Artsen zonder Grenzen
Tirana Hassan houdt een dagboek bij vanuit Somalië
© Tirana Hassan Sinds mei 2007 runt Artsen zonder Grenzen een
kinderpolikliniek in Mogadishu, hoofdstad van Somalië. Het aantal
patiënten dat ons team daar behandelt blijft stijgen, maar het extreme
en aanhoudende geweld maakt het steeds moeilijker om op pad te gaan:
zowel voor inwoners als hulpverleners. Tirana Hassan is specialist
humanitaire zaken van Artsen zonder Grenzen. Ze houdt voor ons een
dagboek bij.
---
---
Dinsdag 23 oktober 2007 - praktisch alleen vrouwen
Vandaag vliegen we de stad uit. Twee dagen eerder dan gepland, maar we
zijn erin geslaagd het nodige te doen. De politieke situatie raakt
steeds meer gespannen met de aankomende breuk tussen de president en
de premier, wat betekent dat - bovenop de bestaande onveilige situatie
- het risico op politiek geweld toeneemt. In feite zou dit betekenen
dat het nog moeilijker wordt voor de doorsnee burger om in Mogadishu
te wonen. Maar zelfs als de internationale medewerkers weggaan gaat
het werk in de kliniek door. Er is een complete, professionele
Somalische staf aanwezig: ervaren artsen, verpleegkundige en overig
medisch personeel die de kliniek zes dagen per week open houden.
Het internationale team zal snel terugkeren, deze 'in-en-uit'-methode
is hoe Artsen zonder Grenzen nu moet werken. Het is niet de optie die
onze voorkeur geniet, maar helaas wel onze enige optie. Het is
moeilijk om in Somalië te werken, dat is denk ik wel duidelijk, maar
het moet niet als onmogelijk worden gezien. Als je rondkijkt en met
mensen praat zie je dat er een nijpende nood is aan meer rechtstreekse
hulp (niet alleen medisch) voor mensen in Mogadishu.
Op weg naar het vliegveld kunnen we even een stop maken bij de mobiele
hulppost. Het is zeldzaam dat je je ergens - buiten onze
verblijfplaats en kliniek - kunt begeven. Onze mobiele hulppost
bestaat in dit geval uit een klein minibusje met een Artsen zonder
Grenzen sticker op de zijkant, vol met de nodige spullen (mooi is het
misschien niet, maar het werkt). Het mobiele team zet een tijdelijke
kliniek op om de kinderen in het kamp te behandelen. Vandaag is dat in
een leeg en verlaten huis. Het kamp is een typisch ontheemdenkamp
zoals je dat veel in Mogadishu aantreft: overbevolkt, chaotisch,
kleine ronde tentachtige bouwsels gemaakt van stokken, bedekt met een
lappendeken van bedlakens, lappen stof, ik ontwaar denk ik zelfs een
geitenhuid.
De meeste bouwsels (maar niet allemaal) hebben een stuk plastic zeil
dat de bovenkant bedekt, hopelijk biedt dat enige bescherming tegen
regen. De aarde is rul, overal ligt afval. Sommige onderkomens hebben
een kleine omheining, op de grond van het 'erfje' zitten moeders met
hun baby's. Rondom hen hangt was te drogen.
Er staat een rommelige rij van moeders met een armvol kinderen.
Sowieso zie ik praktisch alleen vrouwen. Er zijn wel een paar mannen,
maar het merendeel bestaat zeker uit vrouwen. Tijdens mijn gesprekken
zeggen sommige vrouwen dat de meerderheid van hen hier alleen is met
hun kinderen. De aantallen variëren, maar ze zeggen dat de meeste
vrouwen of gescheiden zijn, of dat hun echtgenoten Mogadishu hebben
verlaten om werk te zoeken of dat sommigen de stad uit zijn vanwege de
verschrikkelijke situatie en dat ze niet weten waar ze nu zijn. De
maatschappelijke impact van jaren van geweld is een onderwerp dat ik
nog niet heb aangeroerd, en het vergt meer tijd om te bespreken dan er
vandaag is.
---
---
Maandag 22 oktober 2007 - wat is je bescherming tegen zwaar geschut?
Vandaag sprak ik met wat vrouwelijke patiënten en een aantal van onze
medewerkers over de verpleegafdeling. Ze vertelden over hun ervaringen
tijdens de bombardementen. Sommigen keken me met een uitgestreken
gezicht aan toen ik ze vroeg of zij Mogadishu hebben verlaten toen de
gevechten zo hevig waren een paar maanden geleden.
Ik begin hun gelaatsuitdrukking te begrijpen, het straalt iets uit van
'Dame, waar denk je dat wij heen kunnen gaan? Het is niet alsof we
ergens zomaar geld hebben liggen om even de bus te pakken.' Het zijn
natuurlijk niet hún woorden, maar soms vraag ik me af of ze dit soort
vragen belachelijk vinden. Hun antwoord was nee. Nee, ze hebben de
stad niet verlaten, ze 'verhuisden gewoonweg' naar een gebouw met een
betonnen dak in hun kamp omdat ze wisten dat de mortiergranaten een
weg dwars door hun provisorische onderkomens zouden scheuren.
Een van onze medewerkers was afgelopen dinsdag aan het werk toen de
gevechten dichtbij de kliniek kwamen. Die zag hoe alle vrouwen met hun
kinderen die toen in de verpleegafdeling waren, zich van de ene naar
de andere kant van het terrein repten - naar de polikliniek die wat
meer solide is. In de verpleegafdeling kijk ik naar boven, ik zie een
blikken dak, en ik kan me enkel voorstellen dat het weinig bescherming
zou bieden voor zwaar geschut. De polikliniek heeft tenminste nog een
dak van beton.
Het zet alles wel in perspectief. Zelfs als Artsen zonder Grenzen
tracht hulp te geven en een zekere bescherming probeert te bieden, is
ook de kliniek niet veilig voor de mate van geweld die hier en nu
realiteit is.
---
---
Zaterdag 20 oktober 2007 - hoe klein de wereld kan zijn
Werd om één uur 's nachts met een klap wakker, maar hoorde geen
schoten dus ben ik weer naar bed gegaan. Bij de ochtendmeeting van
vanochtend was maar de helft van het personeel er. Mij werd verteld
dat er zoveel checkpoints rond en door de stad zijn dat het wat langer
duurt voordat ze in de kliniek kunnen zijn.
We ontmoeten nog wat meer mensen uit een andere kamp, zo krijgen we
een beter overzicht wat er allemaal aan de hand is en nodig is. Nog
liever zouden we met nog meer mensen uit verschillende hoeken spreken,
maar we moeten roeien met de riemen die we hebben. De vrouwen hebben
hun kinderen meegenomen, het zijn echt schatjes. Maar ze zijn wel stuk
voor stuk in meer of mindere mate ondervoed, dus na ons gesprek gaan
de kinderen meteen door voor behandeling.
Het hoogtepunt van de dag is dat een bus vol met vrouwen en kinderen
aan is gekomen. Ze zijn gestuurd door het kamphoofd dat afgelopen
donderdag in onze kliniek is geweest. Twintig van deze kinderen worden
nu in de polikliniek behandeld, en de vroedvrouwen vertellen me dat er
tientallen zwangere vrouwen bij zijn. Er is binnen niet genoeg plaats,
ze zitten op de vloer of wachten buiten tot ze aan de beurt zijn voor
onderzoek. Het werkt dus: aan sleutelpersonen vertellen dat wij er
zijn zodat ze mensen naar ons toe sturen, en dan kunnen de mensen die
we behandelen het weer aan een ander doorvertellen. Het past in de
Somalische vertelcultuur en nu zien we het in actie.
Het geeft aan hoe klein de wereld is voor de allerarmsten. Nu is in
feite bijna iedereen in Mogadishu een vluchteling, het geweld door
alle jaren heen heeft iedereen op de vlucht doen slaan. Maar de mensen
in de kampen in Mogadishu zijn toch wel het ergst eraan toe. Stel je
voor, de hele dag maak je je zorgen: over hoe onveilig het is, hoe je
jezelf en je kinderen moet voeden. Des te moeilijker je het hebt, des
te kleiner je wereld wordt. Het wordt schier onmogelijk om om je heen
te kijken en te bedenken of en waar je medische hulp zou kunnen
krijgen. En dat is precies waarom we ook naar hén toe willen gaan.
