Tweede lustrum GGZ Nederland
Toespraak, 12 december 2007
De geestelijke gezondheidszorg en de verslavingszorg in Nederland
heeft zich, mede dankzij de inspanningen van GGZ Nederland, de plaats
verworven die haar toekomt en die ook nodig is. Al was het maar omdat
we weten dat depressie hard op weg is om volksziekte nummer één te
worden. Dat zei staatssecretaris Jet Bussemaker bij het tweede lustrum
van GGZ Nederland. De volledige tekst van haar toespraak staat
hieronder.
Dames en heren,
Aan het begin van de vorige eeuw was de zorg voor mensen met
psychische stoornissen en problemen nog een tamelijk marginaal
onderdeel van de Nederlandse gezondheidszorg. De geestelijke
gezondheidszorg werd destijds uitgeoefend door een zeventigtal
gestichts- en sanatoriumartsen. Het was de tijd van de gekkenhuizen,
gestichten en inrichtingen, waar gekken, idioten en zwakzinnigen
verbleven.
Er is in een eeuw tijd gelukkig veel veranderd. In de jaren zestig en
zeventig van de vorige eeuw kwam de grote omslag: van grote gesloten
instellingen in de bossen en duinen naar maatschappelijke participatie
en integratie van mensen met beperkingen. Het was de tijd van: `Ooit
een normaal mens ontmoet? En... beviel `t?' Inmiddels hebben we het
over een sector waarin zo'n tweeduizend psychiaters werken, waarin
miljarden omgaan en waarin de behandeling grotendeels op genezing is
gericht.
Tegenwoordig gaat de discussie in de GGZ-sector vooral over
extramuralisering en vermaatschappelijking. De vraag is nu vooral: hoe
ver moeten we daarmee gaan? Waar ligt de grens? Zijn we daarin
misschien niet een beetje te ver doorgeschoten? Zo van: als mensen met
een langdurige lichamelijke of verstandelijke beperking maar eenmaal
in een gewoon huis in een gewone wijk wonen, dan volgt de
maatschappelijke participatie vanzelf.
Inmidddels zijn we erachter dat het niet zo simpel werkt. Niet
iedereen met een beperking kan en wil participeren. Ik vind dan ook
dat mensen moeten kunnen kiezen: óf in de wijk wonen, óf in een
instelling, grootschalig of kleinschalig. Ik wil namelijk geen nieuw
dogma. Zo van: mensen móeten in de wijk of ze móeten in een kleine
instelling wonen. Als ze dat willen: prima. Maar als ze liever in een
grotere instelling willen wonen, ook goed. Als die keuze er maar is.
Daarom ook wil ik dat er een grotere variatie aan woonvormen komt. Ik
denk daarbij vooral aan het bouwen van meer kleinschalige projecten.
Niet alleen kleine woonprojecten in de wijk, maar ook kleine
instellingen.
Los van de discussie over de vermaatschappelijking is er het afgelopen
decennium sowieso veel veranderd in de GGZ-sector. Denk bijvoorbeeld
maar aan de sterk verbeterde samenwerking tussen de geestelijke
gezondheidszorg en de verslavingszorg. Veel patiënten met een
verslavingsprobleem hebben ook een psychische aandoening en andersom.
Tot een jaar of vier, vijf geleden werden deze mensen nogal eens van
het kastje naar de muur gestuurd. Maar dankzij de zogeheten dubbele
diagnose-richtlijn en het Doorbraakproject komt dat gelukkig steeds
minder voor en dat is natuurlijk grote winst voor de patiënt.
Daarin heeft GGZ Nederland, als brancheorganisatie voor de geestelijke
gezondheids- en verslavingszorg, een belangrijke rol gespeeld. Mede
dankzij de inspanningen van GGZ Nederland heeft de geestelijke
gezondheidszorg en de verslavingszorg in Nederland zich de plaats
verworven die haar toekomt en die ook nodig is. Al was het maar omdat
we weten dat depressie hard op weg is om volksziekte nummer één te
worden. Gelukkig weten we ook dat psychische stoornissen vaak te
genezen zijn. Of als dat niet zo is, dat je er dan toch goed mee kunt
leren omgaan. Een goed functionerende geestelijke gezondheidszorg is
dus van groot belang voor een gezonde en sterke samenleving, nu en in
de toekomst.
Juist vanwege dat genezende aspect wordt de geneeskundige geestelijke
gezondheidszorg van de AWBZ per 1 januari aanstaande overgeheveld naar
de Zorgverzekeringswet. Een overheveling die, zoals zo vaak bij dit
soort operaties, gemakkelijker gezegd is dan gedaan. Er is veel
overleg met de sector aan vooraf gegaan en er is ook het nodige over
geklaagd en gemopperd, maar uiteindelijk zaten alle betrokken partijen
op één lijn.
Daardoor valt alle geneeskundige zorg nu onder één en hetzelfde
regime, het regime van de Zorgverzekeringswet. Bovendien heeft het als
voordeel dat de AWBZ daardoor weer meer wordt waar die wet ooit voor
was bedoeld: een verzekering voor langdurige, continue zorg.
De overheveling van de curatieve GGZ naar de Zorgverzekeringswet kan
ook een goede stimulans zijn voor inhoudelijke innovatie van het
bestaande zorgaanbod. Zorgverzekeraars zullen, stel ik mij voor, de
aanbieders vragen om strak omschreven behandelplannen voor bepaalde
aandoeningen. Ik weet dat er op dit moment binnen verschillende
instellingen al een aantal veelbelovende proefprojecten lopen met
vernieuwende zorgprogramma's. Bijvoorbeeld voor de behandeling van
depressies of angststoornissen. Met als doel dat patiënten sneller en
beter worden geholpen. En als die nieuwe programma's in de praktijk
blijken te werken, dan is het aan GGZ Nederland als brancheorganisatie
om die goede voorbeelden onder de rest van de sector te verspreiden.
Daarnaast zorgt de overheveling voor meer samenhang in zowel de
curatieve zorg als de AWBZ. De bestaande financiële schotten tussen
onderdelen van de curatieve zorg zijn per 1 januari verdwenen. En
omdat er straks geen curatieve zorg meer zit in het AWBZ-pakket,
kunnen de uitzonderingsbepalingen voor de geneeskundige GGZ vervallen.
Dat komt de vereenvoudiging van de AWBZ-regelgeving en -bekostiging
ten goede. Deze operatie past dus prima in mijn plannen om de AWBZ
zodanig te herordenen, dat ook op termijn de langdurige onverzekerbare
zorg is gegarandeerd.
Ik vind overigens dat we de groep mensen die langdurig zorg nodig
heeft en dus in de AWBZ achterblijft, nu niet uit het oog moeten
verliezen. Ik beschouw het als een extra opdracht aan ons allemaal -
ik, u, GGZ Nederland - om te zorgen dat ook deze groep patiënten de
best mogelijke zorg krijgt.
Dat alles laat onverlet dat er per 1 januari ruim 600.000 patiënten,
in termen van geld zo'n drie miljard euro, van de ene naar de andere
verzekering worden overgeheveld. Voor de patiënten zelf verandert er
gelukkig niet veel, want zij kunnen na 1 januari 2008 nog steeds
terecht bij dezelfde instelling of dezelfde therapeut voor hun zorg.
Maar voor de sector is het natuurlijk een mega-verandering, al was het
alleen maar omdat ook de bekostiging verandert. U krijgt straks te
maken met diagnosebehandelingcombinaties, de DBC's. Dat zal voor
iedereen wennen zijn in het begin. Ik twijfel er niet aan dat er
kinderziektes gaan optreden. Maar VWS zou VWS niet zijn als er geen
vangnetten en andere hulpmiddelen worden ingezet om de overgang in
goede banen te leiden. Ik denk dan met name aan het Implementatie
Advies Team en de Stichting DBC Onderhoud.
Tegelijkertijd kijkt VWS ook al weer vooruit. De komende periode
willen we stevig inzetten op kwaliteit en innovatie in de GGZ. Onder
die noemer vallen onder meer de invoering van multidisciplinaire
richtlijnen, de prestatieindicatoren en, ik noemde ze al, de nieuwe
zorgprogramma's.
Ruim een jaar geleden kwam het boekje met prestatieindicatoren voor de
GGZ en de verslavingszorg uit. Met behulp van deze indicatoren kan de
kwaliteit van de zorg worden verbeterd en kunnen cliënten
gemakkelijker een keuze maken uit de verschillende zorginstellingen.
Ik roep daarom alle instellingen in de GGZ en de verslavingszorg op
om, in navolging van de ruim 60 instellingen die hebben meegewerkt aan
het evaluatie-onderzoek van Tranzo, nu zo snel mogelijk aan de slag te
gaan met de prestatieindicatoren.
Ook de derde evaluatie van Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische
ziekenhuizen wil ik hier niet ongenoemd laten. Het gaat hier om een
belangrijk instrument om mensen die door een psychische stoornis een
gevaar voor zichzelf of hun omgeving vormen, gedwongen op te nemen en
eventueel gedwongen te behandelen. Wij hebben het hier over een zeer
delicaat onderwerp dat zowel de patiënt als diens familie diep raakt.
De Wet bopz moet daarom met de grootst mogelijke zorgvuldigheid worden
uitgevoerd.
De evaluatiecommissie heeft vastgesteld dat de Wet bopz op hoofdlijnen
aan de oorspronkelijke doelstelling voldoet en in de praktijk redelijk
functioneert. Maar ook dat de wet niet in alle opzichten
toekomstbestendig is en er misschien beter een nieuwe wet kan komen.
Het kabinet werkt momenteel hard aan een standpunt op deze evaluatie.
Dat standpunt zal binnenkort naar de Tweede Kamer worden gestuurd.
Tenslotte wil ik nog iets kwijt over het gebruik van persoonsgebonden
budgetten in de GGZ. Uit onderzoek is gebleken dat met name het aantal
jongeren met psychiatrische beperkingen dat van een PGB gebruik maakt
de laatste jaren explosief is gestegen: van 16 procent in 2003 tot 27
procent in 2006. Die toegenomen instroom in de PGB-regeling verloopt
voornamelijk via de bureaus Jeugdzorg. Elke maand vragen via die
bureaus ruim 500 jongeren een PGB aan.
De vraag is natuurlijk waar dat sterk gestegen PGB-gebruik onder
jongeren met psychiatrische beperkingen vandaan komt. Om antwoord te
krijgen op die vraag wil ik onder meer weten hoe de bureaus Jeugdzorg
indiceren en in hoeverre die indicatiestelling overeenkomt met of
afwijkt van wat het Centrum Indicatiestelling Zorg doet. Verder laat
ik onderzoeken hoe PGB-houders dit jaar ertoe zijn gekomen voor een
PGB te kiezen en ook of bemiddelingsbureaus, zorg in natura-aanbieders
of gemeentelijke sociale diensten ze daartoe misschien hebben
gestimuleerd en waarom. Ik verwacht de uitkomsten van die onderzoeken
begin volgend jaar. Afhankelijk van die uitkomsten bepaal ik welke
maatregelen ik eventueel neem om die extra PGB-instroom in te dammen.
Dames en heren,
Ik wil eindigen met de wens dat het GGZ Nederland ook de komende tien
jaar net zo goed gaat als het afgelopen decennium. Al is dat dan niet
onder de bezielende leiding van Andrée van Es. Andrée, tegen jou wil
ik straks nog een paar persoonlijke woorden spreken.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport