Ministerraad
Kabinet: specifieke strafuitsluitingsgrond voor militairen
Persbericht | 29-02-2008
Er komt een specifieke wettelijke bepaling die militairen vrijwaart
van straf voor rechtmatig gebruik van geweld bij de uitoefening van
hun taak. De Rijksministerraad heeft ingestemd met een daartoe
strekkend wetsvoorstel van minister Hirsch Ballin van Justitie en
minister Van Middelkoop van Defensie. Het wetsvoorstel verduidelijkt
het juridisch kader waarbinnen militairen optreden en vloeit voort uit
een aanbeveling van de Commissie-Borghouts die onderzoek deed naar de
structuur, de werkwijze en de procedures bij de vervolging van
uitgezonden militairen.
Vooropstaat dat ook onder de huidige wetgeving een militair die in de
uitvoering van zijn taken op grond van de geweldsinstructies geweld
heeft gebruikt, in beginsel niet wordt gestraft. Ook de
Commissie-Borghouts concludeerde dat de rechtsbescherming van
militairen thans op orde is. Maar het kabinet is het met de
Commissie-Borghouts eens dat de militair een zo groot mogelijke
rechtszekerheid moet worden geboden en dat het wenselijk is met een
specifieke strafuitsluitingsgrond de legitimatie van rechtmatig
gebruik van geweld op een meer eenduidige wijze in de wet vast te
leggen.
De introductie van een specifieke strafuitsluitingsgrond heeft vooral
te maken met het feit dat door de gewijzigde internationale
verhoudingen de inzet van Nederlandse militairen is toegenomen. Steeds
meer is de nadruk komen te liggen op het vervullen van internationale
taken, die worden uitgevoerd onder zeer complexe omstandigheden en in
een omgeving waar geweld zich in verschillende vormen en intensiteit
kan voordoen. Juist door de gewijzigde inzet en taken van de
krijgsmacht is het wenselijk de bestaande regeling verder te
verduidelijken en te actualiseren.
De Rijksministerraad heeft ermee ingestemd dat het wetsvoorstel voor
advies aan de Raad van State van het Koninkrijk zal worden gezonden.
De tekst van het wetsvoorstel en van het advies van de Raad van State
van het Koninkrijk worden pas openbaar bij indiening bij de Tweede
Kamer.