Het 'gezicht' van de Limburgse mijnstreek beschermd

15/02/2008 13:11



Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM)



PERSBERICHT
Gezamenlijk persbericht van de RACM en de gemeenten Heerlen en Landgraaf

Zeist, 15 februari 2008

Het 'gezicht' van de Limburgse mijnstreek beschermd

Vandaag hebben de ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) in totaal negen beschermde stads- en dorpsgezichten aangewezen. Vijf daarvan betreffen de Limburgse mijnstreek, namelijk: Beersdal, Eikenderveld, Maria-Christinawijk en Tempsplein e.o. te Heerlen en Lauradorp te Landgraaf. Belangrijke overblijfsels uit de Limburgse mijnbouwperiode zijn hiermee voor de toekomst gewaarborgd.

In 1965 kondigde de toenmalige minister van Economische Zaken, Joop den Uyl, in een historische toespraak de sluiting van de steenkolenmijnen aan. Tien jaar later sloot de laatste van in totaal twaalf mijnen die in periode 1900-1960 floreerden. Onder het motto 'van zwart naar groen' onderging de oostelijke mijnstreek een transformatie, waarbij een deel van het aanwezige cultureel erfgoed verloren ging. Toch is er meer behouden van het mijnbouwverleden dan vaak wordt gedacht. De mijnkoloniën, gebouwd door de mijnbouwondernemingen zoals de particuliere Oranje Nassau Mijnen of de Staatsmijnen, zijn daar een mooi voorbeeld van. De mijnkolonie was de woonwijk van de mijnwerker. De wijken werden in de jaren 1900-1940 als kleine eenheden verspreid in het landschap gesitueerd. Niet alleen waren de gronden daar goedkoop, het sloot ook aan bij het ideaal van landelijkheid en gaf uiting aan de zogenaamde anti-stad-gedachte; ongecontroleerde verstedelijking had andere Europese industriesteden immers tot brandhaarden gemaakt van sociale onrust en zedelijk verval. Iedere mijnkolonie heeft zijn eigen stedenbouwkundige invulling en architectonische uitwerking. Onderzoek van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) heeft meer duidelijkheid gegeven over de achtergronden van deze wijken, onder andere dat de eerste koloniën vooral bestonden uit utiliteitsbouw. Deze wijken bestaan uit rationele verkavelingen met standaardwoningtypen, zoals de rug-aan-rug-woningen, een beproefd concept uit het Franse fabrieksdorp Mulhouse uit 1850, en werden in heel Europa toegepast. Lotharingse woningen worden ze in Limburg genoemd, naar de herkomst van de eigenaren van de Oranje Nassau. Beersdal in de gemeente Heerlen is het mooiste voorbeeld van dit bijzondere type mijnkolonie. Later werden mijnkoloniën vooral als tuindorpen gebouwd, gebaseerd op ideeën van Ebenezer Howard verwoord in het boek Garden Cities of Tomorrow (1901). Vanaf de jaren twintig van de twintigste eeuw werd deze bouwwijze van groene, intieme wijken met ambachtelijke, decoratieve architectuur grootschalig opgepakt door de woningbouw-verenigingen, die speciaal voor de huisvesting van mijnpersoneel waren opgericht. In de mijnkolonie Lauradorp in Landgraaf stond daarbij zelfs het 'Limburgs' dorp centraal voor de ruimtelijke structuur. De kolonie Eikenderveld in Heerlen is speciaal gebouwd voor het spoorwegpersoneel dat in het gebied rond het station werkte. De Maria-Christinawijk is in de Tweede Wereldoorlog speciaal gebouwd voor Duits mijnpersoneel. Deze kolonie is opgezet volgens nationaal-socialistische principes en de architecten komen uit de Stuttgarter Schule, de huisstijl van Hitler's Duitsland voor dit soort woningbouwprojecten. Tempsplein e.o. in Heerlen is het enige beschermde gezicht dat geen mijnkolonie is. Toch heeft het ook een directe relatie met de hoogtijdagen van de mijnbouwperiode. De dorpen Heerlen en Kerkrade groeiden gedurende het interbellum in korte tijd uit tot kleine steden. Tempsplein e.o. is een stedelijke uitbreidingswijk; de stedenbouwkundige opzet is een ontwerp van architect Jan Stuyt. Vorig jaar werd de mijnkolonie Leenhof-Schaesberg, gelegen in de gemeenten Heerlen en Landgraaf, al aangewezen als beschermd gezicht. Ook voor de mijnkoloniën te Brunssum en de mijnkolonie Molenberg te Heerlen zijn op termijn eenzelfde bescherming voorzien.

Wat betekent deze bescherming?
De aanwijzing tot beschermd gezicht betekent dat de betreffende gemeenten Heerlen en Landgraaf voor deze cultuurhistorisch waardevolle gebieden een ruimtelijk beleid dienen te formuleren, en zich daartoe op een zinvolle toekomst zullen bezinnen. Daarbij spelen de historische karakteristieken, zoals door de RACM verwoord, een belangrijke rol. Het bestemmingsplan waarin dit beleid wordt vastgelegd biedt rechtszekerheid aan alle betrokkenen. Het maakt immers voor iedereen duidelijk welke ontwikkelingen en veranderingen wél en welke níet zijn toegestaan. De bescherming biedt continuïteit aan dit beleid. Tevens geldt er vanwege de Woningwet binnen een beschermd gezicht een vergunningplicht voor verbouwingen en nieuwe bouwwerken, om te zorgen dat de ruimtelijke kwaliteit van het gebied op peil blijft. Onderzoek heeft aangetoond dat in een beschermd gezicht een gunstig vastgoedklimaat wordt gecreëerd, wat ertoe leidt dat investeringen die passen binnen het historisch gegroeide karakter worden gestimuleerd.

Naast de vijf beschermde Limburgse gezichten, zijn er vandaag nog vier gezichten aangewezen, namelijk het dorpsgezicht Moordrecht (gemeente Moordrecht), het stadsgezicht Noordereiland (gemeente Rotterdam), het stadsgezicht De Muntel (gemeente 's-Hertogenbosch) en het dorpsgezicht Den Hout (gemeente Oosterhout).

De minister van OCW en VROM zijn bevoegd om gezamenlijk beschermde stads- en dorpsgezichten aan te wijzen. De uitvoering ligt bij de RACM. Nederland telt op dit moment 407 beschermde gezichten. In de komende jaren volgt er nog een honderdtal.