Bestuurders en commissarissen persoonlijk aansprakelijk voor
faillissement Ceteco
Utrecht, 12 december 2007 - De voormalige bestuurders en
commissarissen van wit- en bruingoedconcern Ceteco zijn persoonlijk
aansprakelijk voor het faillissement van het bedrijf, in mei 2000. Dat
heeft de rechtbank Utrecht woensdag bepaald. De rechtbank is van
oordeel dat de bestuurders en commissarissen de aan hen opgedragen
taak onbehoorlijk vervuld hebben en dat dit een belangrijke oorzaak is
van het faillissement.
Ceteco hield zich bezig met de handel in wit- en bruingoed en richtte
zich voornamelijk op de Latijns-Amerikaanse markt. Aan het einde van
de jaren '90 raakte Ceteco in de financiële problemen. In mei 2000 is
het bedrijf in staat van faillissement verklaard.
De curatoren hebben de bestuurders van Ceteco, de leden van de raad
van commissarissen van Ceteco persoonlijk aansprakelijk gesteld voor
het faillissementstekort. Ook grootaandeelhouder Hagemeyer en
accountant Ernst & Young werden voor dit tekort aansprakelijk gesteld.
De bestuurders, commissarissen, grootaandeelhouder Hagemeyer en
accountant Ernst & Young werden daarnaast aansprakelijk gehouden voor
de schade die door Ceteco zelf is geleden.
De rechtbank heeft beslist dat de bestuurders en commissarissen zowel
voor het ontstane boedeltekort als voor de door Ceteco geleden schade
persoonlijk aansprakelijk zijn.
De rechtbank is van oordeel dat de bestuurders en commissarissen de
aan hen opgedragen taak onbehoorlijk vervuld hebben. Cruciaal zijn
volgens de rechtbank de beslissingen van de bestuurders in augustus
1997. De bestuurders en commissarissen kozen er toen voor prioriteit
te blijven geven aan het doorzetten van de groei van Ceteco, terwijl
zij wisten of behoorden te weten dat de onderneming daarmee feitelijk
onbestuurbaar was geworden.
In augustus 1997 waren er naar het oordeel van de rechtbank
onmiskenbaar signalen dat de organisatie van Ceteco ernstig verzwakt
was. Er werd op een groot aantal punten afgeweken van eigen
beleidsafspraken en uitgangspunten. Risico's die al op voorhand waren
onderkend leken zich te realiseren. Er was onvoldoende betrouwbare
informatie beschikbaar om de beslissing om door te groeien op
verantwoorde wijze te nemen. Een onderzoek naar de vraag of het
ingezette beleid kon worden voortgezet is echter achterwege gebleven.
Als de bestuurders en commissarissen in augustus 1997 hadden
ingegrepen, was er naar het oordeel van de rechtbank voldoende tijd
geweest om de nodige maatregelen te nemen. De onbehoorlijke
taakvervulling van de bestuurders en commissarissen is volgens de
rechtbank een belangrijke oorzaak van het faillissement.
Hagemeyer is aansprakelijk jegens de gezamenlijke schuldeisers, omdat
het bedrijf intensieve bemoeienis met het beleid van Ceteco heeft
gehad en om die reden een zorgplicht had die ze heeft geschonden. Door
in 1997 niet in te grijpen, terwijl de signalen daartoe wel aanleiding
gaven, heeft ze die zorgplicht geschonden. Hagemeyer is niet
aansprakelijk voor de schade die Ceteco heeft geleden, omdat de
bestuurders van Ceteco zelf de bewuste beleidskeuzes hebben gemaakt.
Wel is Hagemeyer aansprakelijk als werkgever voor de door Ceteco
geleden schade tengevolge van het handelen van de door Hagemeyer
aangestelde commissarissen.
De vorderingen tegen accountant Ernst & Young worden door de rechtbank
afgewezen. Alhoewel de rechtbank van oordeel is dat Ernst & Young op
een paar punten toerekenbaar tekort is geschoten, slaagt de vordering
niet, omdat het causaal verband tussen het handelen van Ernst & Young
en de gestelde schade ontbreekt.
De omvang van het schadebedrag is nog niet vastgesteld. Hierover zal
een aparte procedure moeten worden gevoerd. Wel heeft de rechtbank een
voorschot op de totale schade tot een bedrag van vijftig miljoen euro
toegewezen, maar de rechtbank heeft tevens bepaald dat het vonnis niet
bij voorraad uitvoerbaar is.
LJ Nummer
BB9709
Bron: Rechtbank Utrecht
Datum actualiteit: 12 december 2007 Naar boven
Gerechtelijke organisatie