Fornix BioSciences N.V.

P E R S B E R I C H T

Lelystad, 15 februari 2008

Studie bevestigt effect en veiligheid van sublinguale immunotherapie

Biofarmaceutische onderneming Fornix BioSciences N.V. (Euronext Amsterdam: AFORBI) heeft een pan-Europese klinische Fase II/III studie ­ AB0602 ­ bij 605 allergische patiënten naar de effectiviteit en veiligheid van Oralgen® Graspollen, succesvol afgerond. In de studie werden drie verschillende doseringsregimes geëvalueerd. De resultaten geven aan dat de inzet van de hoogste van de drie onderzochte doses Oralgen® Graspollen al in het eerste jaar van behandeling kan leiden tot een aanzienlijke afname van allergische klachten, terwijl tegelijkertijd het gebruik van overige anti-allergische medicatie sterk kan worden teruggebracht. De studie liet een duidelijke dosis afhankelijkheid zien; terwijl diverse parameters indicatief voor de ernst van de allergische klachten in de hoogste doseringsgroep significant afnamen ten opzichte van de placebogroep, werd in de twee lagere doseringsregimes niet aan deze statistische eis voldaan. Alle onderzochte doseringsregimes waren veilig en werden goed verdragen. De resultaten van de studie zullen worden ingediend bij het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) in het kader van de registratieaanvraag van Oralgen® Graspollen. In een na afloop van studie AB0602 gestart vervolgonderzoek wordt de effectiviteit en veiligheid van de behandeling met Oralgen® Graspollen gedurende een tweede behandeljaar beoordeeld.

Cees Bergman, CEO van Fornix is verheugd over het resultaat van de omvangrijke studie: "De studie heeft naast informatie over de werkzaamheid en veiligheid van het product ook nader inzicht in de dosis-respons relatie van Oralgen® Graspollen opgeleverd. Hierdoor kunnen we het marktproduct verder doorontwikkelen en optimaliseren. Belangrijk is dat de sublinguale immunotherapie in druppelvorm een duidelijk effect heeft en veilig blijkt te zijn. De uitkomst van de studie is een grote opsteker voor het verdere traject richting registratie en van groot belang voor de verdere uitbouw van onze allergieactiviteiten in Europa."

Opzet studie
Studie AB0602 betrof een zogeheten multi-center, gerandomiseerde, dubbel blinde, placebo gecontroleerde Fase II/III studie die tot doel had de klinische effectiviteit en veiligheid van Oralgen® Graspollen na één seizoen te evalueren. De studie voorzag eveneens in een evaluatie van de invloed van drie verschillende doseringen van het product op bijwerkingenprofiel en effectiviteit: 9.500 BE twee keer per week, 9.500 BE dagelijks en 19.000 BE dagelijks (BE = Biologische Eenheid). De studie omvatte 605 volwassen patiënten met matige tot ernstige symptomen van graspollen-gerelateerde rhinoconjunctivitis ("hooikoorts") in hun voorgeschiedenis. De patiënten werden gerekruteerd via 41 klinische centra in zeven Europese landen: Duitsland, Tsjechië, Slowakije, Hongarije, Bulgarije, Litouwen en Nederland.

Pollenseizoen 2007
De behandeling met de studiemedicatie startte circa vier maanden vóór aanvang van het 2007 graspollenseizoen en werd voortgezet tot na afloop van het seizoen. Vanwege de uitzonderlijk milde weersomstandigheden gedurende het voorseizoen, begon het 2007 graspollenseizoen op het Europese continent circa twee weken eerder dan op basis van het langjarig gemiddelde kon worden verwacht. Het pollenseizoen was gemiddeld langer, maar ook milder dan voorgaande jaren. Het pollenseizoen in centraal-Europa, in het bijzonder in Hongarije en omstreken, kende een bijzonder lage pollenbelasting, ruim beneden de drempelwaarde die noodzakelijk wordt geacht voor het aantonen van effectiviteit van immunotherapie.

Analyse van gegevens
Teneinde de klinische effectiviteit van de behandeling met Oralgen® Graspollen in studie AB0602 te evalueren, is een aantal statistische analyses uitgevoerd. De belangrijkste zijn de primaire analyse, die betrekking had op de gehele studiepopulatie, alsmede een zogeheten post hoc analyse, die betrekking had op de studiepopulatie, waarbij de patiënten in de "pollenarme" regio's niet zijn meegenomen in de analyse.

In onderstaande tabel is voor de hoogste doseringsgroep de afname van de allergische symptoomscore en de afname van de medicatiescore (een maat voor het gebruik van andere medicatie voor de tijdelijke verlichting van allergische klachten) ten opzichte van placebo weergegeven. In de tabel zijn zowel de gemiddelde waarden ("mean") en mediane waarden ("median") van de betreffende parameters vermeld, naar analogie met recent verschenen publicaties over vergelijkbare, grootschalige klinische studies met twee verschillende tablet formuleringen.

Symptoom score Medicatie score mean median Mean median Primaire analyse 18 % 27 % * 28 % ** 52 % ** (N = 516) *
Post hoc analyse 31 % 33 % *** 35 % ** 61 % ** (N = 385) ***

*, not significant; **, p
Volgens de primaire analyse was de afname van de symptoom score in de hoogste doseringsgroep ten opzichte van placebo niet significant verschillend; daarentegen was de medicatie score in deze groep wel significant afgenomen ten opzichte van placebo, terwijl tevens het aantal symptoomvrije dagen in de actief behandelde groep significant hoger was.
De resultaten van de post hoc analyse bevestigen de effectiviteit van de sublinguale immunotherapie bij patiënten die aan een minimum-niveau van pollen belasting werden blootgesteld. Zowel de symptoom- en medicatiescore waren significant lager in de actief behandelde groep ten opzichte van placebo.

Uit beide analyses bleek de afname van symptoom- en medicatie score dosis-afhankelijk te zijn, met de grootste afname in de hoogste doseringsgroep. Bij het ontwerp van de studie werd een effectieve behandeling gedefinieerd als een significante afname van de allergische symptoomscore van tenminste 30 % ten opzichte van placebo. Deze definitie kan als tamelijk streng worden beschouwd, aangezien een symptoomreductie van tenminste 20 % inmiddels als klinisch relevant wordt beschouwd. In de huidige studie bleek uitsluitend de hoogste dosering in de post-hoc analyse aan het gestelde statistisch criterium van 30 % te voldoen. Voor het beoordelen van de mate van effectiviteit van de twee lagere doseringen bleek de opzet van studie AB0602 met de behandelingsduur van één seizoen onvoldoende.

Veiligheid
Alle onderzochte doseringsregimes waren veilig en werden goed getolereerd. Hoewel het aantal patienten met bijwerkingen in alle groepen nagenoeg gelijk was, traden er, zoals verwacht, meer bijwerkingen gerelateerd aan Oralgen® Graspollen op in de hoogste doseringsgroep. In alle groepen was het overgrote deel van de gerelateerde bijwerkingen van milde tot matige intensiteit. Bij twee patienten, een in de laagste doseringsgroep en een in de hoogste, trad een ernstige bijwerking op gerelateerd aan Oralgen. In beide gevallen verdwenen de klachten na het stoppen van de medicatie en behandeling van de symptomen en herstelde de patient volledig.

Conclusie
De resultaten van studie AB0602 geven aan dat de inzet van de hoogste van de drie onderzochte doses Oralgen® Graspollen in de behandeling van graspollen allergische patiënten al in het eerste jaar van behandeling kan leiden tot een aanzienlijke afname van allergische klachten waarbij eveneens het gebruik van overige anti-allergische medicatie sterk kan worden teruggebracht.

Registratie
De resultaten van studie AB0602 zullen in de vorm van een uitgebreid onderzoeksrapport worden ingediend bij het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen in het kader van de registratie aanvraag van het product Oralgen® Graspollen.

Vervolgstudie
De onderzoekers en patiënten die deelnamen aan studie AB0602 zijn na afronding van deze studie, dat wil zeggen na afloop van het 2007 pollenseizoen, verzocht deel te nemen aan een follow-up studie die zal doorlopen tot het pollenseizoen 2008 is beëindigd. De follow-up studie (AB0602/1) heeft tot doel om de effectiviteit en veiligheid van de behandeling met Oralgen® Graspollen gedurende een tweede behandeljaar te evalueren. De opzet van studie AB0602/1 is zodanig dat het placebo gecontroleerde, dubbel blinde karakter van de studie blijft gehandhaafd. De resultaten van de follow-up studie worden uiterlijk begin 2009 verwacht.

E I N D E P E R S B E R I C H T

---

Voor nadere informatie:
Fornix BioSciences N.V. C.L. Bergman, CEO Fornix BioSciences N.V. Tel. (0320) 26 77 99 Website: www.fornix.nl

Profiel Fornix BioSciences N.V.

Fornix BioSciences N.V. is een beursgenoteerde onderneming (Euronext Amsterdam: AFORBI) die zich richt op de ontwikkeling en verkoop van diagnostische en therapeutische allergeenproducten en de distributie van medische hulpmiddelen en medische en verpleegkundige verbruiksartikelen. Fornix BioSciences N.V. heeft vestigingen in Lelystad, Beuningen en Hamburg. De onderneming heeft momenteel circa 130 medewerkers in dienst en is voornamelijk actief in Nederland en Duitsland.

De activiteiten zijn onderverdeeld in twee divisies, die weer bestaan uit werkmaatschappijen.


---

De Allergiedivisie is de meest winstgevende divisie en wordt gevormd door Artu Biologicals Europe en vanaf 1 juni 2007 door Artu Biologicals Deutschland. Deze divisie concentreert zich onder andere op de ontwikkeling, de productie en verkoop van een breed scala aan patiëntvriendelijke immunotherapeutische producten onder meer onder de merknamen Oralgen® en Igevac®. Deze producten worden toegepast bij de causale behandeling van allergieën veroorzaakt door verschillende allergenen, zoals gras- en boompollen en huisstofmijt. De ontwikkeling wordt ondersteund door hoogwaardige R&D-activiteiten en pan-Europees uitgevoerde klinische onderzoeken naar de werking van de verschillende producten.

De divisie Medische Hulpmiddelen wordt gevormd door het in Beuningen gevestigde Laprolan. Deze divisie richt zich op de verkoop, marketing en distributie van een breed assortiment medische hulpmiddelen en medische en verpleegkundige verbruiksartikelen.


---- --