Kabinetsreactie op RWI-advies:
De Drempel over, Advies over het aanboren van onbenut participatiepotentieel
I Inleiding en opzet
I.1 Inleiding
Het verhogen van de arbeidsparticipatie is naar de mening van het kabinet van essentieel belang. Zo is
de krapte op de arbeidsmarkt die zich steeds meer manifesteert schadelijk voor de economische groei
en de personeelsvoorziening in sectoren als de zorg en het onderwijs. Daarnaast komt de financiering
van de overheidsuitgaven onder druk te staan door de vergrijzing. Voorts is participatie van belang om
sociale uitsluiting te voorkomen. Het kabinet heeft dan ook ingezet op het bereiken van een
participatiegraad van 80% in 2016. Onderdeel van deze doelstelling is het streven van SZW en VNG
om 25.000 niet-uitkeringsgerechtigden in de periode 2007-2011 aan het werk te helpen of
maatschappelijk te laten participeren, zoals vastgelegd in het Bestuurlijk Akkoord.1
Het kabinet is in dit licht verheugd over de publicatie "De drempel over" van de Raad voor Werk en
Inkomen (RWI)2. Niet alleen vanwege de aandacht die de publicatie trekt voor de groep niet-
uitkeringsgerechtigden, maar zeker ook door het waardevolle inzicht dat de publicatie biedt in dit
belangrijke arbeidspotentieel. Dit is van grote toegevoegde waarde voor beleidsmakers en uitvoerders
in de keten van werk en inkomen die deze groep aan de slag proberen te krijgen. Het RWI-rapport
geeft inzicht in de omvang, samenstelling en kenmerken van de groep niet-uitkeringsgerechtigden.
Duidelijk wordt dat het traditionele beeld van de herintredende vrouw als typische niet-
uitkeringsgerechtigde niet altijd correct is. Ook jongeren en inburgeraars zijn goed vertegenwoordigd
binnen de groep. Van de niet-uitkeringsgerechtigden die zich inschrijven bij de CWI heeft een groot
deel recente werkervaring. Ze hebben dan ook een kleinere afstand tot de arbeidsmarkt dan de CWI-
populatie als geheel en vinden vaak relatief snel een baan. Ook biedt het RWI-rapport inzicht in de
toegevoegde waarde van trajecten voor niet-uitkeringsgerechtigden. Voorts zet de RWI uiteen tegen
welke knelpunten niet-uitkeringsgerechtigden aanlopen in hun weg naar werk. Deze knelpunten zitten
bij werkgevers, ketenpartners en niet-uitkeringsgerechtigden zelf. Tot slot doet de RWI een aantal
aanbevelingen om de arbeidsparticipatie van niet-uitkeringsgerechtigden te verhogen.
I.2 Opzet
Deze brief bevat het kabinetsstandpunt op het RWI-rapport. De opzet hierbij is als volgt. In paragraaf
2 wordt de omvang van de groep niet-uitkeringsgerechtigden en de knelpunten waar tegen zij aanlopen
bij het zoeken naar een baan uiteengezet. Vervolgens komt in paragraaf 3 het huidige kabinetsbeleid
aan de orde. Paragraaf 4 sluit af met een beschouwing over de mogelijkheden om niet-
uitkeringsgerechtigden aan een baan te helpen. In het vervolg van deze kabinetsreactie wordt de groep
niet-uitkeringsgerechtigden aangeduid met "nuggers".
1 Deelakkoord participatie SZW-VNG in "Samen aan de slag", Bestuursakkoord rijk en gemeenten, 4 juni 2007,
p. 44.
2 De publicatie is gebaseerd op drie verschillende onderzoeksrapporten, namelijk:
- "Aan de slag met Nuggers, Onderzoek naar de dienstverlening van CWI en gemeenten aan niet-
uitkeringsgerechtigden" Research voor Beleid
- "Reïntegratie van niet-uitkeringsgerechtigde werkzoekenden, Inzet en effectiviteit van
reïntegratietrajecten bij nuggers" SEO economisch onderzoek
- "Wie willen er werk?, Participatiepotentieel in 2005 en 2006" CBS
---
II Omvang van de groep nuggers en arbeidsbelemmeringen
II.1 Omvang van de groep nuggers3
Uit het CBS-rapport "Wie willen er werk?" blijkt dat er een groep van 453.000 werkwillende niet-
uitkeringsgerechtigden is. Uit deze groep zoeken 175.000 nuggers actief naar werk en zijn op korte
termijn beschikbaar. Een groot deel van de nuggers lijkt dus aan het arbeidsproces te willen deel
nemen als er toevallig een interessante baan op zijn/haar pad komt, maar lijkt niet dusdanig
gemotiveerd dat er actief zoekgedrag wordt vertoond. Mogelijke redenen voor nuggers om niet te
willen of kunnen werken, zijn zorg voor het gezin, ziekte en arbeidsongeschiktheid.