---
---
Vrijdag 19 oktober 2007 - stilte voor de storm?
Vandaag is de vrije dag in Somalië en het voelt anders. Desalniettemin
gaan we naar het kantoor, maar vanwege schermutselingen op straat
adviseert men ons terug te gaan. Ik besluit mijn aantekeningen van de
interviews uit te werken.
We hebben berichten gehoord dat mensen Mogadishu hebben verlaten of
dat ze naar de buitenrand van het centrum zijn uitgeweken. Dokter Fuad
zegt dat we het merken in de kliniek: er komen minder mensen. Het
heeft ermee te maken dat de mensen die rondom de kliniek wonen, zijn
gevlucht. Een grote wijk in de buurt - door de mensen hier een
sloppenwijk genoemd - was een paar weken nogal zwaar gebombardeerd.
Daarop hebben de meeste mensen de wijk verlaten. In september
behandelden we in totaal 88 patiënten, maar nu hebben we deze maand
nog maar 17 patiënten gezien.
Dat de mensen niet meer konden blijven betekent niet dat ze geen hulp
nodig hebben. Het is gewoon te onveilig voor hen om naar ons toe te
komen. Dat is nou concreet wat het betekent om 'geen toegang tot
gezondheidszorg hebben'.
---
---
Donderdag 18 oktober 2007 - sceptisch
Gisterennacht was het ongelooflijk stil. Het geeft ons een beetje
hoop, en we zullen zoveel mogelijk gaan doen tijdens dit bezoek.
Ons doel is om medische zorg te bieden aan de meest kwetsbaren.
Aangezien de mortiergranaten en kogels de mensen om de oren vliegen is
iedereen in feite kwetsbaar. Maar allereerst richten we ons op
kinderen en zwangere vrouwen. Dat betekent dat we moeten zorgen dat
mensen weten dat wij gratis zorg geven en dat we er zijn. We vragen
ons af of ze bij ons kunnen komen: hoe zit het met het aantal
checkpoints, hebben ze geld voor bus of taxi?
Zolang we zelf nog niet naar de kampen buiten de stad kunnen, proberen
we de mensen uit de kampen naar ons toe te krijgen. Ik spreek met drie
vrouwen: twee zijn er zwanger, de derde heeft een baby van negen
maanden oud. De zwangere vrouwen gaan voor onderzoek naar de arts. Op
het hoofdje van de baby zie ik littekens van brandwonden. Omdat je
voor bijna alle gezondheidsinstellingen hier moet betalen, en mensen
dat geld niet hebben, verlaten mensen zich op traditionele
geneeswijzen. Het baby'tje hoest, dus ook hij gaat naar de arts.
Ik leg uit waarom we hier zijn. Twee willen duidelijk graag vertellen,
de derde kijkt sceptisch. Het verrast me niet. De mensen in Somalië
hebben zoveel mensen gezien die hier komen om hulp te verlenen maar
dat uiteindelijk niet doen vanwege de onveiligheid. Mensen nemen vaak
aan dat de Somaliërs blij zullen zijn als ze een internationale
hulporganisatie zien. De realiteit is anders. Zoveel beloften, zo
weinig resultaat. Ze hebben hier zo'n ontzettend zwaar leven, ze
geloven het pas als ze het met eigen ogen zien.
Dan praten we over het leven in het kamp, hun problemen. Een van onze
vroedvrouwen tolkt. Ik wil weten hoe het zit met seksueel geweld: we
horen dat het gebeurt, maar ze komen nog niet naar ons toe. De vrouwen
geven voorbeeld na voorbeeld. Een paar maanden geleden, toen de
gevechten nog heviger waren, namen de verkrachtingen toe, zeggen ze.
Een tragisch patroon dat we over de hele wereld zien. Reden voor ons
om plannen te maken.
---
---
Woensdag 17 oktober 2007 - de dagelijkse kost
Voorzichtig wagen we ons weer buiten. Het blijkt dat een van de
knallen de inslag was van een of ander anti-vliegtuigwapen - er is een
flinke hap uit de buitenmuur. In alle richtingen zie je kleine hapjes
in de muren. Wij hebben tenminste nog muren, maar hoe zal het zijn in
de kampen, of in de duizenden huizen en krotten?
Elke dag begint met een 'security meeting', wat inhoudt dat we met het
hele team bespreken wat de veiligheidssituatie is. Onze Somalische
medewerkers wonen in diverse delen van de stad en van hen krijgen we
nieuws over wat er in Mogadishu gebeurd is. Het gaat allemaal in het
Somalisch, dus pas als iedereen klaar is en de vertaler alles heeft
samengevat, zal ik weten wat er is gezegd.
Terwijl een van de artsen zijn verhaal doet, buigt Jelle zich naar mij
toe: 'Doorgaans is hij een man van weinig woorden, dus nu moet hij wel
iets ernstigs te vertellen hebben.' Hoofden schudden. Ik bedenk me dat
dit dagelijkse kost is voor hen. De hele dag worden ze in de kliniek
met gevolgen van geweld geconfronteerd, en dan op weg naar huis nog
eens.
Aan het einde van de meeting vraagt Jelle aan de arts van weinig
woorden of alles oké is. De arts vertelt dat hij een vreselijke nacht
heeft gehad. Hij en zijn familie hebben de hele nacht op de vloer van
het huis doorgebracht. Dan zegt hij: 'Het is goed dat Artsen zonder
Grenzen naar Mogadishu is gekomen. Dit is een moment dat je je
verantwoordelijkheid moet nemen en ik zou zelfs voor niets hier willen
werken. Dit is de tijd voor menselijkheid.' Ik weet niet wat ik nog
toe kan voegen.
---
---
Dinsdag 16 oktober 2007 - aankomst
Zoals altijd heb ik een schrikbarend vroege vlucht. De Cessna van 18
stoelen zit vol komende en gaande collega's. Een jaar geleden reisde
ik per auto, maar nu is dat geen optie. Vanaf de lucht zie ik een
indrukwekkende metropolis. Geen teken van tien maanden gevechten: van
kogels, raketten en mortiervuur. Mogadishu is een kuststad, ik vraag
me af hoe het er in tijden van vrede was.
Mijn collega Jelle, projectcoördinator, en dokter Fuad rollen bedreven
door de gebruikelijke vliegveldbureaucratie. Dan volgt een goed
geoliede machine: diverse mensen zorgen dat wij een veilige rit vanaf
het vliegveld hebben. Jelle vertelt over alle maatregelen die hij
heeft getroffen, en ik besef dat een rit van 15 minuten niet
vanzelfsprekend is hier.
Onze verblijfplaats ligt op een steenworp afstand van de kliniek, maar
we nemen de auto: lopen is te gevaarlijk. De rit duurt niet meer dan
30 seconden. Jelle stelt het nieuwe gezicht (ik) voor en legt uit wat
ik kom doen. Ik ben me ervan bewust dat wat ik doe niet altijd even
goed is te begrijpen. Ik ben geen arts, verpleegkundige of
verloskundige. We houden het bewust kort want hoe later, hoe
moeilijker en gevaarlijker hun reis naar huis.
Tijdens het eten praten we over onze plannen om de vele Somaliërs die
gevlucht zijn en nog in het land zijn (in jargon 'ontheemden') te
bereiken. We zijn vol hoop dat we binnenkort naar een van de kampen
kunnen gaan. Het gesprek wordt bruusk afgebroken bij het horen van
geweerschoten. Op zich niet zo uitzonderlijk, maar nu klinken ze
dichtbij en volgen er zwaardere knallen, mortiervuur denken we. Snel
gaan we naar de safe room, de schuilkamer met stevige muren en weinig
ramen. De knallen houden een uur aan, we speculeren wat er wordt
afgeschoten en wat er wordt geraakt. We luisteren aandachtig naar elk
geluid. Mobiele telefoons piepen en gaan af, net zoals in heel
Mogadishu. Iedereen probeert te weten te komen wat er gebeurt en na te
gaan waar je dierbaren zijn.
Terwijl ik dit schrijf, klinken er weer knallen. We vragen ons af hoe
wij hier dag na dag kunnen werken.