BouwNed

Woningbouw biedt Groene Hart juist kansen
25-02-2008

Bouwend Nederland is de laatste om te stellen dat het Groene Hart moet worden volgebouwd. Maar het is wel degelijk zaak om dit gebied serieus bij de discussie te betrekken over de invulling van de Randstedelijke woningbouwopgave. Er ligt namelijk een grote kans om de natuurwaarde van het gebied flink te verbeteren en tegelijkertijd aan het benodigde bouwvolume te komen.

In de vorige editie van Podium stelde Bouwend Nederland nadrukkelijk aan de orde dat in de zoektocht naar nieuwe woningbouwlocaties in de Randstad het Groene Hart niet mag worden overgeslagen. Dat leidde tot de nodige kritiek, zo heeft directeur Bouweconomie, Karin van Willigen mogen ervaren. "De suggestie is gewekt alsof Bouwend Nederland het hele Groene Hart met woningen wil volbouwen. Dat is natuurlijk onzin. Ook wij willen niet dat er straks midden in de natuur gebouwd gaat worden. Maar het is natuurlijk zo dat we met elkaar voor de taak staan om de opgave voor de Randstad van 20.000 woningen per jaar in de periode tot 2030 of 2040 concreet met locaties in te vullen. Die woningen moeten wel ergens komen."
Een groot deel van de opgave kan binnenstedelijk worden ingevuld, denkt ook Van Willigen. "Maar het zal nog een hele toer blijken te zijn om langs die weg op 40 procent van de opgave uit te komen. Nog even afgezien van de extra kosten die ermee gemoeid zijn, de complexiteit van het binnenstedelijk bouwen in het algemeen, én de vraag in hoeverre rekening is en wordt gehouden met de veranderende woonwensen van de Nederlandse bevolking."

Cijfers
De cijfers spreken wat dat laatste betreft boekdelen. Over het meest gewenste woonmilieu wordt in de Tweede Duurzaamheidsverkenning van het Milieu- en Natuurplanbureau (MNP) opgemerkt dat de belangstelling voor stedelijk wonen afneemt van 48 naar 40 procent. Stedelijk groen wonen stijgt van 48 naar 52 procent, en de belangstelling voor landelijk wonen neemt toe van 3,5 naar 7,5 procent. "Die vraag zullen we moeten respecteren", aldus Van Willigen. "En dus ontkomen we er niet aan om ook eens een keer serieus naar het Groene Hart te kijken." Het is sowieso een mooi moment om dat te doen, zo blijkt uit diezelfde MNP-publicatie. Als wordt gekeken naar de ontwikkeling van het ruimtebeslag van de diverse functies in het Groene Hart in de periode 2000-2040, dan neemt het wonen toe van 19 naar 25 procent. Werken stijgt van 5 naar 6 procent; natuur van 8 naar 14 procent, infrastructuur van 3,7 naar 3,8 procent en water van 11,4 naar 11,5 procent. Landbouw, de functie die beeldbepalend is in het Groene Hart, neemt in omvang af 48 naar 37 procent.
Van Willigen: "Dat komt neer op een afname van het ruimtebeslag met 2000 hectare per jaar. Dat is een autonome ontwikkeling, die ons dwingt tot nadenken over herinrichting van het Groene Hart, en kan helpen om de druk op de ruimte danig te verlichten. Nu zijn al hectares namelijk nog vooral een grote grasvlakte. Onze stelling is dat je daar ook wat leukers van kan proberen te maken. Bijvoorbeeld door er gericht grote natuurgebieden te realiseren. Deels gefinancierd uit de opbrengst van bijvoorbeeld de ontwikkeling van een paar fraaie woningbouwlocaties."
Overigens moet men zich daarmee niet rijk rekenen, benadrukt Van Willigen. "De rek wat je in de woningbouw kan doorrekenen naar de klant is er ondertussen wel uit."

Redding van het Groene Hart
In zijn essay `Verrommeling in het Groene Hart?' stelt ook prof.dr. Hans van der Cammen, (zelfstandig beleidsadviseur en bijzonder hoogleraar Ruimtelijke Planning aan de Universiteit van Amsterdam) dat het tijd wordt om het Groene Hart onder handen te nemen. "Slechts één zinnige uitweg is hier mogelijk en het is hoog tijd dat dit eenduidig door de overheid wordt uitgesproken: publiek-private herontwikkeling op basis van gebiedsconcessies en een bedrijfsmatige aanpak. Alleen zo zullen op den duur de financiële middelen beschikbaar komen om delen van het Groene Hart te redden van verrommeling en aan de randen van de stadsgewesten duurzame groene kwaliteit toe te voegen. Rood-voor-groen oplossingen voor deze gebieden zijn op papier inmiddels in ruime mate voorhanden. Onderzoekers van Ecorys, het Groenfonds en Staatsbosbeheer hebben laten zien dat met één ha woonbebouwing in het groen, tenminste 7 ha nieuw openbaar groengebied (verwerving, inrichting en beheer) kunnen worden gegenereerd. Waar het op vast loopt is gebrek aan beleidsruimte bij het rijk, maar ook bij provincies waar angst en vooroordeel de boventoon voeren. Hoe gaan we de volgende vijftig jaar verder met het Groene Hart? Als het rijksbeleid van nu in grote lijnen zo doorgaat zullen de slechte delen verder achteruit gaan terwijl het Groene Hart als geheel niet boven het niveau van doorsnee platteland uit zal komen, de echte natuurgebieden daargelaten. Als we dit niet willen - en dat staat in de Nota Ruimte - moet het rijk duidelijker kiezen en daarna ook langdurig ernst maken met het beleid.
Dit betekent:

- behoud en ontwikkeling van de bestaande waardevolle groengebieden, als een publieke verantwoordelijkheid

- herinrichting van de verrommelde delen, aangepakt als een publiek-private onderneming.