De samenstelling en omvang van de groep nuggers is aan dynamiek onderhevig. Zo geeft de RWI in
zijn rapport aan dat 40% van de nuggers die zich inschrijven bij de CWI binnen een jaar naar werk
uitstroomt. Daarnaast blijkt uit het CBS-rapport dat de totale groep niet-uitkeringsgerechtigden tussen
2005 en 2006 met 32.000 is gedaald.4
Het aandeel hoogopgeleiden in de groep nuggers is een ander aspect dat van belang is. Zoals
onderstaande tabel toont, zijn 93.000 werkwillende nuggers hoger opgeleid. Van deze groep zoeken
38.000 nuggers actief naar een baan en zijn direct beschikbaar. Dit komt overeen met 22% van de
totale groep nuggers die direct beschikbaar is voor de arbeidsmarkt. Van de uitkeringsgerechtigden die
actief zoeken en direct beschikbaar zijn, is een kleiner aandeel hoger opgeleid, namelijk 19%. In
absolute aantallen gaat het om 40.000 uitkeringsgerechtigden.
Tabel 1: Absoluut en relatief aandeel hoogopgeleide nuggers en uitkeringsgerechtigden
(uitgesplitst in "wil werk > 12 uur" en "wil werk > 12 uur, zoekt en is beschikbaar")
Totaal Hoger % hoger Totaal Hoger opgeleid % hoger
wil werk opgeleid opgeleid wil werk > en wil werk > 12 opgeleid
> 12 uur en van totaal 12 uur, uur, van totaal wil
wil werk wil werk > zoekt en is zoekt en is werk > 12 uur,
>12 uur 12 uur beschikbaar beschikbaar zoekt en is
beschikbaar
Nuggers 453.000 93.000 21% 175.000 38.000 22%
Totaal 405.000 69.000 17% 207.000 40.000 19%
uitkeringsgerechtigden
Personen met een 167.000 16.000 10% 63.000 6.000 10%
bijstandsuitkering
Personen met een 142.000 36.000 25% 117.000 29.000 25%
WW-uitkering
Personen met een 96.000 17.000 18% 27.000 5.000 19%
AO-uitkering
Bron: eigen bewerking cijfers CBS (Wie willen er werk)
Kortom, er is een potentieel van 175.000 werkzoekende gemotiveerde nuggers dat direct beschikbaar
is voor de arbeidsmarkt; 38.000 nuggers in deze groep zijn hoogopgeleid. Niettemin zijn ook de
278.000 nuggers die niet actief naar werk zoeken interessant voor beleidsmakers en uitvoerders in de
keten van werk en inkomen. Veel winst valt immers te behalen als de sluimerende werkwens van deze
groep wordt omgezet in actief zoekgedrag of zelfs een baan.
3 De cijfermatige gegevens over nuggers in deze paragraaf komen uit het CBS-rapport "Wie willen er werk". De
gegevens in dit rapport zijn berekend op basis van de Enquête Beroepsbevolking (EBB).
4 Het is niet zeker of deze allen naar werk zijn uitgestroomd. Een gedeelte van deze nuggers kan immers ook in
de bijstand terecht zijn gekomen. Zo stroomt ongeveer 14% van de nuggers die zich hebben ingeschreven bij het
CWI door naar de WWB. Het is echter ook goed mogelijk dat er meer dan 32.000 nuggers naar werk zijn
uitgestroomd. De groep kan immers ook toenemen doordat mensen instromen door het verlies van werk of het
verlies van aanspraak op bijstand of WW.
---
II.2 Arbeidsbelemmeringen
Nuggers hebben vaak specifieke werkwensen. Twee op de drie nuggers willen in deeltijd werken.5 Dit
zijn vooral vrouwen. Daarnaast beschikken ze niet altijd over recente werkervaring en hebben ze soms
te maken met een verouderde opleiding. Verder schrijven maar weinig nuggers zich als werkzoekende
in bij de CWI6 en missen daardoor mogelijk waardevolle hulp. Dit hoeft niet altijd een probleem te
zijn. Veel nuggers zoeken via andere zoekkanalen naar een baan, zoals internet of uitzendbureaus.
Voorts is er vaak wel contact met de CWI, maar besluit de nugger zich soms niet te laten inschrijven,
bijvoorbeeld omdat hij/zij na een oriënterend gesprek genoeg weet om zelfstandig verder te zoeken.
Inschrijving van nuggers is overigens altijd wenselijk met het oog op de vraaggerichte dienstverlening
aan werkgevers. De CWI heeft met een groter aanbod in zijn bestand immers een grotere kans op een
succesvolle match met de vraag.
