Wmo, een wet vol dynamiek
Toespraak, 12 december 2007
De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is een wet vol dynamiek.
Een wet die op lokaal niveau écht iets in beweging brengt, letterlijk
en figuurlijk. Een wet die mensen meer betrekt bij de samenleving,
waardoor de leefbaarheid in wijken en buurten wordt vergroot. Dat zei
staatssecretaris Jet Bussemaker bij de afsluitende bijeenkomst van de
Wmo-pilots. De volledige tekst van haar toespraak staat hieronder.
Beste aanwezigen,
Dank in de eerste plaats voor de toelichting op de pilots en voor de
letterbak met symbolen. Een leuk idee om op deze manier te laten zien
waar u de afgelopen 2,5 jaar mee bezig bent geweest. En sommigen van u
nog een tijdje mee bezig blijven, want nog niet alle pilots zijn al
helemaal afgerond. Toch zetten we vandaag officieel een punt achter de
ondersteuning door VWS van deze experimenten met de verschillende
prestatievelden van de Wmo. Want het voornaamste kenmerk van een
experiment is dat het een tijdelijke exercitie is.
Dat betekent geenszins dat u niet verder kunt gaan met het innoveren
van uw Wmo-beleid. Nu zaken als de aanbesteding van de huishoudelijke
verzorging, de inrichting van het Wmo-loket en het opstellen van het
Wmo-beleidsplan goeddeels op de rails staan, is voor u de tijd
aangebroken om u te richten op de invoering van de Wmo-prestatievelden
en daarvoor een innovatieve aanpak te ontwikkelen. Overigens zal ook
ik de komende tijd gaan investeren in de vernieuwing van het
Wmo-beleid en het verbeteren van de kwaliteit van de uitvoering
daarvan. Ik kom daar straks op terug.
Maar vandaag maken we de balans op van 2,5 jaar proefdraaien,
uitproberen, experimenteren of hoe je het noemen wilt. Sowieso wil ik
iedereen die heeft meegewerkt aan de proeftuinen hartelijk bedanken
voor de getoonde inzet. Met name de 26 pilotgemeenten, want zij hebben
toch in zekere zin hun nek uitgestoken en er veel extra werk aan
gehad. Ik ben u daar zeer erkentelijk voor.
De 26 proeftuin-gemeenten hadden ook nog een andere taak, namelijk die
van Wmo-ambassadeur. En daarnaast waren er nog elf gemeenten die
alleen als Wmo-ambassadeur optraden. In die rol waren zij voor het
implementatiebureau Wmo een belangrijke bron van informatie waar het
ging om de invoering van de Wmo. Niet alleen voor hun eigen gemeente,
maar ook voor de regiogemeenten. Zo kon VWS op de voet volgen wat er
goed en ook wat er niet goed ging. En kon VWS op zijn beurt via de
ambassadeurs snel informatie verspreiden over de Wmo. Die
schakelfunctie pakte in de praktijk heel goed uit en ook voor het
vervullen van die rol wil ik de Wmo-ambassadeurs bedanken.
Ik vind dat we, terugkijkend, kunnen spreken van een geslaagde
operatie. Wat mij betreft was de grote meerwaarde van de proeftuinen
dat de deelnemende gemeenten probeerden in de geest van de Wmo te
werken. Bijvoorbeeld als het gaat om het betrekken van de inwoners bij
de uitwerking van de prestatievelden. Door eerst hun behoeften te
peilen en daar de Wmo-activiteiten zo veel mogelijk op af te stemmen.
Maar ook door niet alleen te kijken naar wat mensen niet meer kunnen,
maar vooral naar wat ze nog wél kunnen doen voor de samenleving.
Bijvoorbeeld door vrijwilligerswerk te doen, mantelzorg te verlenen of
actief te zijn in de buurt of in een vereniging. En uit diverse pilots
is gebleken dat dat werkt. Mensen met beperkingen willen aangesproken
worden op hun kwaliteiten. Vernieuwend denken en vernieuwend handelen:
u heeft laten zien dat het kán en dat de Wmo daardoor in veel
opzichten een succesverhaal is. Vooral dankzij ú.
Ik zou over de resultaten van alle Wmo-pilots wel iets willen en
kunnen zeggen, maar dan staan we hier vanavond nog. Daarom pik ik er
een paar uit, zonder de andere daarmee te kort te willen doen.
In Almere heb je het Wmo-warenhuis, met een geïntegreerde
AWBZ/Wmo-vragenlijst. Dat vind ik nu een heel goed voorbeeld van
denken vanuit de cliënt, want die maakt vaak geen onderscheid tussen
hulp die hij of zij krijgt op grond van de AWBZ of via de Wmo. Almere
werkt dus sterk vraaggericht in plaats van aanbodgestuurd en dat is
precies één van de belangrijkste uitgangspunten van de Wmo. Het is
bovendien de één-loketgedachte in optima forma.
In Hoogeveen hebben ze het `noaberschap', oftewel de zorg voor elkaar,
nieuw leven in geblazen. En niet de gemeente of de instellingen voeren
de regie, maar een groep wijkbewoners. Die hebben ook het bijbehorende
budget gekregen om wensen van de medebewoners rond wonen en leven in
de wijk te inventariseren en in de praktijk te brengen. Dat dat de
onderlinge verstandhouding en daarmee de leefbaarheid in de wijk ten
goede komt lijkt mij duidelijk. Een prima initiatief dus. Overigens
betrekt ook de gemeente Breda de wijkbewoners en in het bijzonder de
kwetsbare burgers bij de leefbaarheid in de wijk. Niet voor niks won
Breda vorig jaar de Wmo Award voor de succesvolste proeftuin.
En dan noem ik tenslotte nog de pilot in
Alblasserwaard-Vijfherenlanden. Daar werd geëxperimenteerd met een
persoonsgebonden budget dat voor hulp bij het huishouden en alle
hulpmiddelen toepasbaar is. De deelnemers kregen veel
bestedingsvrijheid en hoefden slechts in zeer beperkte mate
verantwoording af te leggen. Wat bleek? Het geld wordt over het
algemeen besteed waar het voor bedoeld is. PGB-houders traden weinig
buiten de bestaande paden. Het PGB blijkt dus goed te passen binnen de
Wmo, al bleek ook dat nog niet alle schotten tussen AWBZ en Wmo
verdwenen zijn. Ook hier was dus sprake van een zinvol experiment,
waar zowel VWS als andere gemeenten van kunnen leren.
Ik wil met deze tamelijk willekeurig gekozen voorbeelden maar aangeven
hoe waardevol de Wmo-proeftuinen zijn geweest. En met de uitkomsten
kunnen niet alleen de andere gemeenten hun voordeel doen, maar ook het
ministerie van VWS. Op die manier weten wij in Den Haag hoe wij de
gemeenten in de toekomst moeten ondersteunen bij de vernieuwing en
verbreding van de Wmo.
Want met de invoering van de Wmo op 1 januari jl. en de afsluiting van
de Wmo-proeftuinen vandaag houdt het natuurlijk niet op. Weliswaar
zijn in de Wmo de beleidsvrijheid en de autonomie van de gemeenten
stevig verankerd, ik ben en blijf systeemverantwoordelijk, zoals dat
in het Haagse jargon heet. Dat betekent simpelweg dat ik de
ontwikkelingen in gemeenten goed zal blijven volgen.
Als gemeenten de Wmo niet of niet goed uitvoeren, zal ik niet met mijn
armen over elkaar aan de kant blijven staan en roepen: `Daar ga ik
niet over, daar moet de gemeenteraad op toezien'. De burger moet
krijgen waar hij recht op heeft en als dat niet zo is, zal ik de
desbetreffende gemeente daarop aanspreken.
Maar, zoals ik onlangs nog op het Wmo-congres in Apeldoorn heb gezegd,
ik ben niet alleen scheidsrechter, maar ook coach. En een goede coach
voelt zich net zo verantwoordelijk voor een goed resultaat als de
spelers in het veld. En zorgt er door een verandering van speelwijze
of het inzetten van nieuwe spelers voor dat er ook echt resultaten
worden geboekt.
Daarom begin ik in 2008 met het programma `Vernieuwing en Kwaliteit in
de Wmo'. Doel van dat programma is het succes van de Wmo te vergroten
en te versnellen. Bijvoorbeeld door meer tempo en kwaliteit te brengen
in de pogingen om zelfredzaamheid, deelname aan de samenleving en
sociale samenhang te versterken. Het gaat dan met name om de
onderwerpen wederkerigheid, participatie en verbinden.
In het programma komen ook een aantal van mijn politieke prioriteiten
terug. Meer concreet betekent dit dat ik inzet op thema's als geweld
in afhankelijkheidsrelaties, vrijwillige inzet en mantelzorg en de
verbindingen met andere beleidsterreinen, zoals de Wet werk en
bijstand, de 40-wijkenaanpak en het combineren van wonen, welzijn en
zorg.
Het wordt een programma met een zo praktisch mogelijke doelstelling:
met de resultaten moet je als gemeente en ook als uitvoerende
organisatie daadwerkelijk aan de slag kunnen. Om die reden ga ik met
onder meer de VNG en andere betrokken partijen praten over de concrete
invulling van dit programma. Ook het implementatiebureau van het
ministerie van VWS en de VNG blijft voorlopig nog actief om gemeenten
te ondersteunen.
Dames en heren,
Vandaag sluiten we een fase af en beginnen we dus vrijwel direct met
een nieuwe fase. De Wmo is, dat blijkt wel uit de proeftuinen, een wet
vol dynamiek. Een wet die op lokaal niveau écht iets in beweging
brengt, letterlijk en figuurlijk. Een wet die mensen meer betrekt bij
de samenleving, waardoor de leefbaarheid in wijken en buurten wordt
vergroot. De Wmo is in feite de lokale vertaling van het kabinetsmotto
`samen werken, samen leven'.
Ik ga er van uit dat u ook na vandaag hetzelfde enthousiasme aan de
dag legt om de Wmo tot een succes te maken. Ik wens u daarbij in elk
geval alle succes en u kunt ervan verzekerd zijn dat ik u daarbij op
de voet blijf volgen en u zal helpen waar dat kan. Ik wil dan ook
graag met u een toast uitbrengen op de bereikte resultaten en op het
begin van de nieuwe fase van de Wmo.
Dank u wel.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport