Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

Den Haag Ons kenmerk Uw brief van Uw kenmerk 29 februari 2008 BVE/I&I/2008/6104 6 februari 2008 2070810600

Onderwerp
Vragen van het lid Bosma (PVV)

Hierbij zend ik u, mede namens de minister voor Jeugd en Gezin, het antwoord op de schriftelijke vragen van het lid Bosma (PVV) van de Tweede Kamer der Staten-Generaal over onderwijstijd (ingezonden 6 februari 2008, kenmerk: 2070810600). Omdat dit onderwerp tot mijn portefeuille behoort, heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap mij gevraagd de beantwoording van de vragen te verzorgen.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl Contactpersoon: C.J.W.A. van Overveld T +31-70-412 3054 IPC 2150 c.j.w.a.vanoverveld@minocw.nl

blad 2/4

2070810600

Vragen van het lid Bosma (PVV) aan de ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Jeugd en Gezin over onderwijstijd. (Ingezonden 6 februari 2008).


1.
Vraag:
Bent u bekend met het bericht `Veel meer dan lesgeven alleen'? 1)

Antwoord:
Ja.


2.
Vraag:
Deelt u de mening dat het onderwijsniveau van leerlingen daalt als de directeur van het ROC Albeda in Rotterdam stelt dat de tijden dat onderwijsinstellingen zich sec bezig hielden met onderwijzen achter ons liggen en scholen verantwoordelijk zijn geworden voor het opvoeden van onze kinderen? Zo neen, hoe verklaart u dan het verlies aan onderwijstijd ten koste van de tijd die verloren gaat aan opvoeden?

Antwoord:
Nee. Onderwijzen (didactiek) en opvoeden (pedagogiek) zijn altijd onlosmakelijk met elkaar verbonden geweest. Ook het middelbaar beroepsonderwijs kent al jaren de zogenaamde drievoudige kwalificatie: vakkennis, het vermogen tot leren en burgerschap. Onderwijzen en opvoeden gaan hand in hand: de zogenaamde pedagogisch-didactische aanpak in het onderwijs. Daarmee zijn onderwijzen en opvoeden uit oogpunt van onderwijstijd niet van elkaar gescheiden, maar juist verbonden. Het één hoeft niet ten koste te gaan van het ander.
Dat neemt niet weg dat onderwijsinstellingen geconfronteerd worden met een toename van jongeren met ernstige opgroei- en/of opvoedproblematiek. Ik ben van mening dat wanneer een onderwijsinstelling dergelijke problematiek bij een deelnemer signaleert, de onderwijsinstelling de hulp moet kunnen inschakelen van daartoe gespecialiseerde hulpverlenende instanties. Het bieden van hulp door deze instanties is immers noodzakelijk om ook de schoolloopbaan te kunnen voortzetten. De regie hierover ligt in belangrijke mate bij de betreffende gemeente.


3.
Vraag:
Heeft u ervan kennisgenomen dat de directeur van het Rotterdams ROC stelt dat de veranderende bevolkingssamenstelling, 57% van de Rotterdamse jeugd is van allochtone komaf, zorgt voor maatschappelijke problemen, waardoor scholen als maatschappelijk werker, inburgerhulp of veilige haven optreden? Deelt u de mening dat deze extra taken goed onderwijs in de weg staan en het gevolg zijn van de vrijblijvende aanpak van inburgeren, van de aanpak van opvoedproblemen bij allochtone

blad 3/4

gezinnen en het verplicht leren spreken van de Nederlandse taal? Zo neen, hoe verklaart u dan de uitspraak van de heer In 't Veld, hoogleraar organisatiekunde, dat de opvoeding van allochtone gezinnen verschilt met die van ons en dat kinderen uit die gezinnen duidelijke grenzen nodig hebben om niet te ontsporen.

Antwoord:
Ja, ik heb van die stelling kennisgenomen. Overigens ben ik het niet geheel eens met deze stelling. De gesignaleerde problematiek beperkt zich niet tot enkel allochtone jeugd. Op grond van onderzoeksgegevens uit het basisregister onderwijs is er een duidelijke relatie tussen deze problematiek en een lagere sociaal economische positie van ouders en hun kinderen. Nee, ik deel niet de mening dat deze problemen enkel veroorzaakt worden door de limitatieve opsomming van: vrijblijvende aanpak van inburgeren, van de aanpak van opvoedproblemen bij allochtone gezinnen en het verplicht leren spreken van de Nederlandse taal. De aanpak van problemen hoeft niet ten koste te gaan van het onderwijs. Zo is bijvoorbeeld het aanbieden van taalonderwijs aan allochtone ouders op de locatie van de basisschool een zaak van creatief organiseren: als deze ouders niet naar het ROC komen, dan komen docenten van het ROC naar deze ouders. Daarnaast verwijs ik naar het antwoord op vraag 2: bij ernstige opgroei- en/of opvoedproblematiek moet de school een beroep kunnen doen op daartoe gespecialiseerde hulpverlenende instanties, waarbij de gemeente een belangrijke regierol heeft.
Tot slot ben ik van mening dat, uit oogpunt van opvoeden, alle kinderen duidelijke grenzen nodig hebben om niet te ontsporen.


4.
Vraag:
Heeft u ervan kennisgenomen dat de heer In 't Veld stelt dat jeugdzorg, maatschappelijk werk en scholen nog steeds langs elkaar heen werken met een verkeerde achterhaalde aanpak? Wat bent u voornemens te doen om de werkwijze van al deze instanties goed op elkaar af te stemmen, en om ervoor te zorgen dat de druk op het onderwijs niet verder toeneemt en dat scholen zich juist wel sec op het onderwijzen kunnen richten?

Antwoord:
Ik heb er kennis van genomen dat de heer Boekhoud (in plaats van de heer In 't Veld) deze uitspraak in het artikel heeft gedaan. De minister voor Jeugd en Gezin en ik doen het volgende om er voor te zorgen dat instanties niet langs elkaar heen werken.
Veel scholen en andere professionals hebben zich verenigd in Zorg- en adviesteams (ZAT's). Dit zijn netwerken, waarin scholen, Bureau Jeugdzorg, GGZ, maatschappelijk werk, politie, jeugdgezondheidszorg en leerplichtambtenaren snel passende zorg arrangeren. Door professionele hulpverleners van maatschappelijk werk en gezondheidszorg (meer dan nu) op school te laten werken, wordt de druk op het onderwijs niet vergroot, maar het kind wel snel geholpen. Daarnaast wordt geïnvesteerd in het tot stand komen van Centra voor Jeugd en Gezin (CJG). Deze centra hebben onder andere tot taak laagdrempelige zorg te bieden bij opgroei- en opvoedproblemen aan ouders en

blad 4/4

jongeren tot 23 jaar en zorg te coördineren in het geval van meervoudige problematiek. Gezamenlijk zorgen we ervoor dat ZAT's en CJG's nauw gaan samenwerken (Tweede Kamer, 2007-2008, 31001, nr. 36) en heeft het kabinet met gemeenten afspraken gemaakt (`Samen aan de slag', bestuursakkoord Rijk en gemeenten, d.d. 4 juni 2007).


1) Trouw, 4 februari 2008