Aan de werkgeverskant speelt vooral dat er niet wordt ingespeeld op de werkwensen van nuggers. Uit
CWI-rapporten blijkt dat werkgevers bij tenminste tweederde van de moeilijk vervulbare vacatures
werkervaring vragen.7 Bovendien is ruim 80% van deze vacatures een vacature voor meer dan 32 uur
per week.8
De knelpunten bij de ketenpartners die de RWI noemt, zijn grotendeels gebaseerd op een onderzoek
van Research voor Beleid. Dit onderzoek is uitgevoerd in een twaalftal onderzoekslocaties, bestaande
uit een gemeente en de bijbehorende CWI-locatie. Ten eerste geeft de Raad aan dat de samenwerking
tussen CWI en gemeenten ten behoeve van nuggers op de betreffende onderzoekslocaties beperkt is.
Daardoor zijn de medewerkers van de CWI vaak niet goed op de hoogte van de dienstverlening die
door gemeenten aan nuggers wordt geboden. Ook is er op de onderzoekslocaties lang niet altijd sprake
van doorverwijzing door de CWI naar gemeenten. Soms worden nuggers zelfs door de CWI
ontmoedigd om zich te melden bij de gemeente. Tot slot benadrukt de RWI dat er sprake is van een
gebrek aan aandacht voor nuggers bij de ketenpartners. Dit zou zich vertalen in een gebrekkige
dienstverlening aan deze groep. Zo zijn de CWI's op de onderzoekslocaties zuinig met het inzetten
van instrumenten en wordt in sommige gemeenten zelfs geen enkele ondersteuning aan nuggers
geboden. In sommige gemeenten worden daarnaast specifieke eisen aan nuggers gesteld of worden
nuggers uitgesloten van het gebruik van bepaalde instrumenten.9 Voorts ondernemen de gemeenten op
de onderzoekslocaties, op één uitzondering na, geen activiteiten om nuggers te benaderen. Het
onderzoek van SEO bevestigt dat nuggers minder voor re-integratie in aanmerking komen dan
uitkeringsgerechtigden.
5 Dit blijkt uit de enquête onder nuggers van Research voor Beleid. De geënquêteerde nuggers staan allen
ingeschreven bij het CWI. Onder deze groep bevinden zich relatief meer mannen dan onder de totale groep
nuggers. Het is dus aannemelijk dat van de totale groep nuggers nog minder dan een derde full time wil werken.
6 In 2006 ging het om 54.000 nuggers. Dit is 11% van de totale groep nuggers die werk willen.
7 Raad voor Werk en Inkomen. De drempel over, oktober 2007, p. 31.
8 Raad voor Werk en Inkomen. De drempel over, oktober 2007, p. 31.
9 In drie van de twaalf gemeenten biedt de gemeente geen enkele vorm van ondersteuning. In drie andere
gemeenten wordt helemaal geen onderscheid gemaakt tussen uitkeringsgerechtigden en nuggers. In de overige
zes gemeenten worden specifieke eisen gesteld aan nuggers of worden nuggers uitgesloten van het gebruik van
bepaalde instrumenten. De specifieke eisen betreffen vaak inkomenscriteria en daaraan verbonden het vragen
van een eigen bijdrage of het stellen van grenzen aan de kosten van een traject (Raad voor Werk en Inkomen, De
drempel over, oktober 2007, p. 25).
---
III Het huidige kabinetsbeleid
Nuggers zijn een doelgroep binnen de WWB. In het Bestuurlijk Akkoord heeft het kabinet met de
VNG afgesproken dat gemeenten deze kabinetsperiode 25.000 nuggers aan het werk helpen of
maatschappelijk laten participeren als de afstand tot de arbeidsmarkt voor een reguliere baan groot is.
Het huidige kabinetsbeleid kent verder geen maatregelen die specifiek gericht zijn op deze groep.
Vanwege de diverse samenstelling van deze groep (jongeren, vrouwen, inburgeraars) ligt dit ook niet
voor de hand. Wel kent het beleid een aantal generieke en specifieke maatregelen die gericht zijn op
verhoging van de arbeidsparticipatie en juist voor delen van de groep nuggers erg interessant zijn.
Deze maatregelen worden hierna behandeld. Overigens kent het ESF programma onder actie A de
mogelijkheid om cofinanciering voor projecten voor de re-integratie van nuggers aan te vragen.
Generieke maatregelen
Het kabinet neemt een aantal fiscale maatregelen om arbeid financieel aantrekkelijker te maken.
Hierbij gaat het om een verhoging van de inkomensafhankelijke aanvullende combinatiekorting, een
verhoging van de inkomensafhankelijke arbeidskorting en afbouw van de overdraagbaarheid van de
algemene heffingskorting per 1 januari 2009. In totaal wordt hier ongeveer 1 miljard voor
uitgetrokken. Het grootste deel van de nuggers is vrouw.10 Uit onderzoek blijkt dat vrouwen
gevoeliger zijn voor financiële prikkels dan mannen.11 Dergelijke fiscale maatregelen zijn dan ook een
goede manier om de participatie van nuggers te bevorderen. De precieze werking van de afzonderlijke
maatregelen wordt hierna beschreven. In een brief aan de Tweede Kamer (Kamerstuk 31200 XV Nr.
