Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Raad voor Cultuur

RJ Schimmelpennincklaan 3

Postbus 61243

2506 AE Den Haag

Den Haag Ons kenmerk 15 februari 2008 DK/B&B/2008/6144

Onderwerp
Adviesaanvraag basisinfrastructuur

Geachte Raad,

Hierbij vraag ik u advies over de aanvragen die zijn ingediend voor de subsidieperiode 2009-2012. De aanvraag begint met een aantal algemene uitgangspunten en vragen. Vervolgens vraag ik de Raad voor verschillende groepen instellingen om advies. De opbouw volgt daarbij de ministeriële regeling.1 Daarna informeer ik u over de procedure voor de aangewezen instellingen met een langjarig subsidieperspectief en het financieel kader 2009-2012. Tot slot schets ik het vervolg van de procedure.

De adviesaanvraag bestaat uit twee delen. Deze brief gaat over instellingen die voor vier jaar subsidie bij het rijk aanvragen. De Raad ontvangt rond 15 maart een aanvullende adviesaanvraag over fondsen, sectorinstituten en een aantal gevisiteerde instellingen. Ik verzoek u voor 15 mei 2008 advies uit te brengen.

Uitwerking Coalitieakkoord en advies Commissie Cultuurprofijt In uw brief van 5 februari jl. dringt u aan op meer geld voor de basisinfrastructuur. Dit mede in relatie tot de uitwerking van het Coalitieakkoord en het advies van de Commissie Cultuurprofijt Meer draagvlak voor cultuur van 31 januari. Daarover kan ik u het volgende berichten. De beleidsmatige invulling van het financieel kader wordt mede bepaald door de prioriteiten in het Coalitieakkoord van 7 februari 2007. De intensiveringen en extensiveringen komen voor een aandeel van 10 miljoen resp. 15 miljoen terecht bij de producerende instellingen in de basisinfrastructuur. Dat kader is meegegeven aan de Commissie Cultuurprofijt, en maakt dus geen deel uit van het budget waarover u kunt adviseren. Het is mijn voornemen is zo dicht mogelijk bij het advies te blijven. De commissie adviseert een koppeling aan te brengen tussen de voorgenomen taakstelling op cultuurproducerende instellingen en het vergroten van hun verdienvermogen. De commissie adviseert


1 Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 15 oktober 2007, nr. WJZ/2007/36442 (8221); Hoofdstuk IIA. Nadere subsidievoorschriften voor vierjaarlijkse instellingssubsidies cultuuruitingen 2009­ 2012.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl E

blad 2/10

de bezuiniging te realiseren door het stellen van eigen inkomstennormen, die in totaal minimaal 10 miljoen extra eigen inkomsten moeten opleveren.
Ik ga over de uitwerking met de cultuursector in gesprek, waarbij ook een relatie wordt gelegd met de intensivering van 15 miljoen euro.
De taakstelling komt voor 10 miljoen terecht bij de producerende instellingen in de basisinfrastructuur. Het gaat dan om de vierjarige rijkssubsidies (art. 9b en c en 9 e t/m j van de regeling) en de subsidies aan de aangewezen musea, symfonieorkesten, opera en dansgezelschappen. Dat betekent dat een deel van de instellingen waarover u op 15 mei advies uitbrengt te maken krijgt met een subsidiekorting op grond van een verhoging van de eigen inkomstennorm.

De nieuwe systematiek
De afgelopen jaren is de subsidiesystematiek ingrijpend herzien. De wet is veranderd: van één noemer voor vierjarige subsidies naar drie categorieën. Nieuw zijn langjarige subsidies (de aangewezen musea, orkesten, opera, dansinstellingen en sectorinstituten) en vierjarige subsidies bij fondsen. Wat gebleven is, zijn de vierjaarlijkse subsidies bij het ministerie, waarover de Raad op het niveau van afzonderlijke instellingen advies uitbrengt. Ook bij deze categorie is niet alles bij het oude gebleven. Er is een regeling in plaats van een uitgangspuntenbrief. In de regeling is voor het eerst een deel van het culturele leven beschreven aan de hand van functies: de basisinfrastructuur. Instellingen kunnen intekenen op die functies.

De regeling was er niet gekomen zonder het advies dat de Raad in maart 2007 uitbracht: Innoveren, participeren! Het omvatte een overkoepelende agenda voor het cultuurbeleid, een analyse van de stand in de verschillende kunst- en erfgoeddisciplines en een beschrijving van de functies in de basisinfrastructuur. Uw advies vormde mede de basis van de nota Kunst van leven en de regeling. De systematiek is vernieuwd, maar het belang van uw advies is gebleven. De vraag luidt steeds: welke aanvragers kwalificeren zich het best voor een bepaalde functie?

Aanvragen subsidieperiode 2009-2012
Instellingen konden alleen een aanvraag indienen voor de vervulling van een in de regeling opgenomen functie (artikelen 9b, 9c en 9e t/m 9n). Ik heb bezien of de aanvrager heeft ingetekend op de bij zijn activiteiten passende functie. In een aantal gevallen is de aanvraag onder een andere noemer ingedeeld. Aanvragen waarvan evident is dat zij niet aan de vereisten voldoen, leg ik niet aan u voor.

Ik vraag uw advies over 266 aanvragen.
In totaal hebben 313 instellingen een aanvraag voor een vierjaarlijkse instellingssubsidie bij het ministerie ingediend. 33 aanvragen zijn afgewezen. 11 aanvragen zijn voor behandeling doorgezonden aan het Nederlands Fonds voor de Podiumkunsten. Dit fonds heeft zelf 7 aanvragen aan het ministerie overgedragen. De aanvragen die ik u ter advisering voorleg en een indeling op basis van de regeling ontvangt u separaat.

Ik verzoek u om eerst te toetsen of de aanvragen die ik aan u heb doorgezonden naar uw oordeel ook werkelijk aan de criteria van de regeling voldoen en of de aanvrager onder de juiste noemer is

blad 3/10

ingedeeld. Uitgangspunt is daarbij de indeling naar artikel in de regeling. Pas als u vaststelt dat de aanvraag aan de formele criteria voldoet, verzoek ik u de aanvraag te beoordelen aan de hand van het belang van de activiteiten van de aanvrager, zijn positie in het bestel en de onderlinge samenhang van ingediende aanvragen.
Ik heb ook een aantal aanvragen doorgestuurd van instellingen die in principe niet onder de verantwoordelijkheid van het ministerie vallen. Het gaat om instellingen (o.a. literaire manifestaties) die zowel bij een fonds hebben aangevraagd als bij het ministerie. De fondsen zullen de aanvragen aanhouden in afwachting van uw advies over het geëigende subsidiekader. Ik wijs u in dit verband op het uitgangspunt in Kunst van leven dat een instelling subsidie ontvangt van het ministerie of van een fonds, maar niet van beide.
Er zijn ook aanvragen van podia, waarvoor andere overheden verantwoordelijk zijn. Zij hebben aangevraagd voor een andere activiteit dan podiumprogrammering. Gelet op de afspraken tussen de overheden over scheiding van taken (aanbod door het rijk, afname door gemeenten en spreiding door provincies) wil ik u vragen om steeds kritisch te toetsen of gelet op de kernactiviteiten van de instelling subsidie op grond van de regeling op zijn plaats is.

Algemene uitgangspunten en vragen
Ik vraag u bij de beoordeling van aanvragen systematisch aandacht te schenken aan de volgende uitgangspunten en vragen:

· De belangrijkste vraag luidt steeds: komt de kernactiviteit zoals de instelling die in haar plan beschrijft overeen met de functie als in de regeling beschreven?
· De positie van de instelling in de basisinfrastructuur: instellingen dienen in hun aanvraag aandacht te besteden aan beleid t.a.v. publieksbereik en educatie, positie in het culturele veld (samenwerking, internationalisering, talentontwikkeling, innovatie), invulling aan maatschappelijke positie en samenwerking in stad of regio.
· Geografische spreiding: de basisinfrastructuur voorziet in een landelijk gespreid netwerk van culturele voorzieningen. Bij toneel-, dans- en jeugdtheatergezelschappen zijn in de regeling daarom standplaatsen of regio's benoemd. Bij presentatie-instellingen en productiehuizen is geografische spreiding als overweging bij de afweging van aanvragen in de regeling opgenomen. In uw adviezen dient u telkens de effecten voor het voorzieningenniveau in de regio te toetsen.

