De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal Postbus 90801
2509 LV Den Haag
Binnenhof 1 A Anna van Hannoverstraat 4
2513 AA S GRAVENHAGE Telefoon (070) 333 44 44
Fax (070) 333 40 33
2513AA22XA
www.szw.nl
Contactpersoon Ons kenmerk AM/BR/08/453
Doorkiesnummer Datum 29 januari 2008
Onderwerp Kabinetsstandpunt re-integratie
Hierbij ontvangt u het kabinetsstandpunt over de evaluatie van de re-integratieactiviteiten in de
sociale zekerheid op grond van artikel 23 van de begroting van het ministerie van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid. Deze zogenoemde beleidsdoorlichting laat nut en noodzaak van
re-integratie zien, alsmede oordelen over en ontwikkelingen van de uitgevoerde activiteiten.
Ze maakt duidelijk in welke mate gemeenten, CWI en UWV als uitvoerders effectief en
doelmatig gebruikmaken van de instrumenten voor het aan het werk helpen van mensen die
(tijdelijk) langs de kant staan (re-integratie) en of het geld daarvoor doelmatig wordt ingezet.
In dit standpunt komen achtereenvolgens aan de orde:
· de hoofdlijnen van de uitkomst van de beleidsdoorlichting tot 2005;
· welke maatregelen kabinet en uitvoerders al sinds 2005 ter verbetering hebben
genomen;
· welke verdere acties dit kabinet en de uitvoerders nemen voor verdere verbetering van
de re-integratie van mensen die (langdurig) langs de kant staan.
Het kabinetsstandpunt over de beleidsdoorlichting hangt samen met eerdere rapporten die u
van ons heeft ontvangen, zoals: de evaluatie Wet werk en bijstand (WWB), de evaluatie Suwi
en de evaluatie re-integratiemarkt, de vierde voortgangsrapportage IRO en het IWI-rapport
`Uitvoering re-integratie door het UWV'. Tevens bieden wij u de evaluatie van het
scholingsprotocol UWV en het IWI-rapport `Matchen van vraag en aanbod' aan. Bijlage 1 laat
het verband zien tussen de verschillende rapportages.
1. Re-integratiebeleid: economische en sociale noodzaak
Het is vooraf goed om te beseffen dat verreweg de meeste mensen die werkloos worden zelf
weer een baan vinden (zes op de tien) en dus geen steun in de rug nodig hebben. Helaas geldt
dat niet voor iedereen: vier op de tien mensen vindt niet op eigen kracht een baan. Activiteiten
op het terrein van re-integratie zijn juist bedoeld voor deze groep mensen. Het kabinet wil hen,
zeker met toenemende krapte op de arbeidsmarkt, niet werkloos aan de kant laten staan. Dit
maatschappelijk kapitaal moet waar mogelijk verzilverd worden.
Re-integratie is niet alleen een individueel belang (verwerven inkomen, meedoen in de
samenleving) maar ook een collectief belang van onze samenleving. Als personen (langdurig)
een uitkering hebben, gaat dit nog afgezien van de totale kosten aan uitkeringen- ten koste
van de arbeidsparticipatie en de economische groei. Die hebben wij als Nederland nodig om
aan toekomstige uitdagingen als betaalbaarheid van de sociale zekerheid en opvang van de
Ons kenmerk AM/BR/07/41663
kosten van de vergrijzing het hoofd te kunnen bieden. Werkloosheid werkt ook op individueel
niveau negatief door: het ontneemt mensen de kans op zelfontplooiing, economische
zelfstandigheid, maatschappelijke betrokkenheid en integratie. Investeren in re-integratie ter
bestrijding van de werkloosheid is kortom een economische en sociale must. De overheid heeft
daarin in de ogen van het kabinet een belangrijke rol. De arbeidsmarkt werkt immers niet zo
perfect dat mensen die lang langs de kant staan in alle gevallen automatisch weer aan de slag
komen. Het duwtje dat zij nodig hebben, moet deels van de overheid komen. Bovendien is het
naar vermogen bij de samenleving betrekken van mensen, waar mogelijk en bij voorkeur via
betaald werk, een van de speerpunten van het kabinetsbeleid.