54) zijn de verschillende soorten armoedevallen, de marginale druk en het effect van fiscale
maatregelen hierop uitgewerkt en in beeld gebracht.
1. Afbouw van de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting
Het kabinet bouwt de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting van niet-werkende partners
op werkende partners met 6 2/3% per jaar af. Dit heeft tot gevolg dat werken financieel aantrekkelijker
wordt voor partners die niet of weinig verdienen en stimuleert hen zodoende om aan het arbeidsproces
deel te nemen. Van de nuggers is ongeveer 80% samenwonend of gehuwd. Dat een nugger geen recht
heeft op bijstand betekent over het algemeen dat haar (of zijn) partner voldoende verdient om gebruik
te maken van de overdraagbaarheid van de heffingskorting. De betreffende maatregel kan dus een
groot effect hebben op de groep nuggers, omdat voor een groot gedeelte van de nuggers de algemene
heffingskorting relevant is.
2. Verhoging van de inkomensafhankelijke arbeidskorting
Het kabinet verhoogt de arbeidskorting en versterkt de inkomensafhankelijkheid hiervan. Niet-
werkenden worden op deze manier gestimuleerd om te gaan werken. Door de arbeidskorting te
verhogen neemt het netto inkomen uit arbeid immers toe en door de inkomensafhankelijkheid van
deze korting te versterken slaat deze verhoging van het inkomen vooral neer op mensen met een laag
inkomensperspectief. Ook deze maatregel heeft dus een relatief groot bereik binnen de groep nuggers.
Vrouwen en jongeren maken namelijk het grootste deel uit van deze groep en het verwachte loon bij
participatie is voor een deel van hen relatief laag. Voor jongeren is dit het geval doordat zij veelal pas
aan de start van hun carriere staan. Het verwachte lagere salaris van vrouwen wordt voor een groot
deel veroorzaakt door hun sterke voorkeur voor deeltijdarbeid, verouderde opleiding en gebrek aan
recente werkervaring.
3. Verhoging van de inkomensafhankelijke aanvullende combinatiekorting
Het kabinet verhoogt de aanvullende combinatiekorting en maakt deze inkomensafhankelijk.
10 76% van de totale groep nuggers.
11 Een maatstaf voor loongevoeligheid is de arbeidsaanbodelasticiteit. Deze geeft aan met hoeveel procent het
arbeidsaanbod van een groep verandert als de netto loonvoet met 1% stijgt. Voor mannen varieert de
bandbreedte tussen 0 en 0,5 en bij vrouwen varieert de elasticiteit tussen 0,5 en 1.
---
De korting stimuleert deeltijdwerkers met kinderen om meer uren te gaan werken door ervoor te
zorgen dat deze groep netto meer overhoudt van extra gewerkte uren. Doordat de korting zich op
deeltijdwerkers met kinderen richt, bereikt deze maatregel circa 8% van de totale groep nuggers. In
totaal hebben namelijk 146.000 nuggers een kleine deeltijdbaan (0-11 uur) én kinderen.12 Deze groep
wordt dus gestimuleerd zijn werkuren uit te breiden. Overigens heeft de maatregel ook een effect op
het arbeidsaanbod in personen; nuggers die niet werken worden dus ook gestimuleerd om tot de
arbeidsmarkt toe te treden.
Naast deze fiscale maatregelen heeft het kabinet als doel een verbeterslag te maken in de keten van
werk en inkomen die ook ten goede zal komen aan de groep nuggers. Deze verbeterslag bestaat onder
andere uit de implementatie van geïntegreerde dienstverlening aan werkzoekenden en werkgevers in
locaties voor werk en inkomen (LWI's). Dit houdt onder andere in dat de klant één aanspreekpunt
heeft en dat de ketenpartners lokaal gezamenlijk hun diensten aanbieden. Uitgangspunt is bovendien
dat verschillende doelgroepen in gelijke mate worden bediend. De ambitie van het Algemeen Keten
Overleg (AKO) is eind 2008 in alle Bedrijfsverzamelgebouwen tripartiet de invoering van de integrale
dienstverlening gestart en grotendeels werkend te hebben. Voorts streeft het kabinet ernaar op 1
januari 2009 het zogenoemde participatiefonds in werking te laten treden. Dit fonds zal een flexibelere
inzet van re-integratie-, educatie- en integratiegelden mogelijk maken.
Specifieke maatregelen
Het kabinet bevordert de arbeidsparticipatie vooral door middel van generieke maatregelen.
Aanvullend hierop worden soms specifieke maatregelen voor bepaalde doelgroepen nodig geacht.
Voor de nuggers zijn vooral de specifieke maatregelen gericht op vrouwen en jongeren van belang.
Van de totale groep nuggers is 76% immers van het vrouwelijke geslacht. Voorts is 75% van de
werkzoekende jongeren niet-uitkeringsgerechtigd.
Maatregelen die de arbeidsparticipatie van vrouwen bevorderen zijn de verhoging van het budget van
de kinderopvang met in totaal 7 miljoen in de huidige kabinetsperiode en de instelling van de
Taskforce DeeltijdPlus. De Taskforce DeeltijdPlus zal bij individuele werkgevers, werknemers,
sociale partners en de samenleving aandacht vragen voor kansen, mogelijkheden en belemmeringen
om (meer) te gaan werken. Daarnaast streeft het kabinet ernaar per 1 januari 2009 het
ouderschapsverlof uit te breiden van 13 tot 26 weken.
Een specifieke maatregel die de arbeidsparticipatie van jongeren bevordert is de werkleerplicht voor
jongeren tot 27 jaar die het kabinet wil invoeren. Het kabinet heeft in december 2007 een beleidsnota
naar de Tweede Kamer gestuurd die de contouren schetst voor deze regeling. De inzet is dat de
jongeren een recht op aanbod (werken/leren of een combinatie hiervan) krijgen en gemeenten een
plicht krijgen om een aanbod te doen dat is afgestemd op de omstandigheden waarin de individuele
jongere zich bevindt. De positie van nuggers tot 27 jaar wordt op deze manier versterkt. Bovendien zal
de werkleerplicht naar verwachting de voortijdige schooluitval verminderen. Een andere specifieke
maatregel betreft de inzet van het kabinet te komen tot banenplannen op lokaal/regionaal niveau om
allochtone jongeren direct te bemiddelen naar werk. Hiervoor wordt overleg gevoerd met gemeenten.
Hiertoe zijn inmiddels een aantal regionale bijeenkomsten georganiseerd.
Hoewel de Taskforce Jeugdwerkloosheid inmiddels niet meer bestaat, wordt de aanpak van deze
Taskforce voortgezet in rijksbrede projecten, namelijk 1) Aanval op de uitval, 2) Iedereen doet mee
(IDM) en 3) Van probleemwijk naar prachtwijk. Bij IDM gaat het om stimulering van de
samenwerking tussen relevante lokale partijen met als doel werkloze jongeren perspectief op
maatschappelijke participatie te bieden.13
12 Het gaat hier niet alleen om nuggers die willen werken, maar ook om nuggers die niet willen werken. Ook
deze laatste groep is relevant; door financiële prikkels kan bij deze groep immers een werkwens ontstaan.
13 TK 2006-2007, 29544 en 23972, nr. 103.
---
IV Wat te doen voor nuggers?
IV.1 Aanbevelingen RWI
De vorige paragraaf heeft duidelijk gemaakt dat het kabinet al het nodige generieke en specifieke
beleid inzet dat een positieve invloed uitoefent op de arbeidsparticipatie van nuggers. Aanvullende
maatregelen kunnen echter gewenst zijn. Zoals de RWI aangeeft, liggen belemmeringen die nuggers
ondervinden op hun weg naar betaalde arbeid immers veelal bij werkgevers, ketenpartners en bij
nuggers zelf. De RWI doet in dit kader verschillende aanbevelingen. Naar de mening van het kabinet
sluiten die grotendeels aan op de belemmeringen die door de RWI worden genoemd. De
aanbevelingen hebben betrekking op de volgende onderwerpen:
1. Nuggers nadrukkelijker in beeld
2. Aandacht van ketenpartijen
3. Samenwerking tussen CWI en gemeenten
4. Inzet instrumentarium voor nuggers
5. Eigen bijdrage beleid gemeenten
6. Bundelen of reserveren budgetten
Nuggers nadrukkelijker in beeld
De RWI stelt dat nuggers nadrukkelijker in beeld zouden moeten zijn bij alle partijen die op de
arbeidsmarkt een rol spelen. Daarbij stelt de RWI voorop dat werkgevers zich in hun zoektocht naar
personeel meer zouden kunnen richten op deze groep. In dit kader geeft de RWI aan dat werkgevers
bij de werving van personeel meer aandacht zouden moeten besteden aan de werkwensen van nuggers,
zoals de wens om in deeltijd te werken, en dat flexibeler omgegaan zou moeten worden met de vaak
gestelde "ervaringseis". Het kabinet is van mening dat de manier van personeel werven een zaak van
werkgevers zelf is, maar dat zij er niettemin goed aan zouden doen om dit advies ter harte te nemen.
Bij een groot deel van de moeilijk vervulbare vacatures worden immers eisen gesteld waar het
merendeel van de nuggers niet aan kan of wil voldoen. Dit terwijl de groep werkzoekende nuggers
relatief goed opgeleid en zeer gemotiveerd is. De wens van een nugger om arbeid te verrichten komt
immers voort uit innerlijke motivatie en niet vanuit de bij een uitkering horende arbeidsverplichtingen.
Het inspelen op de wensen van nuggers en op die manier een opening bieden voor een geheel nieuw
arbeidspotentieel is dus in het belang van werkgevers zelf.
De RWI geeft verder aan het belangrijk te vinden dat de Taskforce DeeltijdPlus bij de formulering van
zijn voorstellen ook de belangen van nuggers meeweegt. Het kabinet acht het meewegen van de
belangen van een deel van deze groep inherent aan het doel van de Taskforce. De Taskforce
DeeltijdPlus richt zich op de uitbreiding van de arbeidsparticipatie van vrouwen die in deeltijd werken.
In het verlengde daarvan is ook de arbeidsparticipatie aan de orde van vrouwen die op zich wel kunnen
en willen werken maar dat momenteel nog niet doen (over het algemeen goed gekwalificeerde
vrouwen met een opleiding op middelbaar of hoger niveau). Voor hen is het belangrijk dat werk kan
worden gecombineerd met de zorg voor kinderen.
Aandacht van ketenpartijen
De RWI bepleit dat ketenpartijen in hun programma's en jaarplannen over de dienstverlening aan
nuggers rapporteren. Ook moet duidelijk worden welke ambities er zijn. Dit geeft de uitvoerende lagen
volgens de RWI een signaal dat ook aan nuggers aandacht moet worden besteed. Het kabinet
onderschrijft dit advies. Op dit gebied is dan ook al het nodige in gang gezet. Zo wordt de ambitie van
SZW en VNG uit het Bestuurlijk Akkoord om 25.000 nuggers aan de slag te helpen door de CWI en
het AKO genoemd in de jaarplannen voor 2008. SZW heeft de CWI bovendien verzocht om in het
eerstvolgende kwartaalverslag aan te geven of en in hoeverre de registratie dan wel dienstverlening
aan deze groep verbeterd kan worden. Voorts draagt de VNG de afspraken uit het Bestuurlijk Akkoord
actief uit naar alle gemeenten en bevordert dat deze de gemaakte afspraken voortvarend oppakken en
---
uitwerken. In de praktijk zijn inmiddels mooie initiatieven op dit gebied ontwikkeld (zie onderstaande
box). SZW en VNG ondersteunen gemeenten daarnaast bij het uitwisselen van kennis, ervaringen en
resultaten van de afspraken in het Bestuurlijk Akkoord door middel van een jaarlijks gezamenlijk te
organiseren WWB-congres. SZW geeft bovendien workshops over het benaderen van nuggers op de
gemeentedagen in 2008. Tot slot worden de afspraken uit het Bestuurlijk Akkoord geëvalueerd
gedurende de kabinetsperiode. De voortgang op de verschillende ambities van SZW en de VNG
worden in de vorm van een monitor Bestuurlijk Akkoord kenbaar gemaakt aan de Tweede Kamer.
Kortom, de ambities en de resultaten ten aanzien van nuggers zullen de komende jaren volop in de
aandacht staan.
Project "Iedereen is nodig in Amersfoort"
In juli 2007 is het project "Iedereen is nodig in Amersfoort" gestart. Het betreft een samenwerkingsverband
tussen gemeente Amersfoort en CWI Amersfoort dat zich richt op nuggers die op eigen kracht moeilijk aan de
slag komen. Intensivering van de begeleiding van nuggers is volgens het samenwerkingsverband nodig om
verschillende redenen. Er is een economisch motief; iedereen is nodig op de arbeidsmarkt en de omstandigheden
voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt om aan de slag te komen zijn nu relatief gunstig. Daarnaast zijn
nuggers vanuit preventief oogpunt interessant; een deel van hen kan immers in de toekomst afhankelijk worden
van een uitkering, bijvoorbeeld vanwege het wegvallen van het inkomen van de partner. Voorts is er sprake van
een sociaal motief; werk als middel om participatie te bevorderen en sociale problematiek te verminderen of te
voorkomen. In 2008 en 2009 zijn jaarlijks gelden gereserveerd voor de uitvoering van het project.
Acties om de doelgroep te bereiken, maken een belangrijk deel van het project uit. Er zijn brieven verzonden aan
nuggers die zich uitgeschreven hebben bij de CWI (vanaf 2005) en aan mensen die een uitkering ontvangen in
het kader van de ANW en er is media-aandacht gezocht via bijvoorbeeld een gemeentelijk persbericht en een
interview met Omroep Amersfoort. Voorts is afgesproken met UWV dat zij aan het eind van een WW-periode
inschatten of iemand nugger wordt en indien dit het geval is deze persoon overdragen aan een banenmakelaar
van het project. Met NVA (Centrum voor Duurzame Inburgering) is afgesproken dat inburgeraars die bereid zijn
naast hun inburgeringstraject de mogelijkheden voor werk te verkennen, doorverwezen worden naar het project.