· Internationale positie: ik verzoek u internationale activiteiten te beschouwen als een integraal onderdeel van de beleidsplannen.

· Het financieel kader: uw advisering moet binnen het financieel kader plaats vinden, dat beperkingen oplegt. Er zijn immers meer aanvragen dan middelen. Vooral waar de regeling geen aantallen noemt, is het ongewenst geld over zoveel mogelijk instellingen uit te smeren. De vraag hoe het bestel functioneert gaat voor het tegemoetkomen aan ambities van afzonderlijke instellingen.

blad 4/10

Vragen per artikel van de ministeriële regeling

9b Toneelgezelschappen

Ik verzoek u mij over de acht ingediende aanvragen voor stads- en regiogezelschappen te adviseren. Ik vraag u daarbij in te gaan op een goede landelijke en regionale spreiding van de voorstellingen en een goede samenwerking tussen podia en producenten voor de aanpak van het vraagstuk van aanbod en afname van de grote zaalvoorstellingen. Ook vraag ik u bij uw advisering te streven naar een evenwichtiger verdeling van subsidies over de stads- en regiogezelschappen. Ziet u aanleiding en mogelijkheden in de toekomst een normering voor toneelgezelschappen te ontwikkelen?

9c Dansgezelschappen

In totaal hebben negen dansgezelschappen een aanvraag ingediend als stads- of regiogezelschap. Voor Amsterdam hebben vier gezelschappen een aanvraag ingediend en voor het noorden twee. Niet alle aanvragen voldoen aan alle criteria. Ik verzoek u, met het oog op artikel 9d van de regeling, te adviseren welke gezelschappen zich het best kwalificeren als stads- of regiogezelschap voor de vijf in de regeling aangewezen plekken. In hoeverre is met te honoreren aanvragen voldoende geografische spreiding van voorstellingen verzekerd?
Ik verzoek u bij de beoordeling van de aanvragen van regiogezelschappen extra aandacht te besteden aan de binding met de regio en de extra taken die hieruit voortvloeien. Ik vraag u te streven naar een evenwichtige verdeling van subsidies.
Overigens zal ik u half maart de visitatierapporten van het Nederlands Dans Theater en het Nationale Ballet toesturen.

9e Operagezelschappen

U heeft aangegeven het landelijke operabestel met het oog op artistieke criteria, afstemming tussen vraag en aanbod en landelijke spreiding te willen onderzoeken. Ik verzoek u dit onderzoek uit te voeren als de visitatierapporten van De Nederlandse Opera en de Nationale Reisopera beschikbaar zijn, en hierbij ook de aanvraag van Opera Zuid te betrekken. Ik verwacht de visitatierapporten half maart.

9f Podiumkunsten voor de jeugd

Het beleidskader voor het podiumkunstbestel voor de jeugd bestaat uit de regeling en mijn reactie van 21 december 2007 op het door u uitgebrachte advies over het podiumkunstenbestel voor de jeugd.2 Instellingen die het produceren van jongerentheater combineren met activiteiten op het gebied van talentontwikkeling van jongeren maken geen deel uit van het podiumkunstbestel voor de jeugd.


2 Raad voor Cultuur, Advies podiumkunstenbestel voor de jeugd 2009-2012, 7 december 2007. http://www.cultuur.nl/files/pdf/Jeugd%20Podiumkunstenbestel.pdf.

blad 5/10

Er zijn twintig aanvragen van jeugdtheatergezelschappen ontvangen. Ik wil negen jeugdtheatergezelschappen subsidiëren. Ik verzoek u aan te geven welke negen instellingen voor subsidiëring in het kader van de basisinfrastructuur in aanmerking komen. Bij het ministerie zijn vier aanvragen ontvangen van gezelschappen met als kernactiviteit jeugddans. Het ministerie kan een beperkt aantal jeugddansgezelschappen subsidiëren. Daarnaast zijn twee aanvragen binnengekomen van dansgezelschappen waarvan één van de activiteiten aanbod voor de jeugd is. Wilt u in één samenhangend advies aangeven welke voor subsidie in aanmerking komen?

9g Friestalig toneel

Er is één aanvraag ingediend door een Friestalig toneelgezelschap. Ik wacht uw advies hierover af.

9h Internationale festivals

Het ministerie kan op elk van de terreinen van de scheppende en uitvoerende kunsten aan ten hoogste één internationaal festival subsidie verstrekken. Zo'n festival moet actueel of vernieuwend aanbod in een internationale context presenteren en daardoor mede een platform voor internationale uitwisseling tussen vakgenoten zijn. Verder dient een internationaal festival de gehele breedte van het betreffende terrein of een duidelijk te onderscheiden onderdeel daarvan te bestrijken. De (deel)terreinen waarvoor subsidie mogelijk is, zijn opgesomd in de toelichting van de regeling . Voor de scheppende kunsten gaat het om architectuur, beeldende kunst, speelfilm, documentairefilm, animatiefilm en jeugdfilm, vormgeving, nieuwe media, proza en poëzie. Voor de uitvoerende kunsten zijn dit theater, popmuziek, oude muziek, moderne gecomponeerde muziek, jazzmuziek en wereldmuziek, dans, muziektheater en twee podiumkunstenbrede festivals, waarvan één specifiek voor de jeugd. Voor de podiumkunsten geldt dat festivals met een programmering rond een vakinhoudelijk specialisme of één thema niet volstaan. Bovendien moet sprake zijn van een aanvullend aanbod ten opzichte van het reguliere aanbod.
Ik vraag u te toetsen of het aanvragende festival zo'n bijzondere positie inneemt dat het wenselijk is dat subsidiëring rechtstreeks door het ministerie geschiedt.

9i Productiehuizen

Onder de aanvragers is een aantal nieuwe initiatieven. Ik hecht er groot belang aan dat u in uw advies de productiehuizen, waarvan vele multidisciplinair werken, in samenhang en als één landelijk gespreid netwerk beoordeelt en ook de omvang van dat netwerk bepaalt. Ik verzoek u daarom te beoordelen in hoeverre de plannen van verschillende productiehuizen elkaar overlappen. Omdat het financieel kader geen ruimte biedt voor de volledige realisatie van de vaak zeer omvangrijke plannen verzoek ik u mij aan te geven aan welke activiteiten, of in welke omvang, u op dit moment voorrang geeft. Beantwoorden de aanvragen aan de eisen voor de basisinfrastructuur? Welke aanvragen van muziekproductiehuizen komen in aanmerking voor beoordeling door het Nederlands Fonds voor de Podiumkunsten?

blad 6/10

9j Presentatie-instellingen

De basisinfrastructuur biedt ruimte aan presentatie-instellingen die beeldende kunst in een internationale context presenteren. In mijn beleidsbrief over de beeldende kunst heb ik aangegeven hiervoor per jaar 1,5 miljoen euro extra te reserveren.3 Daarbij gaat kwaliteit voor kwantiteit. Deze investering is gericht op een landelijk gespreid netwerk en maakt een versterking van een aantal bestaande instellingen mogelijk. Zij biedt ook ruimte aan presentatiemogelijkheden op het gebied van vormgeving.

9k Post-academische instellingen

De basisinfrastructuur biedt plaats aan post-academische instellingen. De Raad heeft meermaals aangegeven dat als gevolg van de bachelor-master structuur in het hoger onderwijs een overlap tussen onderwijsinstellingen en (cultuur)werkplaatsen is ontstaan. Ik heb beoogd een duidelijk onderscheid aan te brengen. Daarom heb ik de tot nu toe gebruikte benaming (cultuur)werkplaats losgelaten en gekozen voor post-academische instelling. Uitgangspunt is dat onderwijsactiviteiten in principe bekostigd dienen te worden vanuit het onderwijsdomein. Activiteiten die in de bachelor- en masterfase thuishoren, komen daarom niet voor subsidie in aanmerking. In het kader van de basisinfrastructuur is alleen subsidie mogelijk voor instellingen die aanvullend zijn ten opzichte van het tweede fase onderwijs (inhoud, fase van carrièreontwikkeling van deelnemers). Om invulling te geven aan dat uitgangspunt zouden instellingen die op deze grondslag subsidie ontvangen, zich naar mijn mening uitsluitend moeten richten op deelnemers die een master hebben afgerond of een aantal jaar beroepsmatig actief zijn geweest. Ik verzoek u om bij uw overwegingen over het belang van de activiteiten van de aanvrager en zijn positie in het bestel expliciet aandacht hieraan te besteden.

9l Ontwikkelfunctie overige disciplines

Ontwikkelinstellingen richten zich binnen hun discipline op talentontwikkeling, experiment, onderzoek en vernieuwing. Het gaat om de disciplines amateurkunst of cultuureducatie, architectuur, erfgoed, film, letteren, media en bibliotheken, nieuwe media of vormgeving en het interculturele vlak. Zijn de aanvragers goed ingebed in (inter)nationaal opererende netwerken? In welke mate dragen zij bij aan verdieping binnen hun discipline?
Ik hecht er groot belang aan dat u de aanvragen binnen eenzelfde discipline steeds in samenhang, als één landelijk gespreid netwerk, beoordeelt. Talentontwikkeling, experiment, onderzoek en vernieuwing dienen kernactiviteit van de aanvrager te zijn. Er is namelijk een verschil tussen instellingen waarvoor ontwikkelingsfunctie een kernactiviteit is en instellingen die werken als producerende of beherende instelling. Voorbeelden van deze laatste groep zijn informatiecentra die specifieke archieven beheren.


3 Zie mijn brief over het beleid beeldende kunst van 7 december 2007, http://www.minocw.nl/documenten/51817.pdf.

blad 7/10

Amateurkunst en cultuureducatie
Ik verzoek u in uw advies over amateurkunst en cultuureducatie speciale aandacht te schenken aan de positie van instellingen met als kernactiviteit talentontwikkeling. Onderscheiden de aanvragen, bijvoorbeeld van muziekconcoursen, zich genoeg van elkaar? Hoe is hun positie ten opzichte van de professionele praktijk en wat is hun (inter)nationale betekenis? In Kunst van leven heb ik aangekondigd de uitvoering van meerjarige subsidies voor amateurkunst en cultuureducatie aan het programmafonds cultuurparticipatie over te dragen.4 Welke instellingen komen hiervoor in aanmerking? Welke komen vanwege de professionaliteit van de deelnemers in aanmerking voor beoordeling door het Nederlands Fonds voor de Podiumkunsten? Het sectorinstituut amateurkunst, Kunstfactor, neemt de besteltaken op zich. De activiteiten van aanvragers mogen daarom niet overlappen met de besteltaken van Kunstfactor.

Intercultureel
De ontwikkelfunctie biedt ruimte aan instellingen die zich richten op interculturele activiteiten. Ik verzoek u naast het belang van de activiteiten rekening te houden met de bestuurlijke inbedding van de aanvragers. Dit geldt vooral bij het Nationaal Instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis (Ninsee) en het platform voor de interculturele dialoog (Kosmopolis). Over deze instellingen verneem ik graag uw inhoudelijk advies. Ik verwacht zowel een evaluatie van de afgelopen periode als een beoordeling van de plannen. In het geval van Kosmopolis is betrokkenheid van de vier grote steden gewenst. Over het budget van deze instellingen maak ik afspraken met de andere overheden; het maakt geen onderdeel uit van het financieel kader.

Erfgoed
Ik ben van plan het budget van de Archeologische Monumentenwacht Nederland (AMW) voor hun besteltaak over te hevelen naar de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM). Via de AMW zal de RACM terreinbeheerders ondersteunen bij het behoud van archeologische waarden. Is de Raad het hiermee eens, of vindt u deze instelling beter op zijn plaats in de basisinfrastructuur als ontwikkelinstelling?
Verder wijs ik u op het Centraal Bureau voor de Genealogie (CBG). Ik ontvang graag uw inhoudelijk advies. Wat is naar uw mening de gewenste positie van deze instelling? Het budget van het CBG maakt vooralsnog geen deel uit van het financieel kader. Voor Villa Zebra wil ik de bestuurlijke overdracht verkennen. Als de Raad van mening is dat Villa Zebra beter op zijn plaats is als ontwikkelinstelling in de basisinfrastructuur, verzoek ik u dit aan te geven. Het budget van deze drie instellingen maakt vooralsnog geen deel uit van het financieel kader.

9m Ondersteunende instellingen

Deze functie is bedoeld voor ondersteunende instellingen in disciplines zonder sectorinstituut of disciplines waarin nog geen sectorinstituut actief is. Voor architectuur, theater en dans, muziek,


4 Zie ook mijn brief over het programmafonds cultuurparticipatie van 13 november 2007, http://www.minocw.nl/documenten/43392.pdf.

blad 8/10

erfgoed, bibliotheken, amateurkunst, vormgeving en nieuwe media zijn sectorinstituten aangewezen. De vorming van een sectorinstituut film is in voorbereiding. Ik kom hier half maart op terug. Voor overige disciplines is het uitgangspunt dat de vijf besteltaken adequaat worden uitgevoerd.5 Ik vraag u de aanvragen binnen één discipline in samenhang te beoordelen om functionele overlap te vermijden. De aanvraag van de Stichting Kerkelijk Kunstbezit in Nederland zend ik u ter kennisname toe. Conform uw advies wil ik eerst de samenwerking met het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie verkennen.

9n Coördinerende instellingen

Ik heb drie terreinen benoemd waarin ruimte is voor een instelling die coördinerende activiteiten uitoefent voor ondersteunende taken zoals de sectorinstituten die uitvoeren: cultuureducatie, intercultureel en internationaal terrein. In navolging van het beleid voor sectorinstituten is het uitgangspunt dat maximaal één instelling per terrein subsidie ontvangt. Sluiten de activiteiten aan bij en zijn ze afgestemd met de besteltaken van de sectorinstituten?

Procedure aangewezen instellingen
Tot de categorie van aangewezen instellingen behoren de symfonieorkesten, twee opera- en twee dansgezelschappen, de sectorinstituten en een aantal musea en erfgoedinstellingen. Van hen is geen beleidsplan meer vereist. Volgens de nieuwe systematiek dienen zij vóór 1 juli 2008 een begroting in met toegelicht prestatieoverzicht. Volgens de afgesproken protocollen vindt in de komende periode een visitatie plaats. Voor de opera- en dansgezelschappen verwacht ik de visitatierapporten medio maart. Ik zal deze aan u voorleggen. Bij de overige aangewezen instellingen vindt voorafgaand aan de subsidieperiode 2009-2012 geen visitatie plaats. Met de sectorinstituten en de fondsen heb ik afgesproken dat zij voor 15 maart een beleidsplan indienen. Ik zal deze met een beknopte adviesaanvraag aan u voorleggen.

Orkesten en musea
Het Contactorgaan Nederlandse Orkesten (CNO) heeft laten weten dat het ministerie voor 1 juli 2008 beleidsrijke begrotingen van symfonieorkesten tegemoet kan zien. Van het Koninklijk Concertgebouw Orkest, het Rotterdams Philharmonisch Orkest en het Noord Nederlands Orkest zijn nog wel op de oude wijze beleidsplannen ontvangen, die u inmiddels ter kennisneming zijn toegezonden. Ook de aangewezen musea zullen voor 1 juli begrotingen en prestatieoverzichten indienen. Ik verwacht van u geen advies over afzonderlijke orkesten en musea. Aan de hand van het totaal aan begrotingen en prestatievoornemens zal ik u in juli van dit jaar verzoeken te adviseren over specifieke ontwikkelingen die van belang zijn voor de orkestensector en de museumsector als geheel.


5 De vijf besteltaken zijn: (inter)nationale vertegenwoordiging en promotie; educatie, informatie en reflectie; inventarisatie, waardering en ontsluiting van erfgoed; verzorging van documentatie en archivering; afstemming en coördinatie.

blad 9/10

Financieel kader
Het financieel kader is als volgt opgebouwd:

1. Aan de hand van het budget van de cultuurnota 2005-2008 zijn de huidige instellingssubsidies verdeeld over drie categorieën: vierjarige subsidies, langjarige subsidies en fondsen. Uitgangspunt is het subsidieniveau loon/prijspeil 2006 per instelling (stand 2008).
2. Een aantal instellingen dat in 2005-2008 cultuurnotasubsidie ontvangt, kan voor de periode 2009-2012 geen beroep doen op de vierjarige regeling bij het ministerie of een van de fondsen. Het budget is onder de noemer overige waaronder uitruil in het financieel kader opgenomen, en wordt betrokken bij het convenantoverleg met de andere overheden.
3. Aan het budget voor vierjarige subsidies is via herschikking uit de geldstroom beeldende kunst en vormgeving een bedrag van 1.5 mln. euro toegevoegd voor versterking van presentatie- instellingen (art. 9j).

4. Aan het budget voor vierjarige subsidies is door een overheveling van het budget dat tot nu toe door het Nederlands Fonds voor de Podiumkunsten en door de rechtsvoorganger daarvan aan de productiehuizen werd besteed een bedrag van 800.000 euro toegevoegd.

Budget 2009-2012 (x 100.000, loon/prijspeil 2006)
Beginbudget Korting profijt- Herschikking beginsel 4- jarige subsidies; beginbudget
tbv advisering door de Raad
Producerend 54.9 Pm 1.5 * Niet-producerend 33.1

Langjarige subsidies
Musea en erfgoed ** 144.2 Pm Symfonieorkesten, opera en dans ­
gezelschappen 98.1 Pm Sectorinstituten 27.3

Fondsen
Regulier budget 102.2 Overheveling OCW *** 28.2

Overig, waaronder uitruil 10.0

Totaal 498.0 - 10.0
* Herschikking budget beeldende kunst. Zie brief DK/B&B/ 2007/51817, van 7 dec. 2007
** Inclusief huisvesting

*** Wordt aangepast na advisering Raad over overdragen van beoordeling aanvragen naar fonds

blad 10/10

Uw advies
Een definitieve toedeling van instellingsbudgetten over vierjarige rijkssubsidies en fondsen zal mede plaatsvinden op basis van uw advies. Ik verzoek u daarom steeds een onderscheid te maken tussen:
1. Aanvragen die volgens u niet-subsidiabel zijn omdat zij naar uw mening niet voldoen aan de formele criteria, of waarbij u in onderlinge weging de voorkeur geeft aan een andere gegadigde, maar die mogelijk wel in aanmerking komen voor een meerjarige subsidie door het Nederlands Fonds voor de Podiumkunsten of het Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds. Als de instelling nu subsidie krijgt in het kader van de cultuurnota 2005- 2008, wordt het budget bij het financieel kader van het betreffende fonds gevoegd.
2. Overige aanvragen, waarover u negatief adviseert vanwege het belang van de activiteiten van de aanvrager, zijn positie in het bestel en de samenhang tussen ingediende aanvragen en het beschikbare budget. Als de instelling nu subsidie krijgt in het kader van de cultuurnota 2005- 2008, blijft het budget beschikbaar in het financieel kader voor de vierjarige rijkssubsidies.

Vervolg
Tot slot schets ik u het verdere verloop van de procedure.
· Na 15 maart ontvangt u mijn adviesaanvraag bij de door de sectorinstituten en fondsen ingediende plannen. Ook zal ik u de visitatie over de dans- en operagezelschappen toezenden.
· Nadat u op 15 mei 2008 uw advies heeft uitgebracht, ga ik na of het zorgvuldig tot stand is gekomen, financieel onderbouwd en deugdelijk gemotiveerd is, zodat het voldoende basis biedt voor de uiteindelijke beslissing. Aanvragers krijgen de gelegenheid op het advies te reageren.
· Na ontvangst van uw advies wordt overleg gevoerd met de convenantpartners en VNG en IPO. Deze gesprekken resulteren in nieuwe cultuurconvenanten voor de periode 2009-2012.
· Ik zal na ommekomst van uw advies de eigen inkomstennormen voor de cultuurproducerende instellingen waarover u een positief advies hebt uitgebracht berekenen en nagaan of instellingen naar verwachting aan deze subsidievoorwaarden kunnen voldoen.
· Mocht er aanleiding zijn na 15 mei een aanvullend advies te vragen, dan verzoek ik u dat begin juli te doen.

· Op 1 juli as. dienen de aangewezen musea, orkesten en opera- en dansgezelschappen hun begroting en prestatieoverzicht voor 2009-2012 in. Mochten deze aanleiding geven tot vragen op sectoraal niveau, dan zal ik deze begin juli aan u voorleggen.
· De subsidiebeslissingen 2009-2012 worden op 16 september 2008 bekend gemaakt.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

dr. Ronald H.A. Plasterk