De economische en sociale noodzakelijkheid van re-integratie laat onverlet de noodzaak om te
komen tot een zo goed mogelijke inzet van het beschikbare instrumentarium en geld en daarin
steeds weer verbeteringen aan te brengen. De beleidsdoorlichting biedt ons hiervoor nieuwe
inzichten.
Het totale budget voor re-integratie is gedaald. Het Rijk stelde in 2002 aan gemeenten en
UWV ruim 3 miljard beschikbaar voor re-integratie. In 2007 is dat iets meer dan 2 miljard:
1,6 miljard voor het flexibele re-integratiebudget van gemeenten (W-deel) en circa 400
miljoen voor het UWV. Dit bedrag daalt verder tot 1,7 miljard in 2011.
Een beperkt deel van het re-integratiegeld wordt besteed via private bedrijven. Het exacte
bedrag staat niet vast, maar uit onderzoek blijkt dat in 2004 een kwart van het toen beschikbare
bedrag naar deze bedrijven ging. De rest deed de overheid toen zelf.
2. Belangrijkste uitkomsten: re-integratie uit de kinderschoenen
De beleidsdoorlichting geeft een goed overzicht van de re-integratieactiviteiten die tot en met
2005 zijn ondernomen. Ze geeft het kabinet nieuwe inzichten hoe we re-integratiemiddelen zo
in kunnen zetten dat we zoveel mogelijk effect bereiken. Nieuwe ontwikkelingen sinds die tijd
zijn uiteraard niet meegenomen in de beleidsdoorlichting, maar tellen wel voor de beoordeling
door het kabinet. Dat geldt bijvoorbeeld voor het beleid dat gemeenten hebben ontwikkeld op
basis van de Wet werk en bijstand die per 1 januari 2004 is ingevoerd én de veranderingen die
het UWV de laatste jaren heeft doorgevoerd.
De belangrijkste uitkomsten van de beleidsdoorlichting zijn:
· Steeds meer mensen vinden via ondersteuning werk. In 2002 werkte 26 procent van de
mensen na twee jaar weer, in 2004 41 procent. De bruto-effectiviteit1 is hiermee met 50
procent gestegen.
· De vraag of dit alleen door re-integratie komt (de netto-effectiviteit2) is niet eenduidig
te beantwoorden: de beleidsdoorlichting spreekt van een `klein positief effect'. Als
gevolg van re-integratie-ondersteuning zijn iets meer mensen aan het werk gekomen.
· Het netto-effect van re-integratie varieert sterk per doelgroep en gebruikte instrumenten.
De beleidsdoorlichting laat zien dat re-integratie de meeste zin heeft bij mensen met de
grootste afstand tot de arbeidsmarkt. Dit is een belangrijke les voor de uitvoering en de
organisatie van de uitvoering.
1 Bruto-effectiviteit: de mate waarin mensen na re-integratieondersteuning weer werken.
2 Netto-effectiviteit: de mate waarin mensen dankzij re-integratieondersteuning weer werken.
---
Ons kenmerk AM/BR/07/41663
· Re-integratie brengt mensen die niet direct aan een baan komen wel dichter bij de
arbeidsmarkt. Circa 41 procent van de re-integratie gericht op sociale activering leidt tot
verdere re-integratieactiviteiten die meer gericht zijn op het krijgen van een baan.
· Het gemeentelijk budget voor re-integratie gaat steeds minder naar gesubsidieerde
arbeid en steeds meer naar activiteiten om mensen gewoon aan de slag te helpen. Zo
besteedden gemeenten in 2002 nog 78 procent van hun re-integratiegeld aan
gesubsidieerde arbeid. In 2005 was dat gedaald naar 52 procent. Gemeenten kunnen het
geld voor gesubsidieerde banen niet vrij besteden aan re-integratieactiviteiten die direct
leiden tot werk.
· De financiële effectiviteit van re-integratie is op verschillende manieren te beoordelen.
De kosten van de uitvoering kunnen tegenover de baten worden gezet (minder
uitkeringen) maar ook de maatschappelijke kosten tegenover maatschappelijke baten.
Re-integratie bespaart weinig op uitkeringen. De besparingen op de uitkering wegen
soms wel op tegen de uitgaven aan re-integratie, maar meestal niet.
Dat laatste punt behoeft een toelichting:
- Re-integratie kan ook nut hebben, zelfs als het niet direct tot werk leidt. Voor bepaalde
mensen is die stap (nog) te groot en zijn tussenstapjes nodig. Dit doel van re-integratiebeleid
zorgen dat mensen minder ver van de arbeidsmarkt staan door bijvoorbeeld sociale activering
en maatschappelijke participatie telt financieel niet mee als resultaat, maar is
maatschappelijk wel een opbrengst. Mensen komen dichter bij de arbeidsmarkt en bij
economische zelfstandigheid, zoals de beleidsdoorlichting ook laat zien.
- Resultaat van re-integratie is niet altijd uit te drukken in minder uitkeringen. Soms hebben
mensen die via re-integratie aan het werk komen geen uitkering (zaten thuis zonder uitkering)
en een deel is gedeeltelijk arbeidsgeschikt en blijft deels een uitkering houden. In die gevallen
wordt niet bespaard op uitkeringen, maar komen er wel meer mensen aan de slag.
- Het aanbieden alleen al van re-integratie heeft een preventief effect: mensen zien om die
reden soms af van een uitkeringsaanvraag of gaan er sneller door aan het werk. Het principe
van work first in de bijstand dat steeds breder wordt toegepast laat dit zien. Zo blijkt dat
17% van de mensen hun aanvraag voor een uitkering intrekken op het moment dat de
gemeente een tegenprestatie vraagt in de vorm van meedoen aan work first3. Onderzoek onder
WW'ers laat zien dat alleen al het voorstel voor een re-integratievoorziening zorgt voor
minder uitkeringen.
- Tot slot moet het financiële nut van re-integratie ook bekeken worden vanuit de
maatschappelijke kosten en baten. Maatschappelijke effecten kunnen zijn: minder isolement,
actief maken van burgers, meer productie, minder criminaliteit en lagere zorgkosten. De
wetenschappelijke inzichten over `de berekening' van de opbrengst van dit soort effecten zijn
niet eensluidend en worden verder onderzocht. Het kabinet meent dat deze opbrengsten er zijn.
Alles bij elkaar geeft de beleidsdoorlichting aan dat verbeteringen nodig en mogelijk zijn bij
de re-integratie. Dat was ook te verwachten zo was er bij de start van de re-integratiemarkt
weinig of geen expertise - en het heeft daarom deels ook te maken met kinderziekten. Dat
3 WWB-monitor 2006, Meer perspectief voor mensen, twee jaar Wet werk en bijstand, Utrecht, mei 2006, p. 48.
---
Ons kenmerk AM/BR/07/41663
heeft ertoe geleid dat re-integratiegelden niet altijd effectief werden ingezet. UWV en
gemeenten hebben ook moeten leren hoe zij opdrachtgever moesten zijn, het vergaren van
inzicht in effectiviteit stond nog in de kinderschoenen, de markt van re-integratiebedrijven was
in ontwikkeling en moest deels nog tot stand komen en er werd te weinig gewerkt vanuit de
behoefte van de werkgever.
3. Afgelopen jaren in gang gezette verbeteringen
De afgelopen jaren is er op het terrein van de re-integratie het nodige verbeterd. Deels zijn die
verbeteringen in wet- en regelgeving doorgevoerd, deels in de uitvoering. Zij hebben als
gemeenschappelijke doel de effectiviteit van de re-integratie te vergroten en te zorgen dat meer
mensen aan het werk komen of op weg naar werk gaan. Er is sprake van een cultuuromslag:
werk staat nu boven een uitkering. Bij gemeenten heeft de Wet werk en bijstand daaraan
bijdragen. Maar ook het UWV heeft aan die cultuuromslag bijgedragen.
De belangrijkste ontwikkelingen sinds 2005 zijn:
· Prikkels in de WWB. De nieuwe Wet werk en bijstand (2004) geeft gemeenten meer
beleidsruimte en financiële prikkels voor goed presteren. Dit zet gemeenten aan tot een
effectievere inzet van re-integratiegeld en meer maatwerk. De evaluatie van de WWB
bevestigt dit ook: gemeenten kunnen beter maatwerk leveren dan het Rijk; financiële
prikkels en beleidsmatige ruimte werken beter dan opgelegde regels van de
rijksoverheid. De effectiviteit van de WWB blijkt ook uit de daling van het aantal
mensen in de bijstand: tot het laagste aantal sinds 25 jaar.
· Vanuit de vraag werken. De vraag van werkgevers naar arbeid is bij gemeenten en
UWV, CWI meer centraal komen te staan. Deze instituties op het terrein van werk en
inkomen werken beter met elkaar samen om goed in te spelen op die vraag in de re-
integratie die ze uitkeringsgerechtigden aanbieden. Zo komen uitkeringsgerechtigden
sneller en op efficiëntere wijze naar de arbeidsmarkt. Werkgevers nemen ook meer
verantwoordelijkheid door in samenwerking met UWV, CWI en gemeenten
bijvoorbeeld in zogenoemde `poortwachterscentra' vraag en arbeid naar personeel
onderling uit te wisselen, ook voor moeilijk inzetbare groepen mensen.
· Maatwerk in de uitvoering. Het UWV heeft meer maatwerk gebracht in de benadering
van klanten: re-integratiecoaches zorgen voor betere begeleiding en er is geregeld een
voortgangsgesprek. De individuele re-integratieovereenkomst (iro) geeft de klant zelf
meer invloed op de invulling van de re-integratie. Deze wijzigingen sluiten aan bij de
inzichten uit de beleidsdoorlichting. Ze hebben gezorgd voor meer effectiviteit van re-
integratie in vergelijking tot de beleidsdoorlichting.
· Meer actie in de WW. Het kabinet heeft wijzigingen doorgevoerd in de WW om
mensen weer sneller aan de slag te laten gaan. Zo komen mensen minder snel in
aanmerking voor een uitkering en de duur van de uitkering is korter geworden.
· Meer aandacht voor zorgvuldig aanbesteden en goed opdrachtgeverschap. Tal van
bedrijven bieden re-integratieactiviteiten aan. Deze re-integratiemarkt is op belangrijke
aspecten steeds beter gaan functioneren. UWV en gemeenten zijn de afgelopen jaren
steeds professionelere en betere opdrachtgevers geworden. Grootschalige `veilingen'
---
Ons kenmerk AM/BR/07/41663
van groepen uitkeringsgerechtigden hebben plaatsgemaakt voor een zorgvuldige, op
individuele basis gemaakte selectie van re-integratiebureaus. Re-integratiebureaus
krijgen steeds vaker alleen bij resultaat uitbetaald volgens het principe `no cure, no
pay'. Ook is de afgelopen jaren kwaliteit, en niet alleen prijs, meer centraal komen te
staan.
Deze ontwikkelingen hebben bij elkaar geholpen om het aantal uitkeringen de afgelopen jaren
aanzienlijk te laten dalen. Uiteraard heeft ook de gunstige economische situatie geholpen.
Momenteel daalt gelijktijdig het aantal WW-, bijstands- en arbeidsongeschiktheidsuitkeringen.
Dat is bijzonder: voorheen waren deze uitkeringen vaak communicerende vaten. Een daling
van de WW-uitkeringen leidde bijvoorbeeld vaak tot meer bijstandsuitkeringen.
4. Verdere verbetering re-integratie nodig
De huidige ontwikkelingen op het terrein van re-integratie tonen veel verbeteringen en sluiten
aan bij de conclusies uit de beleidsdoorlichting. Verdere verbeteringen en ontwikkelingen zijn
ook mogelijk en denkbaar naar aanleiding van de uitkomsten van de op 17 januari ingestelde
commissie arbeidsparticipatie en eventuele verdere ontwikkelingen op het terrein van
arbeidsparticipatie.
Het kabinet ziet evenwel in de beleidsdoorlichting aanleiding om nu reeds verdere
verbeteringen in te zetten. Zo wil het kabinet middelen nauwkeuriger richten op die groepen en
situaties waar het meeste effect van re-integratie te verwachten is. Deze verdere verbeteringen,
die wij de komende tijd inzetten, worden hieronder aangegeven.
- Beter samenwerken in de uitvoering: klant en werkgever centraal
Het kabinet wil de schotten in de uitvoering zoveel mogelijk weghalen. Daarom stimuleren wij
de oprichting van nieuwe zogenoemde locaties voor werk en inkomen. De verschillende
uitvoeringsinstanties (UWV, CWI, gemeenten) bieden hierin lokaal gezamenlijk hun diensten
aan. Hierin staan werkgevers en klanten centraal, uitvoerders kunnen elkaars sterke kanten
beter benutten. Uit het bijgevoegde IWI-rapport `Matchen van vraag en aanbod' blijkt dat die
samenwerking al meer vorm krijgt. Het kabinet volgt de voortgang in die samenwerking in
tussentijdse rapportages.
De uitvoeringsorganisaties zorgen ervoor dat de klant één aanspreekpunt krijgt. Zij kunnen
gebruik maken van elkaars expertise om de klant - onafhankelijk van de uitkering waar hij
voor in aanmerking komt de beste hulp op weg naar werk te bieden. Ook kunnen uitvoerders
met de LWI's gezamenlijk werkgevers benaderen en een gezamenlijke strategie ontwikkelen
om vraag van werkgevers het beste aan te laten sluiten bij het re-integratieaanbod aan hun
klanten.
Daarnaast kunnen uitvoerders meer samenwerken bij de inkoop van re-integratietrajecten. Het
UWV heeft de aanbestedingsprocedure in de loop van de tijd al verbeterd. In vervolg hierop
past het UWV de inkoopprocessen verder aan, ook om een beter evenwicht te bereiken in de
kwaliteit en prijs van re-integratiebedrijven. Gemeenten (vooral kleinere) hebben meer moeite
met de inkoop van re-integratie. Nauwere samenwerking kan hen laten profiteren van de
kennis van UWV op dit terrein.
---
Ons kenmerk AM/BR/07/41663
Er is meer zicht nodig op het functioneren van de private re-integratiebedrijven. Daarvoor is de
medewerking van gemeenten onmisbaar. De stichting Blik op Werk biedt gemeenten de
mogelijkheid hun ervaringen op de private re-integratiemarkt te publiceren in een vergelijkend
onderzoek (`contractenbenchmark'). Zo kunnen uitvoeringsinstanties de resultaten van re-
integratiebedrijven met elkaar vergelijken. Dit werkt nog onvoldoende, omdat momenteel
slechts 14 gemeenten een bijdrage aan dit onderzoek leveren. Wij gaan gemeenten aanspreken
op hun verantwoordelijkheid om meer inzicht te bieden in de resultaten van re-
integratiebedrijven waarmee ze werken.
Daarnaast komt er, met steun van ons ministerie, een website waarop goede voorbeelden van
re-integratie kunnen worden uitgewisseld.
Succes in het re-integratieproces hangt volgens de Inspectie Werk en Inkomen4 vooral af van
de mate waarin de opdrachtgever de regie weet te houden op de voortgang van re-
integratietrajecten. Dan moeten re-integratiebedrijven wel tijdig aan de bel trekken als een
traject dreigt te mislukken zodat uitvoerders het traject kunnen beëindigen of bijstellen5, zoals
ook de RWI constateert in een advies.6 Het kabinet wil daar afspraken over maken.
- Selectiever gebruik en meer maatwerk bij inzet re-integratiegeld.
De re-integratie-instrumenten van gemeenten en UWV voor personen met een WW-, WWB-
of arbeidsongeschiktheidsuitkering zijn zeer divers. Dit is ook nodig omdat de oorzaak van de
werkloosheid en daarmee ook de afstand tot de arbeidsmarkt dikwijls per klant verschilt
(omgevingsfactoren, persoonlijke factoren). Dit vraagt om een specifieke aanpak. De
beleidsdoorlichting maakt goed zichtbaar welk instrument op welk moment voor wie moet
worden ingezet, zodat selectiever en beter van de re-integratiemiddelen gebruik kan worden
gemaakt. Van deze inzichten kunnen de uitvoeringsorganisaties en gemeenten de komende tijd
profiteren.
Het kabinet maakt de komende tijd afspraken met het UWV over verdere verbetering van het
opdrachtgeverschap en een selectievere en gerichtere inzet van re-integratie-instrumenten.
Met gemeenten heeft het kabinet al eerder in een bestuursakkoord afspraken gemaakt. Er
moeten aan het eind van deze kabinetsperiode 75.000 personen minder in de bijstand zijn.
Daarnaast moeten er 25.000 niet-uitkeringsgerechtigden aan het werk zijn of een andere
maatschappelijke bijdrage leveren. Het uitvoeren van de afspraken is een forse opgave, omdat
mensen die nu nog in de bijstand zitten, vaak een grotere afstand tot de arbeidsmarkt hebben
dan de mensen die de afgelopen jaren aan het werk zijn geholpen. Om dit doel te bereiken
zullen gemeenten de komende jaren hun re-integratiegeld selectiever en beter in moeten zetten.
Het feit dat het budget voor gemeenten lager is dan de afgelopen periode maar wel voor
meerdere jaren vastgelegd, is daarvoor een stimulans.
De beleidsdoorlichting laat zien dat uitvoerders re-integratietrajecten, vooral voor
uitkeringsgerechtigden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, selectief moeten inzetten.
Selectiviteit betekent dat een deel van de cliënten geen ondersteuning krijgt: ze komen toch
wel snel aan werk. Daarom stapt het kabinet af van de sluitende aanpak zoals we die tot nu toe
kenden waarbij iedereen binnen een jaar een re-integratietraject moest krijgen. We zullen de
4 Van aanbesteden tot uitvoeren (IWI).
5 S. Slotboom, L. Mallee, M. Blommesteijn en J. Timmerman. Beleid en praktijk na niet-geslaagde trajecten. Amsterdam: Regioplan.
6 Het RWI-rapport over tweede kans-trajecten.
---
Ons kenmerk AM/BR/07/41663
uitvoeringsorganisaties daar ook niet langer op afrekenen. In plaats daarvan worden re-
integratie-instrumenten nauwkeuriger, afhankelijk van persoonlijke omstandigheden van een
klant op een vroeger of later moment ingezet dan voorheen.
De evaluatie van het scholingsprotocol laat goede resultaten zien en toont aan dat kortdurende
scholing effectief is. Scholing moet nadrukkelijk aansluiten bij de vraag op de arbeidsmarkt.
- Wettelijke maatregelen ter ondersteuning re-integratie
Het kabinet heeft eerder al besloten tot een aantal wettelijke maatregelen in de sociale
zekerheid die ondersteund worden door de conclusies van de beleidsdoorlichting. Een
belangrijke invalshoek daarbij is dat uitvoerders zoveel mogelijk van dezelfde instrumenten
gebruik kunnen maken om hun klanten te helpen.
Zo gaan wij loonkostensubsidies ook mogelijk maken voor het UWV om te gebruiken in de re-
integratie. Dat kunnen nu alleen gemeenten in de Wet werk en bijstand. Daarbij houden we
rekening met aanbevelingen uit de beleidsdoorlichting. Subsidie is alleen mogelijk als het gaat
om een echte vacature voor mensen die langer dan een jaar werkloos zijn en die mensen die
baan in beginsel binnen een jaar ook onder normale condities kunnen bezetten.
Voorts gaan we participatieplaatsen invoeren zodat gemeenten mensen met een grotere
afstand tot de arbeidsmarkt langer met overheidsgeld kunnen voorbereiden op een plek op de
arbeidsmarkt. Dit gaat in beginsel gepaard met verplichte scholing en een premie bij de
participatieplaats. Het UWV kan straks ook participatieplaatsen aanbieden voor mensen met
een WW- of WAO-uitkering.
Uit de beleidsdoorlichting blijkt dat controle en sanctie belangrijke hulpmiddelen zijn bij het
slagen van re-integratie. De voorwaarden voor een uitkering en de handhaving moeten mensen
voldoende aanzetten tot werken. Het kabinet heeft onlangs aangekondigd dat de regels voor
passende arbeid in de WW worden aangepast, in combinatie met maatregelen om een
inkomensachteruitgang tegen te gaan. Verder gaat het kabinet de wettelijke regeling voor
jonggehandicapten zodanig aanpassen dat uitzicht op werk waar mogelijk meer centraal komt
te staan. Ook maakt het kabinet voorstellen voor het invoeren van een werk-leerplicht voor
jongeren tot 27 jaar.
Daarnaast voert het kabinet het zogenoemde participatiefonds in om een flexibelere inzet van
re-integratie-, educatie- en integratiegelden mogelijk te maken. Op die manier krijgen
gemeenten meer mogelijkheden om samen met andere uitvoeringsorganisaties mensen aan de
slag te helpen.
Steeds wanneer daar aanleiding toe is zullen wij Uw Kamer informeren en in ieder geval ook
via de toelichting op onze begroting.
---
Ons kenmerk AM/BR/07/41663
5. Tot slot
Re-integratie is een onmisbare schakel in onze ambities om meer mensen aan het werk te
helpen en meer sociale samenhang in de samenleving te brengen. De beleidsdoorlichting laat
zien dat daarbij voortdurend verbeteringen noodzakelijk en mogelijk zijn. Sinds 2005 zijn al
veel van die verbeteringen in gang gezet door de uitvoeringsorganisaties en zijn ook resultaten
zichtbaar. Het kabinet wil op die weg doorgaan en ook in de komende periode verdere
verbeteringen in gang zetten en stimuleren. De nadruk moet daarbij komen te liggen op betere
samenwerking, vraag van werkgevers meer centraal stellen, selectiever omgaan met re-
integratie en de kwaliteit van de re-integratie zelf verbeteren. We willen de uitvoerders
voorzien van een zo compleet en effectief mogelijk (wettelijk) instrumentarium om dit
mogelijk te maken.
Op die manier geeft het kabinet ook concreet inhoud aan zijn motto Samen werken Samen
leven, ofwel mensen een plek op of zo dicht mogelijk bij de arbeidsmarkt bieden. Iedereen
doet mee, daar moet het om gaan.
De Minister van Sociale Zaken De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid, en Werkgelegenheid,
(J.P.H. Donner) (A. Aboutaleb)
Bijlagen:
· Het re-integratieproces in beeld
· Beleidsdoorlichting re-integratie met twee onderliggende rapporten:
o Effect re-integratietrajecten op de uitgaven aan sociale zekerheid, SEO in opdracht
van Ministerie van SZW
o Effecten van "zachte" kenmerken op de re-integratie van de WWB, WW en AO
populatie, SEOR in opdracht van Ministerie van SZW
· Evaluatie scholingsprotocol en inzet scholing, Regioplan in opdracht van UWV
· IWI-rapport: Matchen van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt
---
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid