Kamerbrief inzake de periodieke stand van zaken betreffende de voortgang van
de missie in Afghanistan
15-02-2008 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Overeenkomstig het verzoek van de Kamer om regelmatig te worden
geïnformeerd over de voortgang van de missie in Afghanistan, doen wij
u hierbij de periodieke stand van zakenbrief toekomen.
De minister van Buitenlandse Zaken
drs. M.J.M. Verhagen
De minister van Defensie
E. van Middelkoop
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking
drs. A. G. Koenders
Op 30 november jl. ontving u de artikel 100-brief over de Nederlandse
bijdragen aan ISAF na 1 augustus 2008 (kenmerk 27 925, nr. 279). Op 17
december jl. voerde de regering met de Kamer een Algemeen Overleg over
Afghanistan, gevolgd door een plenaire afronding op 18 december.
Onderstaande brief gaat in op ontwikkelingen in de laatste twee
maanden op het gebied van opbouw, politieke actualiteit, militaire
zaken en drugs. In deze brief zijn de verzoeken verwerkt van de
Kamerleden Pechtold (inzake informatie over Canada, uw kenmerk
208-036) en Peters (inzake het Strategisch Politiek-Militair Plan van
de NAVO, referte de Regeling van Werkzaamheden van de Tweede Kamer op
5 februari). Daarnaast wordt ingegaan op onze toezeggingen over een
aantal onderwerpen zoals gedaan tijdens het AO van 17 december en het
AO van 6 februari ter voorbereiding op de NAVO-ministeriële in
Vilnius.
Over de resultaten van het onderzoek van de Commandant der
Strijdkrachten naar de gebeurtenissen tijdens operatie Kapcha As
-waarbij in de nacht van 12 op 13 januari jl. twee Nederlandse en twee
Afghaanse militairen om het leven kwamen, en waarbij een Nederlandse
militair ernstig gewond raakte- wordt u op korte termijn separaat
geïnformeerd.
Opbouw en ontwikkeling
De programmatische benadering van de ontwikkeling van de provincie
Uruzgan krijgt vorm. Sinds augustus 2006 heeft Nederland voor EUR 73
miljoen gecommitteerd aan opbouwactiviteiten in de provincie. Deze
middelen zijn zowel aangewend voor de uitrol van Afghaanse nationale
programma's in Uruzgan, als voor directe Nederlandse steun aan
niet-gouvernementele organisaties. De komst van zowel de Duitse
ontwikkelingsorganisatie Gesellschaft für technische Zusammenarbeit
(GTZ) als de Food and Agriculture Organization (FAO) van de VN speelt
in dit opzicht een belangrijke rol. De reeds in gang gezette personele
versterking van zowel de Ambassade in Kabul als de civiele staf van
het PRT zullen verder bijdragen aan ondersteuning van de Afghaanse
autoriteiten bij de opbouw van de provincie.
Naar aanleiding van het verzoek van de heer Wilders (PVV) tijdens het
AO met de Kamer op 17 december 2007, is overleg gevoerd met Cordaid
over de effectiviteit van de door haar in Afghanistan bestede gelden
(Cordaid gaf in 2007 bij benadering EUR 2 miljoen uit in Afghanistan).
Niet alle projecten behalen de tevoren gestelde doelen volledig. Dit
is gedeeltelijk terug te voeren op de precaire veiligheidssituatie,
die monitoring door Cordaid- medewerkers bemoeilijkt. Maar Cordaid is
tevreden over de resultaten en is van mening dat het geld goed is
besteed.
GTZ is voortvarend begonnen met het rekruteren van internationale en
nationale deskundigen voor het team in Tarin Kowt. Het team zal naar
verwachting binnen zes weken operationeel worden.
Bedrijfsleven
Ook het Nederlandse bedrijfsleven spant zich in om een bijdrage te
leveren aan de opbouw van de provincie Uruzgan. Het bedrijfsleven
heeft zich verenigd in de Werkgroep Economische Wederopbouw
Afghanistan (Wewa). De werkgroep onderzoekt hoe het Nederlandse
bedrijfsleven kennis en kunde kan inzetten ten behoeve van Afghanistan
in het algemeen en Uruzgan in het bijzonder.
Onderwijs
Het Afghaanse onderwijsprogramma EQUIP wordt in Uruzgan voortvarend
uitgerold, dankzij Nederlandse financiering. Inmiddels zijn 66 school
management comités opgericht in dorpen. In het district Tarin Kowt
zijn 17 scholen in aanbouw en in het District Khas Uruzgan 10. Er
wordt naar gestreefd de scholen voor het begin van het nieuwe
schooljaar (op 21 maart) gereed te hebben. Het EQUIP-team heeft nu
vertegenwoordigers in Chora en Deh Rawood om met de dorpen hun school
management comités op te richten. Daarna zullen spoedig contracten
worden gesloten voor de bouw van scholen.
Op nationaal niveau is onderwijsminister Atmar een belangrijke
pleitbezorger voor de ontwikkeling van het onderwijs van Uruzgan: zeer
recent heeft hij plannen met de Ambassade gedeeld die onder meer de
aanstelling behelzen van een supercoördinator te Tarin Kowt om het
EQUIP-team daar aan te sturen en te adviseren. Ook wil minister Atmar
25 hoofddocenten voor de lerarenopleiding en de middelbare school en
30 vrouwelijke leerkrachten voor meisjesonderwijs plaatsen in de
provincie Uruzgan. Tot slot wil hij een programma opzetten voor
huisvesting van leerkrachten in rurale gebieden van Uruzgan. Deze
voorstellen zullen naar verwachting bijdragen aan een kwaliteitsslag
in Uruzgan. Nederland moedigt deze initiatieven aan.
Gezondheidszorg
Het Basic Package of Health Services programma (BPHS) is nu actief in
alle vijf districten van Uruzgan met 1 districtsziekenhuis, 5
gemeenschapsgezondheidscentra, 1 basis gezondheidscentrum en 120
gezondheidsposten (bemenst door 31 vrouwelijke en 140 mannelijke
gezondheidswerkers). 70% van de centra beschikt over opgeleide
vroedvrouwen.
De diensten die nu voor een groot gedeelte van de bevolking in Uruzgan
bereikbaar zijn, omvatten onder meer: spoedverloskundige hulp,
kindergezondheidszorg, beschikbaarheid van benodigde geneesmiddelen,
prenatale en postnatale zorg, vaccinatie, behandeling tegen
tuberculose en voorlichting over gezondheidszorg.
Voor het eerst sinds decennia functioneert de chirurgische afdeling
van het ziekenhuis in Tarin Kowt: er werken twee chirurgen die in het
laatste kwartaal van het vorige jaar 70 operaties hebben verricht.
De resultaten van het nationale BPHS-programma in Uruzgan zijn
bemoedigend. Zo kunnen nu meer vrouwen in het ziekenhuis bevallen,
geniet de helft van de vrouwen in Uruzgan postnatale zorg en wordt de
groei van de overgrote meerderheid van kinderen onder de vijf gevolgd.
Daarnaast is er een sterke groei van het aantal vaccinaties voor
vrouwen en kinderen.
Rurale ontwikkeling
Rurale economische ontwikkeling is één van de prioriteiten van de
Nederlandse regering in Uruzgan. Zoals hierboven vermeld, is GTZ van
start gegaan. Ook het Nederlandse tuinbouwbedrijf Growing Sales
Exchange (GSE) heeft de afgelopen periode een eerste aanzet gegeven
tot de uitbreiding van zijn activiteiten in Urzugan: net voor het
invallen van de winter in Uruzgan zijn door GSE in samenwerking met
lokale Afghaanse NGO's en de provinciale overheid 100.000 fruitbomen
beschikbaar gesteld aan boeren in Tarin Kowt en Deh Rawood. Dit sluit
goed aan bij het voornemen de traditionele teelt van noten en gedroogd
fruit nieuw leven in te blazen. Verdere activiteiten voor het
uitreiken van groentezaden en het introduceren van kleinvee bij armere
gezinnen en weduwen zijn in voorbereiding en zullen vanaf het voorjaar
van 2008 worden uitgevoerd.
Met het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de
Universiteit Wageningen wordt bekeken op welke wijze aan training en
institutionele capaciteitsopbouw voor de landbouwsector (onder meer
landbouwonderzoek, -onderwijs en -voorlichting) kan worden
bijgedragen.
Traditioneel speelt de veeteelt een rol van belang in Uruzgan. Onder
leiding van de Nederlandse Ambassade in Kabul is een werkgroep
opgericht, de Technical Working Group (TWG) voor veeteeltontwikkeling
in Uruzgan. Deze werkgroep bestaat uit een vertegenwoordiger van de
provinciale directeur landbouw en veeteelt in Tarin Kowt, Afghaanse en
internationale NGO's die actief zijn in Uruzgan (o.a. Cordaid, Dutch
Committee for Afghanistan en ZOA-vluchtelingenzorg) internationale
expertise op het terrein van veeteeltontwikkeling, deskundigen van het
Afghaanse ministerie van Landbouw en de FAO. Deze werkgroep zal met de
provinciale overheid een geïntegreerd plan opstellen voor
veeteeltontwikkeling.
Ondersteuning van het bestuur
Essentieel voor de stabiliteit in Uruzgan is de opbouw van effectief
bestuur op provinciaal en districtsniveau dat legitimiteit geniet in
de ogen van de bevolking. Sinds de formatie van het Onafhankelijke
Directoraat voor Lokaal Bestuur (IDLG) onder leiding van Jailani Popal
en de benoeming van gouverneur Hamdam in Uruzgan afgelopen najaar, is
de planningscapaciteit in de provincie verbeterd. De
bestuursondersteuning is erop gericht de ontwikkelingsplanning door
het Afghaanse bestuur te verbeteren, evenals de (coördinatie van de)
uitvoering. Het IDLG trekt Afghaanse experts aan ter ondersteuning van
de gouverneur. Dit geschiedt met Nederlandse financiële steun voor de
Asia Foundation en het Afghan National Subnational Governance
Programme (in samenwerking met UNDP). Daarnaast zal GTZ trainingen
gaan verzorgen en districtsoverheden gaan ondersteunen.
Quick and Visible Projects (QVP's)
De afgelopen periode is de reikwijdte van de Quick and Visible
Projects (QVPs) verder uitgebreid: ook in een vijfde district zijn nu
activiteiten van start gegaan. De projecten betreffen onder meer het
opzetten van drie kwekerijen voor fruitbomen, het aanplanten van 400
boomgaarden, de bouw van een aantal hangbruggen voor voetgangers en
motorfietsen alsmede zes bruggen voor gemotoriseerd verkeer. Naar
schatting 30.000 mensen zullen profiteren van deze basisinfrastructuur
die onder meer markten ontsluit en sociale voorzieningen naderbij
brengt.
Internationale partners
USAID financiert de detachering van Afghaanse adviseurs -thans acht-
bij de provinciale branches van de belangrijkste ministeries. Ook
wordt de burgemeester van Tarin Kowt bestuurlijk ondersteund. In
januari 2008 is een vertegenwoordiger van het Australische
ontwikkelingsagentschap (AUSAID) in Uruzgan aangetreden.
Humanitaire situatie
De humanitaire situatie blijft zorgelijk in grote delen van
Afghanistan. Afghanistan kampt met een van de zwaarste winters in 30
jaar. Extreme vorst en zware sneeuwval hebben sinds begin dit jaar
geleid tot 483 doden in de meest getroffen provincies in het westen
van Afghanistan en in centraal Afghanistan. In totaal zou reeds sprake
zijn van meer dan 800 doden sinds december 2007 als gevolg van de
hevige kou. Een groot deel van de huishoudens in Afghanistan komt
bovendien in de problemen vanwege de sterke stijging van de
graanprijzen. De gemiddelde prijsstijging in Afghanistan bedraagt 58%
en kan in sommige delen van het land zelfs oplopen tot 80%. Zelfs
kleine prijsstijgingen leiden al tot voedselonzekerheid, niet alleen
in veraf gelegen gebieden maar ook in de steden.
Op 24 januari 2008 heeft de Afghaanse regering, in samenwerking met
WFP, WHO en Unicef een noodoproep voor voedselhulp gedaan aan de
internationale gemeenschap. De gezamenlijke oproep kent een
totaalbedrag van $ 81,3 miljoen. Het grootste deel van dit bedrag zal
worden besteed door WFP, dat tijdelijke voedselhulp zal verzorgen voor
235.000 kwetsbare huishoudens in plattelandsgebieden en 190.000
huishoudens in stedelijke gebieden. Naar schatting worden hiermee ruim
2,5 miljoen personen bereikt. Nederland zal EUR 2 miljoen bijdragen
aan deze gezamenlijke noodoproep van de Afghaanse regering, WFP, WHO
en Unicef.
In november 2007 heeft Nederland -ook met het oog op de komende
winterperiode- nog een extra bijdrage verleend van EUR 1 miljoen aan
het Afghanistan-programma van het Internationale Rode Kruis (ICRC).
Het ICRC werkt intensief samen met de Afghaanse Rode Halve Maan,
vooral in gebieden die voor veel hulpverleners ontoegankelijk zijn
vanwege de onveiligheid. De Afghaanse Rode Halve Maan is ook betrokken
bij het verlenen van noodhulp aan kwetsbare groepen in de samenleving,
die door de zware winter in de problemen zijn gekomen.
Politieke ontwikkelingen
Verkiezingen
Het jaar 2008 zal in toenemende mate in het teken staan van de
presidentsverkiezingen, die volgens de grondwet in 2009 plaats moeten
vinden. Gezien de kosten van verkiezingen wordt onderzocht of de
presidentsverkiezingen gecombineerd kunnen worden met de
parlementsverkiezingen, die een jaar later moeten plaatsvinden.
Verwacht wordt dat president Karzai zich voor een tweede termijn
kandidaat zal stellen. De kans bestaat dat dit keer ook serieuze
uitdagers uit de Pashtun-gelederen zich kandidaat zullen stellen. Naar
verwachting zullen in de loop van dit jaar uitdagers van de huidige
president naar voren treden.
Benoeming Vertegenwoordiger van de SG VN
Op 27 januari werd bekend dat de heer Ashdown zich heeft
teruggetrokken als kandidaat voor de positie van Speciale
Vertegenwoordiger van de SG VN in Afghanistan. Nederland is
voorstander van sterkere internationale coördinatie in Afghanistan en
een grote rol van de VN. De heer Ashdown had de juiste kwalificaties
voor deze belangrijke functie, maar er zijn ook andere goede
kandidaten beschikbaar. De aanstelling van de Speciale
Vertegenwoordiger is een zaak tussen SGVN, de Afghaanse regering en de
betrokken kandidaat. De regering spreekt het vertrouwen uit dat de VN
spoedig een Speciale Vertegenwoordiger benoemt.
Joint Coordination and Monitoring Board
Op 5 en 6 februari jl. werd te Tokio de zevende bijeenkomst van de
Joint Coordination and Monitoring Board (JCMB) gehouden, het
coördinatieorgaan tussen de Afghaanse overheid en de internationale
gemeenschap. De betrokken Afghaanse ministers presenteerden
voortgangsrapportages over onder andere de Afghan National Development
Strategy, de Afghaanse politie, drugsbestrijding, en het National
Justice Programme. De vergadering concludeerde dat een hernieuwde
gezamenlijke inspanning nodig is om de illegale productie en handel
van drugs tegen te gaan. De Afghaanse regering werd opgeroepen
concrete en zichtbare maatregelen te nemen op het gebied van
corruptiebestrijding. De Afghanistan National Development Strategy zal
tijdens een volgende bijeenkomst in juni te Parijs aan donoren worden
gepresenteerd en zal vervolgens leidend zijn voor de Afghaanse
inspanningen op het gebied van wederopbouw.
Van Nederlandse zijde werd gevraagd om een evaluatie van de voortgang
binnen het kader van het Afghanistan Compact. Daarnaast werd
opgeroepen tot sterker Afghaans leiderschap en inzet van
gekwalificeerd personeel in de provincies om zichtbare ontwikkeling en
versnelde opbouw van de Afghaanse politie mogelijk te maken. Tot slot
werd in herinnering gebracht dat de minister voor
Ontwikkelingssamenwerking tijdens de Law and Order Conference te Rome
van juli vorig jaar een bijdrage van 15 miljoen euro had toegezegd op
voorwaarde dat het Transitional Justice Action Plan zou worden
geïmplementeerd.
Pakistan/Afghanistan
Pakistan bevindt zich in een precaire situatie na de turbulente
gebeurtenissen in de tweede helft van 2007. Aan de ene kant verlangt
een aanzienlijk deel van de Pakistaanse bevolking naar democratisering
en een terugdringing van het `militair' bestuur, aan de andere kant is
met name in zuidelijk Waziristan en enkele andere tribale gebieden
sprake van een consolidering van al-Qaida en een daarmee verbonden
toename van een radicaal-extremistische beweging van lokale Pashtun,
die zich keren tegen Pakistaanse overheidsorganen. De voortschrijdende
`Talibanisering' in de Federally Administered Tribal Area's (FATA),
Baluchistan en North West Frontier Province (NWFP) is ook van invloed
op de veiligheid in Oost- en Zuid-Afghanistan. De bezetting van de
Rode Moskee en de sterke toename van zelfmoordaanslagen, culminerend
in de moord op Benazir Bhutto, zijn uitingen daarvan. Tegelijkertijd
heeft het uitroepen van de noodtoestand en de daarmee gepaard gaande
maatregelen tegen de onafhankelijke rechtspraak het wantrouwen tegen
de regering aangewakkerd. Eerlijke parlementsverkiezingen op 18
februari 2008 zijn van groot belang. Nederland draagt bij aan de
EU-waarnemersmissie die in Pakistan aanwezig is.
Positief is dat in 2007 vooruitgang is geboekt in het verbeteren van
de gespannen sfeer tussen Pakistan en Afghanistan. Voor het eerst
erkende president Musharraf dat de Afghaanse Taliban steun geniet in
de Pakistaanse stamgebieden. Het bezoek dat president Karzai op 26 en
27 december 2007 aan Pakistan bracht, zorgde voor een verbetering van
de persoonlijke relatie met president Musharraf. Musharraf en Karzai
besloten meer te zullen samenwerken op het gebied van inlichtingen en
spraken hun steun uit voor het regionale jirga-proces (een serie
vredesbijeenkomsten tussen stamhoofden aan beide zijden van de grens).
Daarnaast accepteerde president Karzai het Pakistaanse aanbod van 1000
studiebeurzen voor Afghaanse studenten.
Verzoening
Op politiek niveau is in Afghanistan meer aandacht voor het vinden van
een politieke oplossing voor de weerstand in Zuid-Afghanistan. Daarbij
probeert de Afghaanse regering in te spelen op verdeeldheid binnen de
Taliban, waarvan recentelijk in sterkere mate sprake lijkt te zijn. De
Afghaanse regering onderneemt pogingen om de extremistische elementen
binnen de Taliban te isoleren van de meer politiek en tribaal
gemotiveerde tegenstanders. De internationale gemeenschap moedigt dit
proces aan.
Een duidelijk signaal voor de bereidheid tot het opstarten van een
politiek proces was de benoeming door de regering van een voormalige
Taliban-commandant tot districtsgouverneur van Musa Qala in de
provincie Helmand op 7 januari jl., nadat dit district door Afghaanse
en internationale troepen in december op de Taliban was terugveroverd.
Het bezoek van de Amerikaanse ambassadeur aan Musa Qala en zijn
ontmoeting met de betreffende districtsgouverneur, onderstreepte de
internationale steun voor de gedifferentieerde politiek jegens de
Taliban-beweging. De situatie in Musa Qala blijft overigens nog zeer
fragiel.
Mediavrijheid
In de afgelopen periode hebben zich enkele ontwikkelingen op het
gebied van mediavrijheid voorgedaan die nauwgezet door de
internationale gemeenschap worden gevolgd. President Karzai stuurde
eind december de ontwerp mediawet terug naar de Wolesi Jirga
(Lagerhuis). Het wetsvoorstel zou in strijd zijn met de grondwet en
een aantal technische mankementen vertonen. De ontwerp mediawet gaf de
media een zekere waarborg voor onafhankelijkheid. Voorts riep de
Council of Religious Scholars tijdens een grote bijeenkomst van 31
december tot 5 januari jl. op tot een restrictief mediabeleid en riep
de minister van Informatie en Cultuur de media op geen programma's uit
te zenden die immoreel en in strijd met Islamitische waarden zijn.
Hierbij werd gewaarschuwd dat omroeporganisaties die zich hier niet
aan houden, vervolgd zullen worden.
Doodstraf
Op instructie van minister Verhagen heeft de Nederlandse ambassadeur
te Kabul op 24 januari jongstleden bij de Afghaanse autoriteiten
protest aangetekend tegen de terdoodveroordeling van een 23-jarige
Afghaanse journalist en student. Daarbij heeft hij tevens zijn zorg
uitgesproken over het ontbreken van juridische bijstand in het proces
en de behandeling achter gesloten deuren. Er staat nog hoger beroep
open tegen dit vonnis. Indien het vonnis ook in hoger beroep wordt
bevestigd, zal het Hooggerechtshof zich er nog over buigen. Tot slot
dient de zaak nog te worden voorgelegd aan een presidentiële
commissie, alvorens de doodstraf ter bekrachtiging aan de president
wordt voorgelegd. Minister-president Balkenende heeft tijdens een
bilateraal onderhoud met president Karzai zijn zorgen ten aanzien van
het doodvonnis van de journalist overgebracht. Karzai zegde toe zich
persoonlijk in de zaak te zullen verdiepen. Ook minister Van
Middelkoop sprak zijn Afghaanse ambtgenoot, minister Wardak, aan op
deze kwestie tijdens de NAVO-ministeriële in Vilnius.
Detentie
Op verzoek van de Vaste Kamercommissie van Defensie is de Kamer op 29
januari 2008 de regeringsreactie toegegaan op het besluit van de
Canadese regering om tijdelijk de overdracht aan de Afghaanse
autoriteiten van gevangenen op te schorten (Kamerstuk 27925, nr. 293).
De
Canadese regering heeft benadrukt dat het een tijdelijk operationeel
besluit betreft naar aanleiding van een vermoedelijk geval van
mishandeling van één van de aan de Afghaanse autoriteiten overgedragen
gevangenen in Kandahar. Canada wil de overdracht hervatten zodra het
vertrouwen is hersteld in de gang van zaken in de gevangenis in
Kandahar.
Zoals ook gesteld in de regeringsreactie van 30 november 2007
(Kamerstuk 27 925, nr. 288) op het rapport van Amnesty International
"Afghanistan: Detainees transferred to torture: ISAF complicity", ziet
de Nederlandse regering geen aanleiding een moratorium in te stellen
op de overdracht van door Nederland gemaakte gevangenen aan de
Afghaanse autoriteiten. Afghanistan is een soevereine staat en draagt
zelf verantwoordelijkheid voor de rechtshandhaving op zijn
grondgebied. Dat wil en kan de internationale gemeenschap niet
overnemen. Geen van de 40 landen met troepen in Afghanistan heeft
gesteld het Canadese voorbeeld te zullen volgen. De regering
constateert dat Amnesty International in zijn rapport onderkent dat de
procedurele afspraken in de Britse en Nederlandse Memoranda of
Understanding inzake detentie beter lijken te func tioneren dan die
van sommige andere landen.
Nederland en Australië hebben samen in totaal 104 personen gevangen
genomen sinds 1 augustus 2006. De meerderheid is kort na
gevangenneming weer vrijgelaten. Op dit moment bevinden zich vijf door
Nederland overgedragen gevangenen in Afghaanse hechtenis in Kabul, en
drie in Tarin Kowt. Noch het Internationale Rode Kruis noch de AIHRC
of het Nederlands ambassadepersoneel ondervindt beperkingen bij het
bezoeken van deze personen. Nederlandse vertegenwoordigers hebben
medio december 2007 en in januari 2008 de gevangenen bezocht in de
gevangenissen in respectievelijk Kabul en Tarin Kowt. Er zijn daarbij
geen ernstige misstanden geconstateerd en de schaarse individuele
klachten (de wens tot beter voedsel, frequentere dokter- en
familiebezoeken) worden systematisch onderzocht en met de Afghaanse
overheid besproken. In het kader van deze monitoring zei één van de
gevangenen dat hij in 2007 was geslagen tijdens ondervraging door de
Task Force Uruzgan (TFU). Deze aantijging is gemeld aan het Openbaar
Ministerie en is thans onderwerp van onderzoek door de Koninklijke
marechaussee.
Canada
Op 22 januari verscheen het rapport van het `Onafhankelijk Panel voor
Canada 's toekomstige rol in Afghanistan' (Manley-panel) dat opdracht
had gekregen de Canadese regering van advies te voorzien over de
Canadese betrokkenheid in Afghanistan na 1 februari 2009, de einddatum
van het huidige Canadese mandaat. Het rapport van het Panel is
genuanceerd, benoemt de dilemma's in Afghanistan op kritische wijze en
komt in grote lijnen overeen met de visie van de Nederlandse regering
op de situatie in Afghanistan, zoals ook neergelegd in de Artikel 100-
brief. Het Panel onderstreept ondermeer het belang van versnelde
Afghanisering van de veiligheidssector en het belang van sterkere
internationale coördinatie en bepleit intensivering, waar mogelijk,
van de wederopbouwinspanning. Volgens h et Panel zou Canada geen
`tijdgebonden commitment' dienen aan te gaan, maar een `vraaggebonden
commitment'. Rond 2011, wanneer het huidige Afghanistan Compact
afloopt, zou de transitie van ISAF van gevechtstaken naar training
vorm moeten hebben gekregen. Meer mentoring en training door Canadese
troepen, en minder gevechtstaken. Het Panel beveelt aan dat indien
Canada lead nation zou blijven in Kandahar, de NAVO een extra battle
group van 1000 man ter beschikking dient te stellen voor de provincie.
De regering volgt de discussie in Canada nauwgezet. Kandahar grenst
aan Uruzgan. Onze samenwerking met Canada in Zuid-Afghanistan is zeer
intensief, zowel op militair vlak als op het gebied van wederopbouw.
Nederland zou de samenwerking graag willen continueren.
Tegelijkertijd onderkent de regering dat Canada eigenstandig besluit
over eventuele verlenging. Daar zal de regering niet in treden. Het is
wel bemoedigend dat premier Harper op 29 januari jl. heeft
aangekondigd dat de Canadese regering de intentie heeft in Afghanistan
betrokken te blijven, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan
(o.m. de 1000 extra man). Het is nu aan de NAVO om te bezien hoe deze
voorwaarden zich verhouden tot de lange termijnontwikkeling van de
ISAF-missie in Afghanistan. Het spreekt voor zich dat Nederland deze
additionele behoeftestelling niet zal vullen, maar de regering steunt
Canada en roept overige partners op gehoor te geven aan het Canadese
verzoek, dat in overeenstemming is met de behoeftestelling die SACEUR
voor Zuid-Afghanistan heeft geformuleerd (de zogeheten Combined Joint
Statement of Requirements).
Afghaanse politie
Tijdens de recente bijeenkomst van de Joint Coordination and
Monitoring Board (JCMB) te Tokio, op 5 en 6 februari jl., presenteerde
de Afghaanse vice-minister van Binnenlandse Zaken de uitkomsten van de
evaluatie van een gezamenlijke Police Task Force. Een van de
uitkomsten is een eerste aanzet voor een geï ntegreerde nationale
politiestrategie, die onder aansturing van de International Police
Coordination Board zal worden opgesteld. Nederland heeft dit voorstel
van harte ondersteund. Een dergelijke strategie zal meer coherentie en
eenheid brengen in de internationale en Afghaanse inspanningen op het
gebied van politieopbouw.
Van Nederlandse zijde wordt binnen deze kaders eveneens een plan
uitgewerkt om de inspanningen op het gebied van politieopbouw voor de
komende periode nader vorm te geven. Daarbij wordt onder andere bezien
in hoeverre de capaciteit voor training en mentoring van de Afghaanse
politie kan worden vergroot. Een en ander zal plaatsvinden in nauwe
samenwerking en goede afstemming met de Afghaanse en internationale
partners.
In Uruzgan hebben op 31 januari jl. 94 agenten van de Afghanistan
National Auxiliary Police (ANAP) hun bijscholing voltooid tot
volwaardige Afghanistan National Police (ANP) (dit met het oog op het
uitfaseren van de ANAP per oktober 2008). Inmiddels hebben rond de 200
ANAP-agenten de opleiding succesvol doorlopen en zullen voor eind
oktober dit jaar naar verwachting nog 480 agenten hen volgen.
Daarnaast hebben in Deh Rawod onlangs 74 nieuwe politierekruten hun
basistraining afgerond en zijn zij inmiddels als ANP-agenten in het
gebied ingezet. Half februari begint een volgende groep van 120
ANAP-agenten aan hun bijscholing naar ANP-agent. Begin maart sluit
hierbij in Tarin Kowt nog een 50-tal ANAP-agenten aan.
Het Focused District Development programma, dat door het Amerikaanse
Combined Security Transition Command-Afghanistan (CSTC-A) wordt
geïmplementeerd, zal volgens de huidige planning in de tweede helft
van 2008 ook in een tweetal districten in Uruzgan worden uitgerold.
Dit programma beoogt het politieapparaat districtsgewijs door te
lichten en te verbeteren. Er zal worden bezien welke activiteiten
kunnen worden ondernomen om te verzekeren dat dit programma maximaal
effect sorteert.
Een verkennende missie van de Australian Federal Police heeft onlangs
een bezoek gebracht aan Nederland en aan de TFU. Australië overweegt
opties voor aanvullende politie-inzet, waaronder in Uruzgan en andere
provincies. Dit is van Nederlandse zijde verwelkomd.
De achterstanden bij de betaling van politiesalarissen zijn in de
afgelopen maanden ingelopen (motie Van Gennip, 24 (31200-V)), ook al
blijven vertragingen bij de uitbetaling van vergoedingen voor
levensonderhoud zich voordoen. Dit onderwerp blijft een punt van
aandacht, zowel in Uruzgan als in Kabul waar aan structurele
oplossingen wordt gewerkt voor deze problematiek. Zo worden zowel
binnen het kader van het Law and Order Trustfund Afghanistan (LOTFA),
als door het Amerikaanse CSTC-A voorbereidingen getroffen voor een
verbeterd monitoringsysteem voor de politiesalarissen en de
maandelijkse interne betalingen door het Afghaanse ministerie van
Binnenlandse Zaken. Tevens presenteerde CSTC-A onlangs een plan voor
de implementatie in 2008 van het Electronic Funds Transfer (EFT),
waarmee politieagenten automatisch en elektronisch hun salaris
overgemaakt krijgen. Implementatie van het EFT in Uruzgan is thans
voorzien in de zomer van 2008.
EUPOL
De Europese politiemissie in Afghanistan (EUPOL) heeft een moeizame
start gekend, maar onder de nieuwe Head of Mission, Generaal Juergen
Scholz, is vooruitgang geboekt met het operationaliseren van de
missie. Zo is een twintigtal EUPOL-adviseurs toegevoegd aan het
secretariaat van de International Police Coordination Board, het
belangrijkste coördinatieforum op politiegebied tussen de Afghaanse
overheid en de internationale partners. Het coördineren van de
inspanningen van verschillende actoren is een gecompliceerd maar
essentieel proces, waarin EUPOL toegevoegde waarde heeft. Van de
beoogde 160 personeelsleden is inmiddels ruim de helft in de missie
ontplooid, met daarnaast een Afghaanse ondersteuning van 71 personen.
Naast het hoofdkwartier in Kabul heeft EUPOL manschappen ontplooid in
Mazar-e-Sharif, Kunduz, Feyzabad, Chagcharan en Takhar. Nederland
neemt momenteel met twee mensen deel op het hoofdkwartier: een
financieel expert en een genderexpert. Zoals reeds eerder gemeld zal
de EUPOL-missie naar verwachting eind maart volledig operationeel
zijn. Nederland heeft in Brussel aangedrongen dat lering wordt
getrokken uit de opstartproblemen.
Op 29 januari jl. ondertekenden Nederland en EUPOL een Technical
Arrangement, waarin is vastgelegd welke logistieke ondersteuning de
TFU zal verlenen aan EUPOL in Uruzgan. In januari 2008 heeft tevens
een eerste EUPOL-assessment missie een bezoek gebracht aan Uruzgan, in
voorbereiding op de ontplooiing van EUPOL in de provincie. Met EUPOL
zijn besprekingen gaande over de samenwerking in Uruzgan en de
activiteiten die de drie aan EUPOL toegezegde leden van de Koninklijke
marechaussee kunnen uitvoeren zodra zij formeel onder EUPOL-gezag zijn
geplaatst.
Vluchtelingen
Thans verblijven nog circa 2,1 miljoen Afghanen in Pakistan en circa
915.000 Afghanen in Iran. De helft van de geregistreerde Afghaanse
vluchtelingen in deze twee landen is buiten Afghanistan geboren. UNHCR
houdt rekening met de terugkeer van in totaal 540.000 Afghaanse
vluchtelingen uit Pakistan en Iran in 2008 (220.000 terugkeerders) en
2009 (320.000 terugkeerders).
In Pakistan zouden in 2007 vier vluchtelingenkampen worden gesloten.
Sluiting van een eerste kamp is in 2007 vreedzaam verlopen. De
Pakistaanse autoriteiten hebben ingestemd met uitstel van sluiting van
een tweede kamp tot eind maart 2008 vanwege dreigende humanitaire
problemen bij terugkeer in de winterperiode. Sluiting van twee andere
kampen staat nog gepland in 2008. Eventuele sluiting van meerdere
kampen kan leiden tot een hoger aantal terugkeerders dan thans door
UNHCR wordt geschat. Nederland zal zich consequent blijven uitspreken
voor het belang van vrijwillige terugkeer.
Iran heeft gedurende vele jaren grote aantallen Afghaanse
vluchtelingen opgevangen. De meerderheid van de 915.000 geregistreerde
Afghaanse vluchtelingen in Iran verblijft in steden en dorpen, terwijl
naar schatting 25.000 vluchtelingen in zes vluchtelingenkampen
verblijven. Iran heeft in oktober 2007 aangekondigd over te willen
gaan tot uitzetting van buitenlanders zonder registratie, die in de
grensgebieden met Afghanistan wonen.
In 2007 zijn naar schatting enkele honderdduizenden Afghanen
teruggestuurd uit Iran. Dit betrof vooral Afghanen, die geen
vluchtelingenstatus hebben maar worden aangeduid als `illegale
migranten'. Iran heeft de eerste helft van januari 2008 meer dan
10.000 Afghanen teruggestuurd (dit betrof opnieuw vooral Afghanen die
niet officieel als vluchteling waren geregistreerd). Vervolgens heeft
de Iraanse regering de uitzetting enige dagen opgeschort, om
humanitaire redenen en op verzoek van de Afghaanse regering en
religieuze - en burgergroeperingen (civil society) in Iran. Niettemin
zijn vervolgens opnieuw meer dan tweeduizend Afghanen uitgezet. In
totaal zijn sinds begin 2008 meer dan 17.000 Afghanen teruggestuurd.
Vanwege de strenge winter moest UNHCR, in samenwerking met het
Afghaanse ministerie voor Vluchtelingen en Repatriëring, noodhulp
bieden aan de uitgezette Afghanen.
De kans is aanwezig dat Iran de druk verder opvoert en opnieuw
overgaat tot uitzetting van grote groepen Afghanen uit Iran naar
Afghanistan. Dit zou leiden tot een humanitaire noodsituatie vanwege
de beperkte mogelijkheden in Afghanistan om deze groepen op te vangen.
UNHCR heeft zijn zorg uitgesproken tegenover de regering van Iran ten
aanzien van de gedwongen uitzetting. UNHCR heeft tevens aangegeven dat
terugkeer in waardigheid en veiligheid dient te geschieden en niet
naar gebieden waar geen mogelijkheid is tot opvang.
In de periode 2001-2007 heeft Nederland in totaal ruim EUR 34 miljoen
bijgedragen aan het Afghanistan-programma van UNHCR. Daarnaast
verleent Nederland jaarlijks een aanzienlijke, ongeoormerkte
`core-bijdrage' aan UNHCR ( EUR 40,9 miljoen in 2007), die UNHCR
wereldwijd kan inzetten waar zij de noden het hoogst acht. In 2008 zal
Nederland in eerste instantie EUR 2 miljoen bijdragen aan het
Afghanistan-programma van UNHCR. Afhankelijk van verdere
ontwikkelingen zal worden bezien of deze bijdrage kan worden verhoogd.
Militaire ontwikkelingen
Veiligheidssituatie (Zuid-)Afghanistan
Ondanks het uitblijven van grootschalige Taliban-offensieven in 2007,
is het aantal geweldsincidenten en het aantal slachtoffers in geheel
Afghanistan toegenomen. De aanslag op het Serena hotel in Kabul op 14
januari jl. vormt een opvallende en zorgelijke gerichte actie tegen de
aanwezigheid van de internationale gemeenschap. De situatie in
Zuid-Afghanistan blijft ondanks alle inspanningen van de Afghaanse
veiligheidsorganisaties en de internationale gemeenschap kwetsbaar. De
dreiging van de Taliban blijft hoog. Hun voornaamste wapen blijft het
plegen van aanslagen met geïmproviseerde explosieven, al dan niet door
zelfmoordenaars. Eerdere winterperioden lieten een duidelijke daling
van de Taliban-activiteiten zien als gevolg van de slechte
weersomstandigheden. Het aantal gevechtscontacten is deze
winterperiode echter opmerkelijk hoog gebleven. Dit heeft enerzijds te
maken met het hoge operationele tempo dat het Afghan National Army
(ANA) en ISAF hebben vastgehouden -actie leidt tot reactie- en
anderzijds zeer waarschijnlijk door de opgedragen voortzetting van
activiteiten vanuit het Taliban-hoofdkwartier in het Pakistaanse
Quetta. De Verenigde Staten hebben mede hierom aangekondigd dat zij
dit voorjaar een extra mariniersbrigade ter grootte van zo'n 3200
militairen zullen ontplooien naar Zuid-Afghanistan. Naar verwachting
zal een substantieel deel van deze eenheid worden ingezet voor
politie-mentoringteams in het Zuiden, en een deel voor de bewaking van
de grens met Pakistan.
Veiligheidssituatie Uruzgan
De veiligheidssituatie in Uruzgan kenmerkt zich nog steeds door een
hoge dreiging, waarbij de Taliban een belangrijke factor in de
provincie blijven. Hierbij staat het optreden van de Taliban nog
steeds voornamelijk in het kader van het behoud van hun
communicatielijnen en uitbreiding van kerngebieden. De Taliban
trachten daarbij continu de TFU in een zo hoog mogelijke graad van
zelfbescherming te dwingen, door onder andere de inzet van
geïmproviseerde explosieven en het leggen van hinderlagen.Na de
operatie Spin Ghar in Chora, de Baluchivallei en ten noorden van Tarin
Kowt in het Dehrafshangebied zijn de Taliban in dit gebied grotendeels
verdreven, doch terugkeer is niet uitgesloten. Ondanks de successen
van deze operatie konden de Taliban in 2007 echter niet geheel uit
Centraal-Uruzgan worden verdreven. Zij hebben nu sterke posities in
het noorden van de Afghan Development Zone (ADZ) bij Deh Rawod en ten
westen van de Helmand-rivier. Vanwege de onrust in Deh Rawod is een
deel van de lokale bevolking een tijd geleden weggetrokken uit het
gebied ten noorden van de rivier de Teri, en neergestreken in de Deh
Rawod Bazar. Inmiddels is meer dan de helft van de bevolking weer
teruggekeerd naar hun huizen. Nederland overlegt met een NGO om de
ontheemden steun te geven. In de gebieden waar de Afghaanse en
Nederlandse militairen actief zijn, is het van belang een aanwezigheid
van Afghaanse veiligheidsorganisaties (ANSF) te behouden. Daarom bouwt
de Australische genie-eenheid momenteel samen met Australische
aannemers een basis voor het ANA nabij Chora. Op korte termijn wordt
tevens gestart met de bouw van een nieuwe basis voor het ANA nabij Deh
Rawod. Het ANA gebruikt dit soort patrouillebases intensief, daarbij
begeleid door Nederlandse Operational Mentoring and Liaison Teams
(OMLT's).
Extra pelotons
In september vormde het optreden van de Taliban in Deh Rawod
aanleiding om twee extra pelotons naar Uruzgan te sturen (zie
Kamerbrief 27925, nr. 273 van 28 september 2007). Deze inzet werd in
december verlengd met twee maanden, zoals gemeld in een brief aan de
Kamer van 14 december jl. (Kamerstuk 27925, nr. 287). Inmiddels is
duidelijk dat de situatie in Deh Rawod ook de komende tijd nog
nadrukkelijk de aandacht en inzet zal vragen van de Afghaanse
autoriteiten en ISAF. De druk van de Taliban op de Afghaanse
autoriteiten, de ANSF en de TFU blijft hoog, en gevechtsacties blijven
waarschijnlijk. Gedurende de komende weken wordt het terughalen van de
tijdelijk extra uitgezonden wachtcapaciteit van twee pelotons dan ook
nog niet opportuun geacht. Continuering van deze inzet zal de
commandant van de TFU voldoende in staat stellen de nodige
voorbereidingen te treffen ter verbetering van de situatie in Deh
Rawod. De twee wachtpelotons zijn daarom opnieuw afgelost. De pelotons
keren uiterlijk eind maart terug naar Nederland.
Commando-overdrachten
Op 30 januari jl. heeft op Kamp Holland in Tarin Kowt de
commando-overdracht van de TFU plaatsgevonden, waarbij kolonel Nico
Geerts het commando heeft overgedragen aan kolonel Richard van
Harskamp. De diplomaat Roelof Buffinga is de nieuwe Civiele
Vertegenwoordiger (CIVREP) in Tarin Kowt. Het Regional Command South
(RC(S)) heeft op 1 februari jl. eveneens een nieuwe commandant
gekregen; de Britse generaal-majoor Jacko Page is opgevolgd door de
Canadese generaal-majoor Marc Lessard. Binnen de commandogroep van
generaal Lessard vervult de Nederlandse brigadegeneraal Harm de Jonge
de functie van plaatsvervangend commandant. Ook heeft Nederland een
Politiek Adviseur gedetacheerd in het regionale hoofdkwartier. Het
commando van generaal Lessard loopt tot 1 november 2008, waarna de
Nederlandse brigadegeneraal Mart de Kruif eveneens voor een periode
van negen maanden de leiding zal krijgen over RC(S).
Met de overdracht aan generaal Lessard is tevens de personele
structuur van het hoofdkwartier gewijzigd en is de staf uitgebreid
vanwege de hoge werkdruk die volgt uit het grote aantal operationele
activiteiten in het Zuiden. Tot op heden was sprake van een lead
nation-structuur waarbij het land dat de commandant leverde zorgde
voor 50% van de personele vulling. Per 1 februari 2007 is overgegaan
op een Composite Headquarters-structuur, waarin een groter aantal
functies vast is toebedeeld aan de deelnemende landen. De grotere
deelnemende landen, het Verenigd Koninkrijk, Canada en Nederland,
leveren in de nieuwe structuur circa 25% van het aantal functies. De
resterende 25% wordt gevuld door derde landen, met daarbij een extra
bijdrage door het land dat de commandant levert in de vorm van een
persoonlijke staf van deze commandant. Deze nieuwe verdeling biedt een
efficiëntere voorbereiding, een betere continuïteit van het
hoofdkwartier en voorkomt piekbelastingen op het moment dat een land
de commandant levert. Als gevolg van deze uitbreiding en de nieuwe
structuur is de Nederlandse bijdrage aan het hoofdkwartier per 1
februari verhoogd van 40 naar circa 75 mensen. De nieuwe structuur
biedt voordeel op het moment dat Nederland de commandant levert: omdat
de andere landen nu samen een groot deel van de staf leveren, kan
Nederland zijn bijdrage dan beperken. Ook is het niet langer nodig in
deze periode zorg te dragen voor een reservecomponent, omdat de
Britten deze structureel leveren.
Planning nieuwe missie/partners
Het technisch overleg met de nieuwe partners voor Uruzgan is in volle
gang. Momenteel worden met de verschillende landen de
militair-technische details uitgewerkt van hun bijdrage, en wordt
bekeken hoe de bijdragen kunnen worden ingepast in de bestaande
structuur. Met Australië, Frankrijk, Hongarije en Slowakije wordt
gesproken over de bijdrage aan de OMLT´s, die het ANA begeleiden
tijdens operaties. Met Slowakije en Tsjechië wordt een bijdrage aan de
bewaking van de kampementen in Tarin Kowt en Deh Rawod uitgewerkt. Met
Slowakije wordt daarnaast nog gesproken over een bijdrage aan het PRT.
De onderhandelingen lopen in grote lijnen voorspoedig. Ook met Georgië
worden technische besprekingen gevoerd.
Zoals gemeld in de artikel 100-brief van 30 november jl. (Kamerstuk 27
925, nr. 279) heeft de NAVO ten tijde van het Nederlandse
besluitvormingsproces over de bijdrage in Uruzgan intensief overleg
gevoerd met enkele partners die bereid zouden zijn additionele
jachtvliegtuigcapaciteit ter beschikking te stellen. Nederland is in
dit kader verheugd over de Belgische aankondiging op 1 februari jl. om
vanaf september 2008 voor minimaal vier maanden een F-16 detachement
(vier F-16s en circa 140 militairen) te stationeren op Kandahar in
Zuid-Afghanistan . Nederland zal België behulpzaam zijn bij de
ontplooiing en stationering van de F-16s. De Belgische F-16s kunnen
worden ingezet in geheel Zuid-Afghanistan. Het aantal partners dat in
Zuid-Afghanistan actief is, blijft hiermee toenemen.
Civiele dienstverlening
De ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie werken in
Afghanistan samen met verschillende civiele dienstverleners, waaronder
particuliere beveiligingsbedrijven. Voor de beveiliging van de
ambassade in Kabul wordt een particulier beveiligingsbedrijf
ingehuurd. Bij de selectie van beveiligingsbedrijven worden zeer hoge
kwaliteitseisen gesteld, en de taakuitoefening is aan nauwgezette
instructies gebonden. De activiteiten van de door het ministerie van
Buitenlandse Zaken ingehuurde beveiligingsbedrijven zijn onder te
verdelen in uitvoerende, adviserende en controlerende taken gericht op
de beveiliging van personeel, werkprocessen en goederen. Uit het
oogpunt van concurrentiegevoeligheid en bescherming van particuliere
gegevens kan geen informatie gegeven worden over de kosten die aan
deze inzet verbonden zijn. Voor de beveiliging van de Nederlandse
kampementen in Uruzgan maakt de TFU gebruik van een lokale Afghaanse
beveiligingsorganisatie, de Afghan Security Guard (ASG). Door
Nederland worden ongeveer 250 ASG's ingehuurd, die worden ingezet voor
het bemannen van statische posten en het lopen van patrouilles. De
voorwaarden waaronder de ASG wordt ingehuurd zijn vastgelegd in
contracten met de individuele leden en de commandant van de ASG.
Op Kamp Holland werken civiele monteurs voor het onderhoud van de
Bushmasters. De Bushmaster is aan het begin van de missie in
Afghanistan aangeschaft, waardoor bij de krijgsmacht nog onvoldoende
capaciteit is voor het onderhoud. In Nederland wordt gewerkt aan het
opleiden van monteurs voor de Bushmasters, maar voorlopig blijft het
noodzakelijk om deze ook civiel in te huren. Daarnaast wordt
incidenteel civiel personeel ingehuurd voor het verrichten van
specifieke activiteiten op de diverse Nederlandse locaties in
Afghanistan, veelal op het gebied van onderhoud. Voor het onderhoud
van de landingsbaan op Tarin Kowt wordt de firma Dyncorps ingehuurd.
Dit contract is na aanvang van de missie in augustus 2006 overgenomen
van de Verenigde Staten. Op dit moment wordt geen onderhoudspersoneel
ingehuurd voor de in Kandahar en Tarin Kowt gestationeerde
helikopters. Mogelijk zal dit in de loop van de missie wel weer
noodzakelijk blijken. Het onderhoudspersoneel wordt niet buiten de
bases ingezet. Ook wordt voor de kampen in Uruzgan lokaal personeel
ingehuurd voor het uitvoeren van diverse, veelal huishoudelijke,
taken.
Het ministerie van Defensie maakt gebruik van civiel luchttransport.
Voor het transport van goederen wordt sinds juli 2006 een MI-26 HALO
helikopter voor bevoorrading Tarin Kowt en Deh Rawod ingehuurd. Tevens
worden voor luchttransport in Afghanistan sinds augustus
respectievelijk september 2007 een Zuid-Afrikaanse L-100 (voor vracht)
en een Canadese Dash 7 (voor personen) ingehuurd.
De catering van de Nederlandse eenheden in Uruzgan is in handen van
het bedrijf Supreme. Het hieraan verbonden (lucht)transport is in de
overeenkomst opgenomen. Voor het brandstoftransport van Kandahar naar
Uruzgan is een overeenkomst gesloten tussen de NAVO en het Deense
Nordic Camp Supplies. Door Nordic Camp Supplies wordt lokaal personeel
ingehuurd voor het uitvoeren van het transport.
Op 23 mei 2007 heeft de regering de Adviesraad Internationale
Vraagstukken (AIV) advies gevraagd over de inhuur van civiele
dienstverleners in operatiegebieden. Op 18 januari heeft de AIV zijn
advies aan de minister van Defensie aangeboden. De regering zal binnen
drie maanden een inhoudelijke reactie op het advies aan de Kamer
sturen.
CIMIC
De afgelopen periode heeft een toenemende belangstelling van NGO's en
andere hulporganisaties voor Uruzgan laten zien, al is er nog wel
terughoudendheid om activiteiten op te starten (zie ook kopje 'Opbouw
en ontwikkeling'). Het PRT onderhoudt namens de militairen contacten
met NGO's om ervoor te zorgen dat de afstemming tussen militaire en
civiele activiteiten zo goed mogelijk verloopt. In het grootste deel
van de gevallen wordt hierbij gewerkt via het UNAMA kantoor in
Kandahar en via lokale contacten.
Naast directe ondersteuning aan militaire operaties heeft het PRT
gecoö rdineerd tussen de provinciale- en districtsoverheden en civiele
hulporganisaties zoals het World Food Programme (WFP), om humanitaire
assistentie van ontheemden in en rond Deh Rawod mogelijk te maken.
Hiermee heeft de overheid van Uruzgan zich positief kunnen profileren
tegenover de lokale bevolking, hetgeen bijdraagt aan de uitbreiding
van haar gezag.
Opbouw en inzetbaarheid Afghan National Security Forces (ANSF)
Robuuste, goed getrainde en betrouwbare ANSF stellen het civiele
bestuur in staat om openbare orde en (interne en externe) veiligheid
te garanderen zonder dat daar buitenlandse steun voor noodzakelijk is.
Nederland steekt samen met anderen veel energie in het opleiden,
trainen en monitoren van de ANSF. Ook gouverneur Hamdam is doordrongen
van het belang van goed getrainde en op elkaar ingespeelde ANSF.
Hamdam streeft een betere samenwerking na tussen de verschillende
eenheden van de ANSF, waaronder de ANP. Dit is een steun voor de TFU,
die al langere tijd investeert in een zogenaamd provinciaal coö
rdinatiecentrum. Dit centrum moet op termijn een provinciale
`meldkamer' worden voor de aanwezige veiligheidsdiensten. Momenteel
functioneert dit coö rdinatiecentrum nog niet op een 24/7-basis, maar
wordt in ieder geval dagelijks overleg gevoerd en worden activiteiten
enigszins afgestemd. De afstemming en samenwerking moet echter verder
verbeteren, door kennisopbouw en technische uitrusting
(communicatiemiddelen) van het centrum. In Deh Rawod is onlangs een
dergelijk coördinatiecentrum op districtsniveau opgericht.
Afghan National Army (ANA)
Het ANA telt momenteel zo'n 50.000 man. De landstrijdkrachten tellen
zo'n 35.000 man, waarvan zo'n 25.000 man inzetbaar zijn. Het streven
is om in de loop van volgend jaar het aantal landstrijdkrachten te
hebben verdubbeld. Tijdens de JCMB in Tokio kondigde de Afghaanse
regering aan het plafond te zullen verhogen tot 82.000 militairen.
Momenteel wordt het ANA in versneld tempo uitgebreid en materieel
versterkt. Het streven is dat in 2010 de Afghanisering van het
veiligheidssysteem zodanig zal zijn dat het ANA, met uitzondering van
de luchtmacht, grotendeels zelfstandig kan opereren. Onlangs is een
begin gemaakt met de formatie van de Afghaanse luchtmacht.
De 4e ANA Brigade van het 201e ANA Legerkorps is nu nagenoeg in
Uruzgan ontplooid (ruim 1700 man). De Australische genie-eenheid bouwt
zoals gezegd momenteel in samenwerking met Afghaanse aannemers een
grote basis voor het ANA nabij Chora. Eind december bezocht minister
Van Middelkoop deze basis, die er reeds zeer goed uitziet. De ANA
brigade bestaat uit een brigadehoofdkwartier en vijf subeenheden van
bataljonsgrootte (Kandak). Dit zijn drie Infanteriebataljons (waarvan
één is ontplooid in Helmand bij de eenheden van het Verenigd
Koninkrijk), een gevechtssteunbataljon en een logistiek bataljon. De
twee infanteriekandaks en het logistieke kandak zijn inmiddels
operationeel inzetbaar, maar kunnen nog niet geheel zelfstandig
optreden. Zij worden begeleid door het Nederlandse OMLT. Het OMLT
begeleidt ook het personeel van het brigadehoofdkwartier intensief.
Ofschoon sommige militairen nog onervaren zijn, is de Afghaanse
brigadecommandant wel zeer ervaren. Hij kent de huidige gouverneur van
Uruzgan goed en ziet zijn eenheid als een onderdeel van de
veiligheidsstructuur in de provincie.
Defensie-ministeriële bijeenkomst in Vilnius
Op 7 en 8 februari kwamen de ministers van Defensie van de NAVO-landen
bijeen in Vilnius. Bij de bijeenkomst over Afghanistan waren de
Afghaanse minister van Defensie Wardak, de defensieministers van de
niet-NAVO-landen die aan ISAF bijdragen en vertegenwoordigers van de
VN, Wereldbank en de EU aanwezig. Dit alles om voortgang te bereiken
met de geïntegreerde benadering. Verschillende ministers, waaronder
minister Van Middelkoop, pleitten sterk voor een toenemende Afghaanse
verantwoordelijkheid bij het brengen van ontwikkeling en stabiliteit
in Afghanistan. Daarvoor is in toenemende mate ondersteuning nodig
voor de Afghaanse regering op het gebied van veiligheid,
bestuursversterking en opbouw, hetgeen vraagt om een verbeterde
coördinatie tussen de verschillende internationale organisaties. De
NAVO zal zich nog meer dan voorheen toeleggen op de training en
begeleiding van de Afghaanse veiligheidsorganisaties. De inzet van
voldoende en goed getrainde OMLT's is hierbij essentieel. Van andere
organisaties wordt nadrukkelijk een bijdrage gevraagd op de andere
terreinen, waarbij het belang werd onderstreept van het spoedig
benoemen van een Speciale Vertegenwoordiger in Afghanistan van de SG
VN.
Tijdens de bijeenkomst met alleen NAVO-bondgenoten is gesproken over
de contouren van het nieuwe politiek-militair strategisch plan voor
ISAF, waarin de hierboven genoemde elementen terugkomen. Zoals ook
gesteld in de artikel 100-brief van 30 november 2007 (Kamerstuk 27 925
nr. 279) zal dit document worden vastgesteld tijdens de NAVO-top in
Boekarest en zal het dienen als richtlijn voor de inspanningen van
ISAF de komende jaren. Centraal in de strategie staat het vergroten
van de capaciteit en de effectiviteit van de Afghaanse
veiligheidsdiensten, zodat deze geleidelijk de verantwoordelijkheid
voor de veiligheid in Afghanistan kunnen overnemen. Daarnaast moet het
document heldere, doch realistische, doelstellingen formuleren op het
gebied van veiligheidsbeleid en aandacht besteden aan de
complementariteit tussen de verschillende organisaties. Succes op het
gebied van veiligheid hangt immers samen met voortgang op andere
terreinen. Aan de hand van de conclusies van Vilnius wordt verder
gewerkt aan het document dat op 6/7 maart zal voorliggen bij de
bijeenkomst van ministers van Buitenlandse Zaken van de NAVO, ter
voorbereiding op de Top van Boekarest.
Op 16 januari verscheen een bericht in de LA Times dat de Amerikaanse
minister van Defensie Gates kritiek zou hebben uitgeoefend op de
NAVO-troepen in het zuiden van Afghanistan. In een telefonisch gesprek
met de minister van Defensie op 17 januari jl. heeft minister Gates
laten weten dat hij geenszins kritiek had willen leveren op
individuele landen, maar had bedoeld dat de NAVO geen historie heeft
in het uitvoeren van zogeheten counter insurgency-operaties. Ook
verwees hij naar zijn eerdere pleidooien voor extra OMLT's voor
Afghanistan. De regering steunt dit pleidooi van minister Gates. Het
vullen van de behoefte aan OMLT's verdient de hoogste prioriteit,
aangezien alleen door het intensief trainen en begeleiden van het ANA
deze op termijn zelfstandig zal kunnen opereren. Hoewel er voor
Uruzgan voldoende OMLT' s zijn toegezegd, blijft het wenselijk om voor
Afghanistan als geheel te blijven pleiten voor meer OMLT's. Minister
Gates pleitte ook voor een betere benutting van het ANA bij het
uitvoeren van operaties. Nederland ondersteunt deze zienswijze. Nu er
meer dan 1700 ANA-militairen in Uruzgan aanwezig zijn, kan de TFU op
een volwaardiger manier met het ANA gaan opereren. Ook in andere
provincies treden ISAF-militairen steeds meer zij aan zij met
ANA-militairen op.
Enkele dagen voor de NAVO-bijeenkomst in Vilnius verstuurde minister
Gates een brief aan de bondgenoten, waarin hij pleitte voor een meer
evenredige lastenverdeling tussen bondgenoten in Afghanistan. Gates
vroeg enkele landen daarbij specifiek om meer troepen te leveren voor
Zuid-Afghanistan. Nederland heeft een dergelijk verzoek niet gekregen.
In Vilnius is minister Gates nader ingegaan op zijn oproep. De VS
stuurt binnenkort 3200 extra militairen voor een periode van zeven
maanden naar Helmand. Minister Gates heeft daarop andere landen
gevraagd wat zíj konden leveren en onderstreept dat extra impulsen
zeer welkom zijn. Hij heeft ook begrip getoond voor het soms complexe
binnenlandspolitieke krachtenveld in sommige landen, maar daarbij
gezegd dat landen andere bijdragen kunnen overwegen indien zij geen
troepen kunnen sturen. Daarbij kan worden gedacht aan helikopters,
waaraan nog een tekort bestaat, of het overnemen van bewakingstaken.
De oproep van minister Gates is ondersteund door minister Van
Middelkoop en andere collega's. De Noorse minister van Defensie liet
in Vilnius weten dat Noorwegen bereid is extra troepen te sturen. Ook
werd duidelijk dat Frankrijk overweegt een bijdrage te gaan leveren in
Kandahar.
Voorafgaand aan de NAVO-bijeenkomst in Vilnius suggereerde Commandant
ISAF, generaal McNeill, om het hoofdkwartier van RC(S) onder permanent
bevel van één land te plaatsen. Generaal McNeill deed deze uitspraak
in navolging van de kritiek van minister Gates over het feit dat de
Navo onvoldoende is toegerust voor het uitvoeren van counter
insurgency- operaties, waarbij hij het Zuiden noemde als voorbeeld van
een regio waar extra aandacht en meer troepen nodig zijn. Ook het
aantal beperkingen dat landen stellen aan de inzet van hun troepen is
bezwaarlijk. Generaal McNeill heeft deze uitspraken betrokken op de
aansturing van het RC(S) hoofdkwartier en gepleit voor een `unity of
command' in het Zuiden, die de aansturing van operaties zou moeten
verbeteren.
De uitspraken van generaal McNeill zijn besproken in de separate RC(S)
bijeenkomst en marge van de defensieministeriële bijeenkomst in
Vilnius. De regering steunt de oproepen van minister Gates voor extra
troepen in het Zuiden, die aansluiten op het pleidooi van SACEUR om de
geformuleerde behoeftestelling voor Zuid-Afghanistan (de zogeheten
Combined Joint Statement of Requirements) te vullen. De regering is
echter van mening dat het rotatiemechanisme van het RC(S)
hoofdkwartier uitstekend werkt. Canada en het Verenigd Koninkrijk
steunen dit standpunt. Ook minister Gates heeft in Vilnius
onderstreept dat hij geen reden ziet deze werkwijze te veranderen. De
nieuwe commandant RC (S) Lessard voert het commando voor negen
maanden, waardoor de continuïteit wordt gegarandeerd. Door de nieuwe
structuur van het hoofdkwartier én de gezamenlijke planning en
voorbereiding van het betreffende personeel, is ook sprake van een
grote continuïteit in de ondersteunende staf.
ASG, AC en AEI rapporten
Zoals toegezegd aan de Kamer tijdens het algemeen overleg over de NAVO
defensieministeriële bijeenkomst in Vilnius op 6 februari jl., zal de
regering hieronder ingaan op een aantal rapporten die de afgelopen
weken zijn verschenen over Afghanistan. Het gaat om twee rapporten van
de Amerikaanse denktanks Afghanistan Study Group (`Revitalizing our
efforts, Rethinking our strategies') en de Atlantic Council (`Saving
Afghanistan: an appeal and plan for urgent action'). Tevens verscheen
een rapport van de NGO Oxfam (`Afghanistan: Development and
Humanitarian Priorities'). Tenslotte werd in de pers melding gemaakt
van een rapport van het American Enterprise Institute dat binnenkort
zal uitkomen.
De rapporten van de Afghanistan Study Group en de Atlantic Council
trekken in grote lijnen dezelfde conclusies: op een aantal punten
dient het beleid van de internationale gemeenschap in Afghanistan op
korte termijn te worden aangepast. Daartoe worden de volgende drie
hoofdaanbevelingen gedaan:
1. Noodzaak van een alomvattende strategie (`A Comprehensive Campaign
Plan and Strategy') waarin inspanningen op het gebied van
veiligheid, wederopbouw en bestuur samen worden gebracht;
2. Benoeming door de VN van een High Commissioner, die
verantwoordelijk zal zijn voor betere coördinatie en integratie
van de internationale inspanningen en voor samenwerking met de
Afghaanse regering;
3. Een regionale aanpak (India, Iran en vooral Pakistan) waarbij een
betere strategie voor de grensgebieden met Pakistan cruciaal is.
Daarnaast wordt gepleit voor betere internationale militaire
coördinatie binnen de NAVO en voor meer internationale troepen in
Afghanistan; betere samenwerking tussen VS/internationale gemeenschap
en de Afghaanse regering; capaciteitsopbouw bij de Afghaanse overheid;
training van de Afghaanse politie en het leger en de hervorming van
het Afghaans juridisch apparaat.
Oxfam pleit in zijn rapport voor betere internationale coördinatie
onder leiding van de VN, afstemming van de hulp op nationale en lokale
prioriteiten, terughoudende opstelling van PRTs (faciliteren, niet
zelf doen), geen agressieve eradicatie maar een gebalanceerde
uitvoering van de geïntegreerde drugsstrategie, een gecoördineerde en
coherente strategie voor de ontwikkeling van de rurale sector en meer
aandacht voor onderwijs en gezondheidsvoorzieningen.
Het rapport van het American Enterprise Institute zal naar verwachting
pas over een maand verschijnen, maar kreeg nu al aanzienlijke
media-aandacht. Het rapport zou pleiten voor een toename van
internationale troepen in Afghanistan (`surge'), vergelijkbaar met
Irak.
De analyse in de rapporten is vaak pertinent, maar de bevindingen gaan
soms erg snel voorbij aan de positieve ontwikkelingen in Afghanistan
sinds 2001, met name op het gebied van democratisering, onderwijs,
economische groei en toegang tot de gezondheidszorg. De conclusies en
aanbevelingen in de rapporten worden gepresenteerd als een radicale
ommezwaai in de internationale aanpak ten aanzien van Afghanistan.
Nauwgezette bestudering toont echter aan dat veel aanbevelingen al
zijn geïncorporeerd in het denken van de internationale gemeenschap.
De aanbevelingen van de JCMB komen grotendeels overeen met de
aanbevelingen uit de rapporten. Ook het Nederlandse beleid en
uitgangspunten, zoals uiteengezet in de Artikel 100-brief
(Afghanisering, civilisering, meer aandacht voor politie, centraal
stellen van plattelandsontwikkeling, sterkere internationale coö
rdinatie), zijn in grote lijnen in overeenstemming met de analyses in
de rapporten. Het is daarbij vermeldenswaard dat de aanbevelingen in
de twee Amerikaanse rapporten ten aanzien van drugsbestrijding vrijwel
geheel overeenkomen met het Nederlandse beleid terzake: een
gebalanceerde, geï ntegreerde aanpak, waarbij de Afghaanse regering
een leidende rol op zich moet nemen en waarbij eradicatie van papaver
niet in isolatie plaatsvindt, maar gepaard moet gaan met programma's
voor alternatieve inkomstenbronnen.
Drugsbestrijding
In zijn rapport van 6 februari 2008 geeft het United Nations Office on
Drugs and Crime (UNODC) aan te verwachten dat de teelt van papaver in
Afghanistan in 2008 zal stabiliseren of zelfs iets zal dalen. Mogelijk
zal het aantal provincies in het noorden en in centraal Afghanistan
dat papavervrij is iets toenemen (tot 14 à 15 van de totaal 34
provincies). UNODC verwacht dat deze trend zich echter niet zal
vertalen naar een dalende teelt in provincies in het zuiden en westen.
Dit zal echter mede afhankelijk zijn van klimatologische
omstandigheden. Uruzgan kende vorig jaar een onverwacht lagere oogst
als gevolg van overstromingen. Het extreme winterweer zou ook van
invloed kunnen zijn op de oogst van dit jaar.
Het bestrijden van de papaverteelt en het aanpakken van de handel in
opium is een prioriteit van zowel de Afghaanse overheid als de
internationale gemeenschap. Het duidelijke verband tussen enerzijds de
teelt van papaver en anderzijds de veiligheidssituatie en corruptie
binnen de overheid geeft het belang aan van het intensiveren van
activiteiten (conform de nationale drugsstrategie) ten behoeve van de
drugsbestrijding. Tijdens de bijeenkomst van de JCMB in Tokio op 5 en
6 februari jl., stelden de internationale gemeenschap en de Afghaanse
regering gezamenlijk vast dat de Afghaanse geïntegreerde
drugsstrategie tot op heden nog niet de gewenste resultaten heeft
opgeleverd. De komende periode zal meer aandacht moeten worden gegeven
aan de daadwerkelijke implementatie hiervan. Concreet zal dat inhouden
dat provinciale gouverneurs een grotere verantwoordelijkheid zullen
krijgen ten aanzien van counter narcotica-activiteiten. Op het gebied
van voorlichting en rurale ontwikkeling is in de afgelopen maanden in
Uruzgan vooruitgang geboekt. Radio Nawa zendt sinds januari twee
programma's uit die de bevolking voorlichten over de negatieve
gevolgen van de verbouw van papaver en van drugsgebruik. Radio Nawa,
dat met Nederlandse financiering tot stand is gekomen, wordt door een
groot gedeelte van de bevolking van Uruzgan beluisterd. In maart zal
een campagne van start gaan waarin deze thema's extra aandacht krijgen
door middel van posters, radio-uitzendingen en debatten. De Poppy
Eradication Forces (PEF) ondersteunen in geheel Afghanistan de
nationale voorlichtingscampagne. Eind vorig jaar bracht de PEF een
bezoek aan Uruzgan. Tijdens het bezoek werden door gouverneur Hamdam
een aantal shura's georganiseerd met mullah's en stamoudsten. De
gouverneur riep de boeren op vrijwillig de papavervelden te eradiceren
in ruil voor graan en kunstmest. Verwacht wordt dat de PEF in het
voorjaar ook in Uruzgan zal gaan verdelgen.
De afgelopen maanden is daarnaast voortgang gemaakt op het gebied van
rurale ontwikkeling met name gericht op het herstel van
irrigatiekanalen, het aanleggen of het herstellen van toegangswegen
tot dorpen, bruggen en waterputten alsmede het uitdelen van zaden en
kunstmest en het planten van fruitbomen. De in de zomer 2007 gestarte
pilot saffraan, waaraan ongeveer 130 boeren deelnemen, geniet grote
belangstelling onder de boeren. De bij de pilot betrokken boeren
hebben in november van het afgelopen jaar een kleine eerste oogst van
de velden gehaald. Pas in het tweede jaar zal de productie goed op
gang komen.
De elf instructeurs, afkomstig van lokale NGO's en de provinciale
overheid, die reeds waren getraind in het planten van de saffraan,
doorlopen nu de rest van het trainingsprogramma gericht op de
verwerking van de saffraan. (Voor een uitgebreider overzicht van de
stand van zaken op het gebied van rurale ontwikkeling zie onder het
kopje opbouw).
ISAF-eenheden voeren zelf geen counter-narcotics operaties uit. De
mogelijkheden om activiteiten op het gebied van interdictie te
intensiveren worden verkend, conform de toezeggingen tijdens de
discussie met de Kamer in december 2007. Recent heeft SACEUR
aanvullende richtlijnen verstrekt aan ISAF om de bestaande key
supporting task ten aanzien van counter-narcotics operaties nader te
verduidelijken. Naar aanleiding van deze richtlijnen wordt binnen ISAF
gewerkt aan een betere invulling van de ondersteuning bij
CN-activiteiten. Mogelijkheden hierin kunnen onder andere zijn het
uitwisselen van informatie, betere coördinatie en afstemming tussen de
belangrijkste spelers op dit gebied, het beschikbaar stellen van
transport en het versneld opleiden en trainen van de Counter Narcotics
Police Afghanistan.
Op korte termijn zal de Amerikaanse Drug Enforcement Administration
(DEA, onderdeel van het Amerikaanse ministerie van Justitie) een
verkenningsmissie in Uruzgan uitvoeren ter ondersteuning van de
Afghaanse overheid. De Afghaanse regering en DEA willen mogelijk
enkele Afghaanse en DEA-agenten in Uruzgan ontplooien en zouden deze
mogelijk bij Kamp Holland willen vestigen. De primaire taak van dit
team wordt het verzamelen van informatie, met name ter ondersteuning
van de Afghaanse autoriteiten bij het identificeren van regionaal
invloedrijke leiders van drugskartels. Het team zal geen taken hebben
op het gebied van verdelging. De regering staat positief tegenover
deze samenwerking, mits die goed wordt ingebed in de structuren.
CNPA-kantoor Uruzgan
De bouw van een kantoor voor de Counter Narcotics Police Afghanistan
in Uruzgan, waartoe Nederland financiering beschikbaar heeft gesteld
aan het (UNODC), ligt achter op schema. In december 2007 kon een UNODC
assessment m issie naar Uruzgan door de slechte weersomstandigheden
geen doorgang vinden. Deze missie is thans voorzien voor deze maand.
Naar aanleiding van de assessment missie zal met UNODC worden
gesproken over hoe dit project nu met voortvarendheid kan worden
opgepakt.
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken