederland adviseren sinds de jaren negentig programmaraden over de samenstelling van het basispakket op de kabel. De programmaraden doen goed werk, maar hun invloed neemt af. Daarvoor zijn drie oorzaken. Ten eerste adviseert de programmaraad in feite alleen over het analoge pakket en niet over de digitale pakketten die nu in opkomst zijn. Ten tweede adviseert de programmaraad binnen het analoge televisieprogrammapakket uiteindelijk maar over 8 van de gemiddeld 32 kanalen. Weliswaar adviseert de programmaraad volgens de Mediawet over 15 kanalen, maar daarvan zijn al 7 voorgeschreven voor landelijke, regionale en lokale publieke omroepen (inclusief 2 kanalen van de Nederlandstalige Belgische publieke omroep). Ten derde kunnen omroepen en kabelbedrijven onderling afspreken een zender niet op te nemen in het basispakket. Sinds een uitspraak van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in de zogenoemde Bollenstreekzaak, kan een advies van de programmaraad dit niet verhinderen.
Er is, kortom, reden om op zoek te gaan naar een alternatief voor het programmaradenmodel. Als alternatief heb ik het co-reguleringsmodel voorgesteld. Kabelbedrijven worden in de Mediawet verplicht tot marktonderzoek, het instellen van een klantenpanel en voorlichting aan de klanten en het Commissariaat controleert de naleving daarvan. Vandaar de term `co-regulering': een combinatie van wetgeving en zelfregulering. Een voordeel van dit systeem is dat burgers ook invloed krijgen op het digitale programmapakket. Verder leidt het tot lastenverlichting voor de kabelbedrijven die geen programmaraden meer hoeven te onderhouden en voor omroepen die hun zender niet meer hoeven te presenteren aan programmaraden. Na langdurig onderhandelen is er met de kabelsector overeenstemming over dit model bereikt. Ook de Consumentenbond en de VNG hebben daarmee ingestemd.
In het kamerdebat van 26 november bemerkte ik dat een aantal fracties aarzelt over de merites van het co-reguleringsmodel. Zij zouden in elk geval ook willen weten of het mogelijk is de positie van programmaraden te versterken. Naar aanleiding daarvan heb ik de bepaling over het co-
---

reguleringsmodel uit het wetsvoorstel voor de Multimediawet gehaald. Dat geeft mij de mogelijkheid om de voor- en nadelen van de verschillende modellen nog eens op een rij te zetten en nadere vragen van uw Kamer te beantwoorden. Ik kom op dit onderwerp terug in de brief over omroepdistributie die de Tweede Kamer volgend voorjaar krijgt. Deze brief schrijf ik samen met de staatssecretaris van Economische Zaken.

Digitale distributie lokale en regionale omroep
De leden van de fracties van het CDA en de PvdA stelden eveneens vragen over de digitale distributie van de lokale en regionale omroep.
Ook dit is onderwerp van bovengenoemde brief over omroepdistributie. Hierbij geef ik u alvast een schets van de stand van zaken. De meeste kabelmaatschappijen geven in hun digitale pakketten al meerdere regionale omroepen door. Dat is mooi. Voor de lokale omroep ligt dit anders. Er moest onderzoek gedaan worden naar de kosten van digitale doorgifte. Inmiddels hebben Essent en UPC dit onderzoek gedaan. De uitkomsten zijn hoopvol: het netwerk van de grote kabelbedrijven kan vrij goedkoop omgebouwd worden. Er is nog wel één onduidelijkheid: wie betaalt extra kosten voor de honderden lokale omroepen? Mijn ambtenaren zijn bezig met de kabel en de lokale omroep een oplossing te zoeken. Daarnaast zal ik in de Multimediawet een overgangsbepaling opnemen om toegang van de lokale omroep tot de digitale kabel eerder te regelen. Over het onderwerp digitale radio en de TDAB frequenties spreek ik in december met u samen met de staatssecretaris van Economische Zaken. Ik wil daar niet op vooruitlopen.

Vragen in de sfeer van media-educatie, jeugd, geweld en media

Media-expertisecentrum
Begin 2008 zal ik een brief aan de Tweede Kamer sturen over media-educatie en het media- expertisecentrum. Hierin zal ik functie, opzet en inrichting van het media-expertisecentrum uitvoerig uiteenzetten. De vragen die hierover gesteld zijn tijdens het debat zal ik verwerken in de brief. Zo heeft het lid van de SP-fractie vragen gesteld over hoe het media-expertisecentrum precies gaat functioneren, wie er deel van uitmaken en welk mandaat het krijgt. Ook is zowel door het lid van de SP- fractie als het lid van de CDA-fractie gevraagd naar de positie van het media-expertisecentrum in verhouding tot het NICAM als ook de rol van ouders binnen het media-expertisecentrum. Zoals ik in de brief over de mediabegroting van 12 november 2007 (kamerstukken II, 2007-2008, nummer VIII, nr 32) heb benadrukt, zal ik ouders en scholen nadrukkelijk betrekken bij het centrum. Ook wordt de samenwerking tussen initiatieven op het terrein van media-educatie verbeterd.

Bescherming van de jeugd
In bovengenoemde brief ga ik ook in op de bescherming van jeugdigen in de media, in het bijzonder met behulp van de Kijkwijzer. Het advies over geschiktheidsinformatie zal ik daarin verwerken. Het lid van de SGP-fractie stelde een vraag over trailers en korte promotiefilms voor speelfilms. Niet alleen films maar ook trailers zelf worden beoordeeld met Kijkwijzer, zodat kinderen niet onnodig worden geconfronteerd met beelden die mogelijk schadelijk voor hen zijn, zowel op televisie als in de
---

bioscoop. Voor televisie geldt zelfs een verder aangescherpte regel. Ook wanneer de trailer zelf als niet schadelijk wordt beoordeeld maar wel verwijst naar een film die een 12- of 16 jaar-classificatie heeft, mag deze niet direct voorafgaand of volgend op programma's worden uitgezonden die zijn gericht op kinderen jonger dan 6 jaar.
Tijdens het debat deed het lid van de SP de suggestie om een veilige portal voor kinderen te ontwikkelen. Dit is een sympathieke suggestie. In dat licht wil ik u er op wijzen dat er overigens al initiatieven zijn in het veld die als een dergelijke portal voor kinderen fungeren. Zo is er de Krowser en de Surfsleutel. Ook geeft Kennisnet informatie over veilig internet: veilig.kennisnet.nl. Verder denk ik dat het media-expertisecentrum hier ook een rol in kan spelen. Daar is de publieke omroep ook bij betrokken.
Het lid van de SGP-fractie vroeg naar de mogelijke bruikbaarheid van een Belgisch systeem voor beveiliging op internetsites.
Zoals ik al kort in uw Kamer hierop heb meegedeeld, acht ik dit meer een zaak voor de minister van Justitie dan voor mij, aangezien dit raakt aan de privacy. Ik zal deze suggestie in overleg met de bewindslieden van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bekijken en daar in bovengenoemde brief over berichten.

Gedragscode
Enkele partijen hebben gevraagd naar de stand van zaken betreffende de mediagedragscode. Op dit moment worden gesprekken gevoerd met betrokkenen. Ik zal u begin 2008 over de voortgang berichten in bovengenoemde brief.

Vragen over het persbeleid
Mijn visie op het persbeleid zal ik ontvouwen in de brief over het persbeleid, die ik in 2008 aan uw Kamer zal sturen. Hierin zal ik ingaan op de gestelde vragen, inclusief vragen naar een risicofonds voor journalisten in oorlogsgebieden en kwesties betreffende verscheidenheid van de pers op lokaal en regionaal niveau.

10