Onmetelijk Optimisme. Galeriehouders en hun kunstenaars, 1945 - 1970

29/11/2007 08:30



Stedelijk Museum Schiedam



Stedelijk Museum Schiedam
Onmetelijk Optimisme. Galeriehouders en hun kunstenaars, 1945 - 1970 9 december 2007 - 2 maart 2008

In samenwerking met de Stichting Visioen en Visie organiseert het Stedelijk Museum Schiedam de tentoonstelling Onmetelijk Optimisme. Galeriehouders en hun kunstenaars, 1945 - 1970. De tentoonstelling is gewijd aan dertien roemruchte Nederlandse galeries die de avant-gardekunst uit deze jaren onder de aandacht van een breder publiek brachten: De Mangelgang (Groningen), Le Canard (Amsterdam), Galerie 845 (Amsterdam), Galerie Espace (Haarlem/Amsterdam), Galerie .31 (Dordrecht), Galerie Fenna de Vries (Delft/Rotterdam), Galerie 20 (Arnhem/Amsterdam), Galerie Orez (Den Haag), Galerie Delta (Rotterdam), Galerie Waalkens (Finsterwolde), Galerie Swart (Amsterdam), Nouvelles Images (Den Haag) en Mickery Galerie (Loenersloot). Over het 'cultureel ondernemerschap' van de galeriehouders, over hun passies en hun pionierswerk wordt verteld aan de hand van teksten, foto's, documenten en audiovisueel materiaal, maar vooral ook aan de hand van de kunstwerken die zij tentoonstelden en die door hun bemiddeling hun weg naar verzamelaars en musea vonden.

Cultureel ondernemerschap
Behalve het Stedelijk Museum Amsterdam en later ook het Stedelijk Museum Schiedam besteden Nederlandse musea en de gevestigde kunsthandel in de jaren '40 en '50 nauwelijks aandacht aan hedendaagse kunst. Een nieuwe generatie enthousiaste galeriehouders zorgt ervoor dat het Nederlandse publiek toch in contact komt met het werk van jonge kunstenaars. Zij creëren nieuwe podia voor de avant-gardekunst, en niet alleen in Amsterdam waar bijvoorbeeld Hans Roduin met Le Canard het werk van vele Nederlandse CoBrA-leden de ruimte gaf. Ook in de rest van Nederland, van Groningen tot Dordrecht, ontstaan 'galeries nieuwe stijl'. In schril contrast tot heden is in deze jaren nog nauwelijks sprake van een 'markt' voor hedendaagse kunst. Galeriehouders ontwikkelen dan ook verschillende strategieën om te bemiddelen tussen kunstenaars en publiek. Het publiek is nog niet veel gewend en besprekingen in de krant helpen vaak bepaald niet om het pad te effenen: een 'troosteloze blik' bieden de schilderijen van Armando bij galerie .31 in Dordrecht en de reliëfs van Jan Schoonhoven worden daar zelfs als 'schokkend' ervaren.

Om makers en kopers bij elkaar te krijgen, worden openingen (vernissages) al snel een onmisbaar instrument. Ter verhoging van de attractiewaarde worden ze niet zelden opgeluisterd door een bekende schrijver als Gerard Reve, Simon Vinkenoog, Jan Elburg of Gerrit Kouwenaar. Ook muziek was een middel om het publiek binnen te krijgen: in Le Canard bijvoorbeeld draaide Eugène Brands met regelmaat een selectie uit zijn verzameling 'wereld'muziek en Theo Loevendie speelde er live. De galeries willen niet alleen een podium zijn voor kunstenaars, maar zoeken ook naar wegen om beeldende kunst daadwerkelijk bereikbaar te maken voor potentiële kopers. Fenna de Vries, aanvankelijk in Delft gevestigd, bedacht in de jaren '60 haar 'tientjesregeling': er kon tien gulden per maand gespaard worden en voor het gespaarde bedrag mocht een kunstwerk worden uitgezocht. Galerie Espace organiseerde de 'Honderdgulden tentoonstellingen' waar een prent voor honderd gulden gekocht kon worden. Deze tentoonstellingen waren zo populair dat in 1967 al om tien uur een rij op de Keizersgracht stond terwijl de galerie pas om elf uur open ging. Mede hierdoor ontstond een nieuwe groep enthousiaste verzamelaars en werd de grondslag gelegd voor de huidige Kunstkoopregeling.

Jonge kunst, internationale faam
Eén van de eerste podia voor hedendaagse kunst is De Mangelgang in Groningen, een lijstenmakerij annex galerie die in 1946 door Marten van Dijk wordt geopend. Behalve jonge 'experimentelen' uit het westen van het land exposeren er ook regionaal bekende kunstenaars zoals Martin Tissing. Begin jaren '50 opent in Amsterdam Le Canard haar deuren en rond 1960 zijn er steeds meer pioniers die het aandurven om een galerie te beginnen. Het aandachtspunt ligt vooral bij jonge kunstenaars uit Nederland. Mede dankzij het vertrouwen dat deze galeries in hen schenken, kan hun kunstenaarschap tot ontplooiing komen. Maar gaandeweg de jaren '60 zet de internationalisering door. In het noorden van Nederland, in het Oostgroningse Finsterwolde, blijkt de onorthodoxe locatie van de galerie van Albert 'Boer' Waalkens onweerstaanbaar. In 1962 opent hij een galerie in zijn koeienstal en tal van jonge kunstenaars tonen daar hun nieuwste werk. De plek trekt veel belangstelling van pers en publiek. Hij neemt het initiatief tot Beeld En Route (1967), de eerste beeldenroute in Nederland waar tienduizenden op af komen. De plek blijkt bij uitstek geschikt als proeftuin voor de allernieuwste stromingen in de kunst: Waalkens geeft bijvoorbeeld in 1969 de Amerikaan Dennis Oppenheim de gelegenheid Directed Seeding-Cancelled Crop uit te voeren: een inmiddels klassiek geworden land-art project waarin de kunstenaar geometrische patronen in één van Waalkens' akkers maait. Ook Ritsaert Ten Cate, initiatiefnemer van het Mickery in Loenersloot, haalde diverse buitenlandse kunstenaars naar zijn galerie, die inmiddels tot de 'canon'' van de jaren zestig en zeventig worden gerekend: Joseph Beuys, Markus Raetz, Michael Buthe en Paul Thek. Het Nederlandse publiek werd in de jaren zestig zo niet alleen in aanraking gebracht met jonge Nederlandse kunstenaars maar ook met de internationale avant-garde. Voor vele galeriehouders bleek het ondernemersrisico erg hoog en getuigde het van een onmetelijk optimisme om ieder keer nieuwe en experimentele kunstenaars te tonen. Enkele galeries zoals .31 in Dordrecht en Le Canard moesten wegens financiële problemen uiteindelijk hun deuren sluiten of beleefden een herstart in andere vorm, maar andere bepalen decennia lang het landschap van de hedendaagse Nederlandse kunst mede bepaald, zoals Galerie Delta in Rotterdam, Galerie Espace in Amsterdam of Nouvelles Images in Den Haag.

De tentoonstelling Onmetelijk Optimisme. Galeriehouders en hun kunstenaars, 1945 - 1970 is een eerbetoon aan de pioniers van het Nederlandse galeriewezen en is een eerste verkenning van een gebied waarnaar nog weinig kunsthistorisch en cultuurhistorisch onderzoek is verricht. De tentoonstelling is het derde deel van een drieluik. Het eerste deel is een zesdelige documentaireserie uitgezonden door de AVRO, het tweede deel een boek uitgegeven door Waanders te Zwolle.

Zes documentaires uitgezonden door de AVRO en publicatie
Onmetelijk Optimisme. Kunstenaars en hun bemiddelaars, 1945-1970 is de titel van een serie van zes documentaires over avant-gardekunstenaars en hun relatie tot de mensen die hun werk toonden en verspreidden. Elke documentaire bestaat uit een aantal interviews waarbij bekende kunstenaars en kunstbemiddelaars vertellen over het kunstklimaat in de jaren vijftig en zestig. De documentaireserie wordt opnieuw door de AVRO uitgezonden in het ochtendprogramma Panorama (Nederland 1) op de zaterdagen: 1 december, 8 december en 15 december om 10.30 uur.