Universiteit van Tilburg

Universiteit van Tilburg 4 maart 2008

Westerse landen krabbelen op uit misdaadepidemie

Hightech-misdaden nemen toe volgens nieuw rapport

De misdaadcijfers voor gewone misdaden zoals diefstal, inbraak, beroving en geweldsdelicten zijn de afgelopen tien jaar in bijna alle geïndustrialiseerde landen aanzienlijk gedaald, na sterke stijgingen in de periode daarvoor. Dat is een van de belangrijkste conclusies van het onlangs gepubliceerde rapport Criminal Victimisation in International Perspective. Het verslag, waar onderzoekers het Tilburgse onderzoeksinstituut INTERVICT aan bijdroegen, bevat een peiling onder de bevolking in meer dan dertig landen, uitgevoerd in 2004/2005 in samenwerking met de Verenigde Naties. Gemiddeld is naar schatting 16% van de bevolking in de dertig landen die hebben deelgenomen aan het onderzoek het slachtoffer geworden van ten minste een van de tien veelvoorkomende misdaden in de loop van één jaar (meestal 2003 of 2004). De misdaadcijfers waren het hoogst in bepaalde steden in ontwikkelingslanden, zoals Phnom Penh (Cambodja) en Maputo (Mozambique). Bij de geïndustrialiseerde landen lagen de cijfers het hoogst in Ierland, Engeland en Wales, IJsland, Noord-Ierland, Estland en Nederland. De cijfers in de Verenigde Staten blijven lager dan die van veel Europese landen. De cijfers waren het laagst in Hongkong/China, Japan, Spanje, Hongarije en Portugal. De International Crime Victims Survey, een project dat is gestart in 1989, bevatte voor het eerst ook vragen over internetfraude en creditcardfraude. Gemiddeld 1% van de respondenten is het slachtoffer geworden van een vorm van fraude via het internet. Het percentage slachtoffers van creditcardfraude is landelijk gemeten gemiddeld 0,9% en gemiddeld 1,5% in de grote steden. Het hoogste percentage respondenten dat het slachtoffer is geworden van creditcardfraude werd gemeten in Londen (7,5%) en de Verenigde Staten (4,5%). Volgens de auteurs is het goed mogelijk dat internetfraude en fraude met creditcards binnenkort tot de meest voorkomende gewone typen vermogensdelicten gaan behoren en daarbij traditionele vormen als zakkenrollerij en diefstal uit autos zullen passeren. De angst voor misdaad vermindert ook, tegelijk met de lagere misdaadcijfers. In het algemeen is het publiek tevredener over de manier waarop de politie misdaad op lokaal terrein aanpakt. Het gebruik van preventieve maatregelen tegen inbraak, zoals elektronische alarmsystemen en hoogwaardige sloten, is sinds de jaren tachtig in de hele geïndustrialiseerde wereld aanzienlijk toegenomen. Volgens de auteurs is de vrijwel universele afname van de niet-georganiseerde misdaad waarschijnlijk in zekere mate te danken aan het toegenomen gebruik van preventieve maatregelen. In overeenstemming met deze hypothese is het aantal vermogensdelicten sterker afgenomen dan de meest voorkomende typen contactdelicten. Een mogelijke verklaring voor deze uiteenlopende trends is dat de verbeterde beveiliging de niveaus van veel vormen van vermogensdelicten zoals inbraak en niet-professionele autodiefstal heeft verlaagd, maar minder direct effect heeft gehad op contactdelicten. Sommige aan welvaart gerelateerde risicofactoren van geweldsmisdrijven, zoals alcoholmisbruik door jongeren, kunnen in sommige landen zelfs zijn toegenomen en daarmee de niveaus van geweld hebben verhoogd. Een andere factor die het aantal geweldsmisdrijven in Europa kan hebben opgevoerd is mogelijk de toename van etnische spanningen die tot uiting komt in haatmisdrijven tegen immigranten en eventuele represailles. Achtergrond van het project De International Crime Victims Survey (ICVS) is in 1989 van start gegaan op initiatief van prof. dr. Jan van Dijk van de Universiteit van Tilburg. De belangrijkste doelstelling was het stimuleren van internationale vergelijkingen van misdaadcijfers die niet gebonden zijn aan de beperkingen van de officieel vastgelegde misdaadgegevens, door rechtstreeks vertegenwoordigers van het algemene publiek te ondervragen (2.000 per land). De volgende ronden van het ICVS-onderzoek vonden plaats in 1992, 1996 en 2000. Met de vijfde ronde in 2004/2005 is het onderzoek nu vijf keer uitgevoerd. Gedurende een periode van vijftien jaar zijn meer dan 300.000 mensen in 78 verschillende landen geïnterviewd over hun ervaringen als slachtoffer en aanverwante onderwerpen. Het rapport Criminal Victimisation in International Perspective. Key findings from the 2004-2005 ICVS and EU ICS beschrijft de onderzoeken van 2004 - 2005 in 30 landen en 33 hoofdsteden en andere grote steden en vergelijkt de resultaten met die van eerdere ronden. Vijftien landen hebben vier of vijf keer meegedaan. Een groot deel van de laatste ICVS-gegevens in dit rapport is afkomstig uit de EU International Crime Survey (EU ICS), georganiseerd door een consortium onder leiding van Gallup Europe en mede gefinancierd door het Directoraat-Generaal Onderzoek van de Europese Commissie. Deze gegevens zijn in februari 2007 gepubliceerd door het EU ICS-consortium. Het huidige rapport bevat gegevens van twaalf andere geïndustrialiseerde landen; zes Europese landen plus de Verenigde Staten, Canada, Australië, Nieuw-Zeeland, Japan en Hongkong. Het rapport presenteert verder gegevens van zes grote steden in ontwikkelingslanden. Aangiften De aangiftecijfers vertonen aanzienlijke verschillen tussen de landen. Om beter te kunnen vergelijken, zijn de aangifteniveaus berekend voor vijf strafbare feiten waarvoor de aangiftecijfers vergelijkbaar hoog zijn. Deze delicten zijn diefstal uit autos, fietsendiefstal, inbraak, poging tot inbraak en diefstal van persoonlijke bezittingen. In de landen en grote steden werd gemiddeld in 41% van de vijf delicten aangifte gedaan bij de politie. De hoogste aangiftecijfers werden gemeld in Oostenrijk (70%), België (68%), Zweden (64%) en Zwitserland (63%). Met uitzondering van Hongarije behoorden alle landen met relatief hoge aangiftecijfers tot de meest welvarende van de wereld. Net als in de eerdere ronden van de ICVS waren de aangiftepercentages in de deelnemende ontwikkelingslanden beduidend lager. Slachtofferhulp Slachtoffers van inbraak, beroving, zedendelicten en geweldsmisdrijven en bedreigingen werd gevraagd of zij hulp hebben gekregen van een gespecialiseerde instantie. Gemiddeld had negen procent van hen slachtofferhulp ontvangen. Meer dan een op de vijf slachtoffers van dergelijke misdrijven kreeg dergelijke hulp in Nieuw-Zeeland en het Verenigd Koninkrijk (Engeland en Wales, Noord-Ierland en Schotland). in Frankrijk, Polen, Spanje, Italië, Istanbul (Turkije), Griekenland, Duitsland, Finland, Bulgarije en Hongarije kreeg minder dan vijf procent van de slachtoffers hulp. Aan de slachtoffers die geen hulp hadden gekregen werd gevraagd of ze daar behoefte aan zouden hebben gehad. Gemiddeld 43% van de slachtoffers die een van de vier typen misdrijven had gemeld, was van mening dat dergelijke hulp voor hen inderdaad nuttig zou zijn geweest. Houding ten aanzien van straffen Alle respondenten werd gevraagd wat zij de meest geschikte straf vonden voor een recidiverende inbreker. De steun voor gevangenisstraffen vertoont aanzienlijke variaties tussen de verschillende landen. Meer dan 50% was een voorstander van gevangenisstraf in Zuid-Afrika/Johannesburg (76%), Mexico, Hongkong, Peru/Lima, Japan, Noord-Ierland en Turkije/Istanbul. In de Engelssprekende landen (VS, Verenigd Koninkrijk, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland) kiezen grotere delen van het publiek voor gevangenisstraf dan in enig ander land op het Europese continent. De inwoners van Frankrijk (13%) en Oostenrijk (13%) geven het minst de voorkeur aan gevangenisstraf.