Er zijn gelden aanwezig om trajecten in te kopen. Dit gaat via Arbeidsintegratie van Gemeente Amersfoort.
Vaak is de inzet van een dergelijk (zwaar) instrument echter niet nodig. Sollicitatietrainingen en taalcursussen
worden vooralsnog het meest gevraagd. Ook worden in veel gevallen de competentietests van de CWI ingezet.
Benadrukt wordt dat de kracht van het project in de bemiddelingskant zit ("de banenmakelaar") en niet in de
trajectkant ("de re-integratieconsulent"). In dit kader worden ook gesprekken gevoerd met potentiële
werkgevers, waarbij voornamelijk gebruik wordt gemaakt van de werkgeverscontacten die al aanwezig zijn bij
CWI en gemeenten.
Het kabinet is het voorts eens met de RWI dat nuggers juist dienen te worden gestimuleerd in plaats
van ontmoedigd. Een campagne of een andere vorm van voorlichting waarin nuggers worden gewezen
op de mogelijkheden tot ondersteuning kan in dit kader zinvol zijn. Vanwege de verschillende
mogelijkheden die gemeenten kunnen bieden aan nuggers ziet het kabinet hier vooral een rol voor de
lokale ketenpartners. Aan een lokale campagne kan bovendien een aanspreekpunt worden verbonden
waar nuggers meteen terecht kunnen. De eventueel sluimerende werkwens van nuggers kan dan direct
worden omgezet in actief zoekgedrag. In dit verband is het ook van belang dat de ketenpartners weten
waar en hoe ze nuggers kunnen benaderen. Een advertentie in de krant bereikt immers een ander soort
publiek dan een voorlichtingsavond in een buurthuis. Nuttig kan ook zijn om nuggers te benaderen die
zich in het (recente) verleden hebben uitgeschreven bij de CWI zonder dat een baan was gevonden of
personen die een inburgeringstraject volgen. Dit zijn nuggers die relatief gemakkelijk op te sporen
zijn.
Samenwerking tussen CWI en gemeenten
De RWI adviseert de samenwerking tussen CWI en gemeenten te herijken. Dit houdt volgens de RWI
in dat afspraken moeten worden gemaakt over zaken als de overdracht van nuggers door CWI naar
gemeenten, kennis bij de ketenpartners over de mogelijkheden die aan nuggers worden geboden en
nuggers als doelgroep in werkgelegenheidsprojecten. De strekking van dit advies wordt door het
---
kabinet omarmd. Met de LWI's wordt hier in vergaande mate invulling aan gegeven. Hier zal immers
worden gewerkt volgens het geïntegreerde dienstverleningsconcept. Van overdracht van nuggers is
vanwege het ene aanspreekpunt geen sprake meer. Daarnaast brengt dit automatisch met zich mee dat
de ketenpartners over en weer op de hoogte zijn van de mogelijkheden die zij bieden aan hun klanten.
Voorts houdt de geïntegreerde werkgeversdienstverlening in dat het volledige klantenbestand van alle
ketenpartners wordt betrokken bij de vervulling van vacatures.
Inzet instrumentarium voor nuggers
Net als de RWI is het kabinet van mening dat instrumenten zoals Competentietesten en EVC-
procedures waardevol kunnen zijn voor nuggers. Veel nuggers hebben namelijk geen duidelijk beeld
van hun eigen capaciteiten en/of van de baan die zij ambiëren.14 De competentietesten van de CWI
geven inzicht in dit soort zaken. Ook EVC-procedures kunnen nuttig zijn, bijvoorbeeld wanneer
nuggers lang buiten het arbeidsproces hebben gestaan, maar wel een vrijwilligersfunctie hebben
vervuld in deze periode. Vanzelfsprekend zijn er ook veel nuggers die dergelijke instrumenten niet
nodig hebben. Het uitgangspunt moet vooral zijn dat ook aan nuggers maatwerk wordt geleverd.
Eigen bijdrage beleid gemeenten
Het kabinet is het met de RWI eens dat het afschrikken van nuggers om deel te nemen aan re-
integratieactiviteiten door het vragen van een eigen bijdrage zoveel mogelijk dient te worden
vermeden. Dit is voor het kabinet echter geen groot punt van aandacht. Nergens in de publicatie van de
RWI of de bijbehorende rapporten wordt namelijk aangegeven dat nuggers in de praktijk worden
ontmoedigd door een eigen bijdrage. In het rapport van Research voor Beleid staat bovendien dat geen
van de geënquêteerde nuggers die dienstverlening heeft gekregen van de gemeente een financiële
bijdrage heeft moeten betalen. Er is dus geen reden om aan te nemen dat grote problemen bestaan op
dit terrein.
Bundelen of reserveren budgetten
De RWI stelt dat er verschillende mogelijkheden zijn om budgetten gerichter in te zetten voor nuggers.
Zo geeft de RWI aan dat gemeenteraden uitspraken kunnen doen over de wenselijkheid van
dienstverlening aan nuggers en daar eventueel streefcijfers of reserveringen uit het budget aan kunnen
verbinden. Het kabinet kan zich goed vinden in dit advies. Binnen het systeem van de WWB is de
sturing van de beleidsvorming en uitvoering dan ook een taak van de gemeenteraad. Zonder deze
lokale sturing kunnen inhoudelijke afwegingen voor het WWB-beleid onderbelicht raken. Dit kan een
evenwichtige behandeling van gemeentelijke doelgroepen, waaronder nuggers, in gevaar brengen.
Een andere mogelijkheid die de RWI noemt is een bundeling van budgetten van gemeenten en CWI
(op regionaal niveau). Het overdragen van de uitvoering van re-integratiedienstverlening aan een
gezamenlijk team van medewerkers van gemeenten en CWI wordt in dit verband ook genoemd. De
RWI lijkt met de bundeling van budgetten dan ook een betere samenwerking tussen CWI en
gemeenten op het oog te hebben. Zoals eerder vermeld, zijn de kaders voor deze samenwerking reeds
gelegd. In de LWI's zal gezamenlijk worden bekeken met welk aanbod van dienstverlening
werkzoekenden het beste naar werk kunnen worden geleid. Maatwerk is hierbij het uitgangspunt. De
ketenpartners kunnen elkaar mandateren om namens elkaar beslissingen te nemen over de
dienstverlening aan werkzoekenden die formeel tot de doelgroep van de andere ketenpartner behoren.
Naar de mening van het kabinet hebben de ketenpartners hiermee in aanleg voldoende speelruimte om
de geïntegreerde dienstverlening vorm te geven.
De derde mogelijkheid die de RWI noemt, de opheffing van het onderscheid tussen direct
bemiddelbare en niet-direct bemiddelbare nuggers, is praktisch gezien niet meer relevant. In de
14 Faber, J., Werkzoekenden zonder uitkering de positie van nuggers op de arbeidsmarkt, Breukelen, april
2003, p. 11
---
geïntegreerde dienstverlening in de LWI's is immers geen sprake meer van overdrachtsmomenten; de
klant heeft slechts één aanspreekpunt.
IV.2 Aanbevelingen kabinet
In aanvulling op de adviezen van de RWI wil het kabinet nog drie aanbevelingen doen. Ten eerste
zouden de ketenpartners er goed aan doen zich te verdiepen in de arbeidsvoorwaarden van werkgevers.
Op die manier kan een betere match tot stand worden gebracht tussen vraag en aanbod. Voor
werkgevers met gezinsvriendelijke arbeidsvoorwaarden is de groep nuggers immers een stuk
interessanter dan voor werkgevers die dit niet hebben. Daarnaast zouden de ketenpartners werkgevers
met moeilijk vervulbare vacatures kunnen wijzen op het potentieel nuggers dat kan worden
aangeboord door meer aandacht te besteden aan de werkwensen van deze groep. Ten tweede wil het
kabinet de ketenpartners aanmoedigen om gebruik te maken van de subsidiemogelijkheden die bestaan
voor de reïntegratie van nuggers. De middelen onder actie A van het ESF die bestemd zijn voor de
doelgroep nuggers worden namelijk tot nog toe onderbenut. Tot slot wil het kabinet ook
uitzendbureaus oproepen zich meer te richten op de groep nuggers. Werkgevers maken immers steeds
meer gebruik van uitzendbureaus. Het aannemen van een nugger via een uitzendbureau is voor een
werkgever mogelijk minder risicovol, omdat hij op die manier een goed beeld kan krijgen van de
productiviteit van de nugger. Het is vanwege verouderde opleidingen en werkervaring immers
moeilijk voor werkgevers hier een inschatting van te maken op basis van het CV. Voor uitzendbureaus
zijn nuggers tevens een interessante groep vanwege hun relatief hoge uitstroom naar werk.
IV. 3 Acties kabinet
De adviezen van de RWI zijn vooral gericht aan de ketenpartners en worden in grote mate door het
kabinet omarmd. Daarnaast doet het kabinet zelf een aantal aanbevelingen. Een deel van de
aanbevelingen in deze kabinetsreactie worden reeds ondersteund door het kabinet. Om te stimuleren
dat ook de overige aanbevelingen worden overgenomen door de ketenpartners zullen verschillende
overleggen worden aangegrepen, zoals het overleg met het AKO en het bestuurlijk overleg met de
VNG.
---
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid