ChristenUnie
Bijdrage debat over de 1040 urennorm
Bijdrage debat over de 1040 urennorm
donderdag 14 februari 2008 13:38
De heer Slob (ChristenUnie):
Mevrouw de voorzitter. Een aantal collega's refereerde er al aan dat
wij een aantal keren over dit onderwerp hebben gesproken. Ik hoorde
zelfs deze week iemand gekscherend zeggen dat in ieder geval de
onderwijsvoerders al ruimschoots aan de norm hebben voldaan. Maar de
vraag is wel of dat als een compliment beschouwd moet worden. De
aanleiding tot dit debat -- dat begrijp ik overigens wel -- is het
besluit van de algemene ledenvergadering van de VO-raad van afgelopen
dinsdag. Ik ben erg blij dat de VO-raad deze vergadering naar voren
heeft gehaald. Het was eerst de bedoeling dat de vergadering pas in
mei zou plaatsvinden. Afgelopen dinsdag is de vergadering met voorrang
gehouden. Ik heb begrepen dat zij, zelfs zonder dat er een motie lag
en er een stemming is geweest, met elkaar wel een duidelijk besluit
hebben genomen. Ik heb het besluit ook gezien. Ik kan het uit het
perspectief van de VO-raad en gezien de wijze waarop zij de afgelopen
weken hebben gesproken niet als een verrassing beschouwen.
Mijn conclusie is dat de uitkomsten van de algemene ledenvergadering
goed inpasbaar zijn in de eerdere afspraken die de Kamer met de
staatssecretaris over dit onderwerp heeft gemaakt.
Ik gaf net al in een interruptie tegenover de heer Jasper van Dijk aan
dat wij niet de oude norm onverkort handhaven. Er is een aantal
aanpassingen gepleegd dat voor het VO-veld de nodige ruimte heeft
gecreëerd. De staatssecretaris heeft afgesproken dat zij in overleg
zal treden met de VO-raad over de opzet van het onderzoek, de wijze
waarop dit plaatsvinden en over hetgeen daarvan deel zal uitmaken.
Deze raad zal daarbij dus optimaal betrokken worden. Dat biedt de
VO-raad maximale mogelijkheden om de wensen over het onderzoek, die in
het besluit zijn samengevat, in te brengen in het overleg. Naar ik
hoop komen zij samen met de staatssecretaris tot eenduidige
conclusies. Ik vraag de staatssecretaris het gesprek met een open mind
aan te gaan en te bezien wat mogelijk is. Wellicht kan ook bekeken
worden of het mogelijk is om bepaalde delen van dit onderzoek sneller
te laten plaatsvinden. Wij hechten eraan dat de nieuwe norm ook in een
cursus wordt gemonitord, zodat blijkt hoe deze zich verder zal
ontwikkelen. Dat sluit niet uit dat andere onderdelen versneld kunnen
worden uitgevoerd. Hoe eerder dat klaar is, hoe beter dat is. Wij
moeten niet onnodig lang met zo'n onderzoek bezig zijn.
Als ik de uitspraken van de algemene ledenvergadering van de VO-raad
zo mag opvatten en als ik de ruimte die de VO-raad heeft gekregen voor
overleg en het trekken van conclusies goed heb begrepen, wil ik niet
op de stoel van de staatssecretaris zitten. Het is haar taak en
verantwoordelijkheid om die gesprekken te voeren. De Kamer moet ook
helemaal niet op die stoel willen zitten, maar ik wens uiteraard wel
geïnformeerd te worden over de uitkomsten. Ik hoop dat dit eenduidige
uitkomsten zullen zijn.
Daarnaast komt dit tegemoet aan de wens naar een onderzoek die ik in
het rapport van de commissie-Dijsselbloem heb gelezen. Die kan hierbij
worden betrokken. Mij lijkt dat wij daarop dan al snel, zelfs al
voordat wij er officieel over gesproken hebben, actie hebben
ondernomen.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik vind dat heel knap. De heren Slob en Jan de Vries kunnen doen alsof
er niets aan de hand is, terwijl het hele onderwijs boos is over deze
1040-urennorm. De VO-raad en dus alle scholen hebben heel duidelijk
verzocht om een onderzoek in 2008. En dus niet om een evaluatie in
2009. De heer Slob moet de dingen wel benoemen. De VO-raad, de
scholen, willen wat anders dan de staatssecretaris. Anders hadden zij
de agenda ook niet van tafel geworpen. Is de heer Slob het met mij
eens?
De heer Slob (ChristenUnie):
Ik verbaas mij iedere keer over de toch wel wat beperkte blik op de
werkelijkheid die de heer Jasper van Dijk heeft. Dat is overigens zijn
goed recht. De VO-raad heeft bij monde van haar bestuur al een
principeafspraak gemaakt met de staatssecretaris. Die was helder. Het
was duidelijk dat zij hierover nog in overleg moesten treden met hun
achterban. De staatssecretaris moest nog in overleg treden met de
Kamer over de gemaakte afspraken. De achterban van de VO-raad heeft
een groot gedeelte van de afspraken die met de staatssecretaris zijn
gemaakt geaccordeerd, maar heeft daaraan wel een aantal wensen
toegevoegd. In de Kamer hebben wij nooit gezegd dat het alleen maar om
het monitoren van de praktijk moest gaan, hoe belangrijk wij het
overigens ook vinden om te zien hoe zich dat ontwikkelt. Als dat
onderzoek in overleg met de VO-raad wordt verbreed en een aantal
specifieke wensen van hen daarbij worden betrokken -- en misschien
zelfs wel de wensen die de commissie-Dijsselbloem heeft geuit -- dan
kan dat allemaal. Dat geldt ook voor de afspraak die nu met de Kamer
is gemaakt. Laten wij de staatssecretaris even de ruimte geven om dat
gesprek te voeren. Dat past bij onze positie. Daarna kan zij ons
rapporteren over de uitkomsten.
De heer Jasper van Dijk (SP):
De heer Slob zei dat een versnelling van het onderzoek goed kan zijn.
De heer Slob (ChristenUnie):
Onderdelen van het onderzoek.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Deelt hij mijn mening dat het veld schreeuwt om een nieuwe norm en
nieuwe aanbevelingen? Zullen wij aandringen op 2008?
De heer Slob (ChristenUnie):
Ik weet dat het veld wensen heeft. Volgens mij schreeuwt het veld
niet, maar gaat het heel zorgvuldig met dit onderwerp om en probeert
het daarbij de juiste keuzes te maken. Een aantal onderdelen wil het
veld graag zo snel mogelijk onderzocht hebben. Dat steun ik. Als
morgen begonnen kan worden, dan mag dat gebeuren. Als het onderzoek
tegen de zomer klaar is, is dat prima, maar als dat niet kan en het
wordt september of oktober, dan is dat ook uitstekend. Als het
onderzoek op onderdelen versneld kan worden, zie ik dat zelfs graag.
Laat de staatssecretaris daarover spreken met de VO-raad en laten wij
in de Kamer niet op haar stoel gaan zitten, hoe graag u dat ook wilt.
Dat is op zichzelf een legitieme wens, maar er moet nog wel even iets
anders veranderen voordat het zo ver is. Wij moeten onze positie wel
scherp houden. Dat vervaagt bij u toch te vaak. Ik heb u daar de
vorige keer ook op aangesproken. Het is misschien goed om dat te
evalueren bij de gevoerde debatten.
Tweede termijn
De heer Slob (ChristenUnie):
Ik wil de staatssecretaris bedanken voor haar beantwoording in eerste
termijn. Omdat het toch wel erg nauw luistert, wil ik een enkele zaak
scherper hebben. Heb ik het goed begrepen dat wij nu hebben
afgesproken dat het formuleren van de onderzoeksopdracht in overleg
met de VO-raad, met ouders, leerlingen en docenten zal plaatsvinden en
dat daarbij dus ook de wensen uit die geledingen -- in ieder geval die
van de VO-raad kennen wij -- onderdeel zullen uitmaken van de
onderzoeksopdracht?
Heb ik het ook goed begrepen dat de staatssecretaris een
inspanningsverplichting aangaat om de opdracht voor het onderzoek voor
het meireces aan de Kamer te zenden? Wij willen haar niet aan het
onmogelijke houden, maar het streven moet daar wel op gericht zijn.
Heb ik het goed begrepen dat bij het formuleren van de
onderzoeksopdracht ook de aanbeveling van de commissie-Dijsselbloem
zal worden meegenomen? Klopt het dat de opdracht een tijdpad gaat
bevatten? Dat tijdpad kunnen wij niet dicteren, maar het onderzoek
moet wel zo snel als mogelijk en verantwoord is worden uitgevoerd.