Datum: 17 januari 2008
Inlichtingen bij: Ruud de Mooij (tel. 0044-1865-288915) en Jacqueline
Timmerhuis (tel. 070-3383477)
Belastingconcurrentie bedreigt ook inkomstenbelasting in Europa
De almaar dalende tarieven van de vennootschapsbelasting (Vpb) in
Europa hebben de afgelopen decennia niet geleid tot een afname van de
Vpb-opbrengsten. Dit is echter geen reden om de schadelijke gevolgen
van belastingconcurrentie te bagatelliseren. De consequenties van
lagere Vpb-tarieven voor de overheidsbegroting komen namelijk voor een
deel tot uitdrukking in de vorm van een lagere opbrengst van de
inkomstenbelasting (IB).
Dit concluderen de onderzoekers Ruud de Mooij (CPB) en Gaëtan Nicodème
(Europese Commissie) in het vandaag verschenen CPB Discussion Paper
Corporate tax policy and incorporation in the EU. Het International
Institute for Public Finance heeft dit onderzoek in 2007 bekroond met
de 'Richard and Peggy Musgrave Prize' voor het beste artikel van dat
jaar op het terrein van de openbare financiën.
De puzzel van lagere tarieven en gelijke opbrengsten
De Vpb-tarieven zijn in Europa sinds het begin van de jaren '80
gestaag gedaald (zie linkerfiguur). In de EU-15 (de 15 Europese
lidstaten van voor de toetreding van de Midden- en Oost-Europese
landen in 2004) daalden de tarieven van gemiddeld 48% in 1985 naar
minder dan 30% in 2006. In de nieuwe lidstaten uit Midden- en
Oost-Europa zijn de tarieven afgenomen van gemiddeld 36% in 1993 naar
18% in 2006. Toch zijn de Vpb-opbrengsten in dezelfde periode - ook
relatief gezien - niet afgenomen. Het rechterfiguur laat zien dat de
Vpb-opbrengst als percentage van het bruto binnenlands product (BBP)
gemiddeld genomen vrijwel gelijk is gebleven over de tijd of zelfs nog
iets is gestegen.
Ontwikkeling in gemiddelde Vpb-tarieven in Europa Gemiddelde
Vpb-opbrengsten als % van het BBP
Bij de berekening van gemiddelden zijn gegevens gewogen met het BBP
van een land in het desbetreffende jaar.
Verschuiving naar meer vennootschappen....
De combinatie van dalende tarieven en gelijkblijvende opbrengsten in
de Vpb kan deels worden verklaard uit een beleid van tariefsverlaging
en grondslagverbreding in veel landen, waaronder recentelijk in
Nederland. Daarbij wordt de opbrengstvermindering vanwege de lagere
tarieven gecompenseerd door de bredere belastinggrondslag vanwege
minder aftrekposten en minder ruimhartige fiscale afschrijvingen, etc.
Dit beleid kan echter niet alles verklaren. Daarom is in de
onderhavige studie een tweede verklaring onderzocht: de verschuiving
van rechtsvorm. Door het verlagen van de Vpb-tarieven (onder invloed
van belastingconcurrentie) ontstaat in sommige landen een toenemend
verschil tussen het toptarief in de IB en het tarief van de Vpb. Dit
moedigt bedrijven aan om hun onderneming te voeren in de
vennootschapsvorm (waarbij je Vpb moet betalen) in plaats van een
zelfstandige onderneming zoals de eenmanszaak (waarbij je IB betaalt,
in Nederland Box 1). De invloed van belastingen op de ondernemingsvorm
is voor Europa niet eerder onderzocht.
.... waardoor bedrijven besparen op belasting
Het onderzoek maakt gebruik van gegevens over de ondernemingsvorm in
17 Europese landen en over 6 jaren. Uit het onderzoek blijkt dat een
systematische invloed waarneembaar is van belastingverschillen op de
keuze van rechtsvorm. Zo leidt een 1%-punt groter tariefsverschil
tussen de Vpb en de IB tot een stijging in het aandeel ondernemingen
in de vennootschapsvorm met 0,55%-punt. Een Vpb-verlaging die
aanvankelijk 100 euro lijkt te kosten, verlaagt de Vpb-opbrengst
uiteindelijk niet met 100 euro maar slechts met 76 euro (voor een
gemiddeld Europees land). Dit komt doordat bedrijven hun rechtsvorm
aanpassen in reactie op het relatief aantrekkelijker geworden
Vpb-regime. Tegenover de afname van de Vpb-opbrengst door lagere
tarieven staat dan een toename van de Vpb-opbrengst doordat er meer
vennootschappen komen. De budgettaire kosten van tariefsverlaging voor
de overheid lijken daardoor echter kleiner dan ze feitelijk zijn. De
verschuiving richting vennootschappen gaat namelijk ten koste van de
opbrengst van de IB. In landen waar vennootschappen gemiddeld minder
belasting betalen dan zelfstandige ondernemers, zal de totale
belastingopbrengst voor de overheid zelfs extra dalen door dit effect.
Per saldo lagere belastingopbrengsten EU door lagere Vpb-tarieven
De verschuiving in ondernemingsvorm verklaart voor een deel de puzzel
van dalende Vpb-tarieven en de gelijkblijvende Vpb-opbrengst. Zo is
het tariefverschil tussen de IB en de Vpb tussen 1990 en 2004 in de
EU-15 gemiddeld gestegen van 12% naar 20% als gevolg van de steeds
lagere Vpb-tarieven. Volgens de bovengenoemde schatting heeft dit
geleid tot een extra Vpb-opbrengst van jaarlijks circa 0,25% van het
BBP in recente jaren omdat bedrijven hun rechtsvorm hebben aangepast.
De opbrengst van de IB is daardoor echter meer dan navenant lager
uitgekomen. Lagere Vpb-tarieven vormen daarom een bedreiging voor de
opbrengst van de inkomstenbelasting en zijn waarschijnlijk
schadelijker voor de overheidskas dan vaak wordt aangenomen.
CPB Discussion Paper 97, Corporate tax policy and incorporation in the
EU, is te bestellen bij:
Bibliotheek Centraal Planbureau
Postbus 80510
2508 GM Den Haag
Telefax: 070-3383350
E-mail: bibliotheek@cpb.nl
Prijs: 9,- euro
Centraal Planbureau