ChristenUnie
Bijdrage debat begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijdrage debat begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid
dinsdag 11 december 2007 10:48
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):
Voorzitter. De term eigen verantwoordelijkheid heeft in de afgelopen
jaren vaak geklonken, als het om de begroting van SZW ging. Deze
begroting is wat dit betreft redelijk in balans: hervormen is niet het
enige credo, er wordt gericht naar oplossingen gezocht. Dit blijkt
bijvoorbeeld uit de gerichte maatregelen om meer mensen aan het werk
te helpen. Het is goed dat de VNG en de bonden gisteren een akkoord
hebben bereikt over de vormgeving van de participatieplaatsen. Nu de
economie zo sterk is, moeten wij ook echt doorpakken.
Tegelijkertijd constateren wij dat de welvaart niet voor iedereen is
weggelegd en dat welvaart niet automatisch leidt tot welzijn. De
schuldenproblematiek is groter dan ooit. Ouders voelen steeds meer de
druk om arbeid en zorg te combineren. De ouderenwerkloosheid blijft
onverminderd hoog. Als ik dit alles overzie, komt er één woord bij mij
op: balans. In ons persoonlijk leven zijn wij op zoek naar balans:
welke keuzen maken wij? Waar liggen onze verantwoordelijkheden? Ook de
samenleving zoekt naar balans: hoe verhoudt eigen verantwoordelijkheid
zich tot solidariteit? Welke rol speelt de overheid daarin? Wij
geloven dat de overheid mensen ruimte moet bieden om eigen keuzen te
maken en daarnaast een schild moet zijn voor de zwakkeren. Op deze
wijze kan een balans gecreëerd worden in het persoonlijk leven en in
de samenleving.
Bij het debat over het beleidsprogramma heeft mijn fractie al
aangegeven een spanning te bespeuren in de doelstelling van het
kabinet om zowel de arbeidsparticipatie als het aantal vrijwilligers
te vergroten. De toch al fragiele balans tussen arbeid en zorg wordt
zo verder onder druk gezet. Wij voorzien bovendien dat er budgettaire
consequenties zijn verbonden aan de verschuiving van informele naar
formele arbeid. Denk aan de oudere mensen die niet meer thuis kunnen
wonen doordat de kinderen niet meer voor hen kunnen zorgen. Los van de
maatschappelijke wenselijkheid kost dit gewoonweg geld, doordat de
oude mensen nu naar een verzorgingstehuis moeten. Wij willen daarom de
SER om een advies vragen waarbij in kaart wordt gebracht wat het
effect is van de verhoging van de arbeidsparticipatie op het aanbod
van vrijwilligers en mantelzorgers, en waarbij in de vorm van een
kosten-batenanalyse berekend wordt wat het budgettaire effect hiervan
is. Hoe staat de minister hiertegenover?
De combinatie van arbeid en zorg moet wat ons betreft verbeterd
worden. Dit kan onder andere door het stimuleren van flexibele
arbeidstijden. Ondanks de krapte op de arbeidsmarkt moeten werknemers
zich vooral voegen in de ouderwetse opvattingen over arbeidstijden.
Dit moet en kan volgens ons anders. Daarom heeft mijn fractie met het
CDA bij de begrotingsbehandeling van Verkeer en Waterstaat een motie
ingediend om thuiswerk financieel meer te stimuleren. Dit is niet
alleen goed tegen de files en voor het milieu, maar draagt ook bij aan
de onthaasting van het gezin en het verhogen van de participatie.
Graag hoor ik hierop een reactie van de minister.
Daarnaast heeft mijn fractie bij de algemene politieke beschouwingen
gesproken over de schooltijdbanen. IMC in Utrecht heeft dit inzicht al
eerder gehad en via schooltijdbanen een tekort aan werknemers
grotendeels weggewerkt. De RWI heeft onlangs aangetoond dat circa een
half miljoen niet-uitkeringsgerechtigden wel aan het werk willen als
meer aangesloten wordt bij hun wensen over arbeidstijden. Wij hebben
het dan over een enorm, vaak goed opgeleid arbeidspotentieel. Ik stel
daarom voor om een pilot "schooltijdbanen" op te zetten in sectoren
waar moeilijk vervulbare vacatures zijn. Ook moeten CWI en gemeenten
actiever school- en deeltijdbanen werven en deze in aparte
kaartenbakken onderbrengen, zodat potentiële werknemers het overzicht
krijgen welke banen bij hun keuze passen. Graag ontvang ik hierop een
reactie.
Verlofregelingen vormen eveneens een essentieel onderdeel bij het in
balans brengen van arbeid en zorg. Ouders krijgen meer fiscale korting
als zij ouderschapsverlof opnemen en deelnemen aan de
levensloopregeling, maar nog steeds sparen weinig ouders voor verlof
in de levensloop. Daarom wil mijn fractie dat ook spaarloon zonder
beperkingen gedeblokkeerd kan worden als daarmee ouderschapsverlof
wordt gefinancierd. Zo kom je ouders financieel tegemoet zonder een
ingewikkelde regeling. Graag zou ik hierop een reactie krijgen.
Ten aanzien van het pleegzorgverlof heeft mijn collega Voordewind bij
de behandeling van de begroting van Jeugd en Gezin gesproken over de
flexibilisering van het opnemen ervan. Nu is alleen verlof mogelijk
binnen vier weken rondom de periode dat het kind in huis komt.
Pleegouders hebben meer profijt bij dagen die zij kunnen opnemen
gedurende het jaar, als zij bijvoorbeeld naar het Bureau Jeugdzorg
moeten. Mijn fractie stelt daarom voor, pleegzorgverlof flexibel te
laten opnemen gedurende het hele jaar. Ook op dit punt vraag ik om een
reactie.
Ik kom te spreken over de arbeidsmarktpositie van flexwerkers. Er ligt
een evaluatie van de Flexwet maar nog geen kabinetsreactie. De positie
van flexwerkers moet verbeterd worden, met name op het terrein van
scholing. Nu wordt vaak niet in deze mensen geïnvesteerd, omdat zij
dikwijls niet lang bij één bedrijf werken. Wij stellen daarom voor om
te onderzoeken of flexwerkers meer mogelijkheden voor scholing kunnen
krijgen, bijvoorbeeld in de vorm van een scholingsfonds of door middel
van een hogere algemene scholingsaftrek voor werknemers met een
tijdelijk contract. Is de minister bereid dit te onderzoeken?
Mijn volgende punt betreft de balans tussen werk en handicap. Voor
arbeidsgehandicapten is het nog steeds niet vanzelfsprekend dat zij
werk vinden. Bij het debat over de Wajong heb ik aandacht gevraagd
voor de job coaches. Zij verrichten zinvol werk om de positie van
Wajongers op de arbeidsmarkt te verbeteren. Het aantal Wajongers neemt
toe. Daarom moet ook het aantal job coaches uitgebreid worden, om alle
jongeren optimaal te kunnen ondersteunen. Hiertoe heb ik een
amendement ingediend.
Een groep die niet in staat is om te werken, maar die nu niet in beeld
is, is de arbeidsongeschikte nuggers. Nu de overdraagbaarheid van de
algemene heffingskorting wordt afgebouwd, worden nuggers financieel
gestraft als zij niet gaan werken. Sommigen zijn echter niet meer tot
werken in staat. Deelt de minister de mening van mijn fractie, dat het
onrechtvaardig is deze mensen financieel te straffen voor het feit dat
zij duurzaam arbeidsongeschikt zijn? Als dat het geval is, welke
financiële mogelijkheden ziet de minister dan om deze groep te
ontzien?
Dan kom ik op de balans tussen welvaart en schuldenproblematiek. Werk
is dé manier om armoede tegen te gaan. Zelfs met werk is er echter
verborgen armoede, onder andere omdat mensen hoge schulden hebben. De
schuldenproblematiek neemt steeds meer toe.
De heer Van der Vlies (SGP):
De coalitie heeft geaccordeerd dat de algemene heffingskorting in een
bepaald ritme wordt teruggenomen, zoals in het coalitieakkoord staat.
Vindt mevrouw Ortega-Martijn dat er toch apart gekeken moet worden
naar een bestand daarbinnen, namelijk naar hen voor wie de gang naar
de arbeidsmarkt, die gestimuleerd zou moeten worden, niet wel meer
mogelijk en denkbaar is? Zo heb ik het toch goed begrepen?
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):
Dat heeft de heer Van der Vlies goed begrepen. De hele afbouw van de
heffing was erop gericht dat mensen meer zouden gaan participeren.
Deze groep kan dat niet. Zij zijn arbeidsongeschikt. In die zin kun je
je afvragen of het wel rechtvaardig is om deze mensen dit ene
financiële voordeel te ontnemen.
De heer Van der Vlies (SGP):
Ik ben het daarmee eens. Dat betekent dus ook amendering van het
coalitieakkoord. Ik wil niet ingewikkeld doen, maar er is hier al een
aantal keer over gesproken en ik heb er tot nu toe geen greep op
gekregen. Nu krijg ik opeens steun van een van de coalitiepartners.
Dat wil ik toch even markeren in dit debat.
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik krijg veel brieven van mensen die door misstanden van
uitvoeringsorganisaties zwaarder in de schulden zijn terechtgekomen.
Mijn fractie ontvangt graag een reactie van de staatssecretaris welke
verbeteringsslag hij voor ogen heeft om de klachten over de
schuldsaneringtrajecten te reduceren.
Mijn volgende punt betreft de balans tussen werk en ouder worden.
Zoals gesteld in de inleiding, is de werkloosheid nog nooit zo laag
geweest. Helaas profiteren ouderen daar nog steeds nauwelijks van. De
werkloosheid onder ouderen blijft een groot probleem. Vorig jaar is
hierover een motie-Rouvoet/Verhagen aangenomen om een actieplan op te
zetten. Nu de verbetering nog niet significant is, moeten er
verdergaande maatregelen genomen worden. Werkgevers zijn bang dat
oudere werknemers vaker ziek zijn. Dit blijkt overigens niet zo te
zijn. Om deze angst weg te nemen, pleit mijn fractie voor een
no-riskpolis van een jaar bij 55-plussers die meer dan een jaar
werkloos zijn. Ik heb hiervoor een amendement ingediend.
Ik heb gepleit voor balans. Wij hebben al een balansdag. Ik hoop dat
wij van volgend jaar een balansjaar kunnen maken, opdat iedereen weer
meer in evenwicht komt.
De heer Van Hijum (CDA):
Op zich denk ik dat de Kamer uw doelstelling om oudere werkzoekenden
aan het werk te helpen, deelt. Is de no-riskpolis daarvoor echter wel
een goed instrument? Daarmee wordt het vooroordeel -- ouderen zijn
niet meer productief, zijn vaker ziek, enz. -- bevestigd; wij proberen
nu juist dat vooroordeel te ontkrachten. Is dit eigenlijk wel een goed
middel voor dit op zich goede doel?
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):
Ik vind het een goed middel. Wij kunnen nog zo vaak zeggen dat uit
onderzoek blijkt dat ouderen niet vaker ziek zijn. Maar als werkgevers
inderdaad blijven vinden dat dat wel het geval is, dan moeten wij er
op een of andere manier voor zorgen dat de werknemer bij de werkgever
binnenkomt. Hij komt alleen maar binnen als wij die werkgever een
instrument geven waarmee die vermeende financiële risico's weggenomen
worden. In die zin is het op dit moment wel een goed instrument.
Daarom moet het voor een korte periode zijn.