Antwoorden op de vragen van het Kamerlid Agema (PVV) over een dodelijk slachtoffer bij een brand in een verzorgingshuis
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
5 maart 2008
DLZ-K-U-2832597
Antwoorden van staatssecretaris Bussemaker op de vragen van het
Kamerlid Agema (PVV) over een dodelijk slachtoffer bij een brand in
een verzorgingshuis.
(2070811380)
Vraag 1.
Bent u bekend met het bericht "Dode bij brand in Limburgs tehuis"?
Antwoord 1.
Ja.
Vraag 2.
Deelt u de mening dat het slecht gesteld is met de brandveiligheid in
verzorgingshuizen? Klopt het dat de brandveiligheid ook in genoemd
huis te wijten is aan onvoldoende naleven van de brandveiligheid?
Antwoord 2.
Mij is bekend dat in de zorg en dus ook in de verzorgingshuizen nog
verbeteringen mogelijk zijn wat de brandveiligheid betreft. In mijn
brief van 5 april 2007 (TK 2006-2007, 26956, nr. 48) heb ik u dat
gemeld. Ook heb ik u gemeld wat ik daar aan ga doen. Mijn bijdrage
richt zich vooral op het vergroten van het brandveiligheidsbewustzijn
van de gebouwen-eigenaren en de gebruikers daarvan en het laten
ontwikkelen van pasklare instrumenten die instellingen kunnen
gebruiken om de brandveiligheid te vergroten. Over deze vervolgstappen
heb ik de Tweede Kamer onlangs bericht (TK 2007-2008, 26956, nr. 53).
Met betrekking tot de brand in het betreffende verzorgingshuis bestaat
er tot nu toe geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat deze
brand te wijten is aan het onvoldoende naleven door de instelling van
de brandveiligheideisen. De betrokken brandweer heeft meteen na de
brand verklaard dat de nu getroffen instelling wel brandveilig is. Ook
uit het onderzoek van de recherche zijn geen bijzonderheden naar voren
gekomen. De instelling zal binnenkort nog rapporteren aan de Inspectie
voor de Gezondheidszorg over de gang van zaken rond deze brand. Indien
daar aanleiding toe is kan de inspectie op basis van dat rapport nog
nader onderzoek verrichten.
Vraag 3.
Hoeveel zorginstellingen voldoen onvoldoende aan de eisen met
betrekking tot de brandveiligheid?
Antwoord 3.
De brand(on)veiligheid in zorginstellingen laat een divers beeld zien.
Naast instellingen die er serieus werk van maken en waar de
brandveiligheid op orde is, zijn er ook instellingen bij wie dat
minder het geval is. Vooral de organisatie van de brandveiligheid en
de hulpverlening moet beter. Dit blijkt uit een door mij gevraagde
risico-inventarisatie. Deze risico-inventarisatie is gebaseerd op een
steekproef bij een beperkt aantal instellingen (65).
Uit deze quick-scan blijkt dat circa 30% van de onderzochte
instellingen niet voldoet aan de eisen voor brandveiligheid. De
onderzoekers waarschuwen in deze rapportage wel voor het feit dat de
steekproef te klein is om op basis daarvan harde conclusies ten
aanzien van alle zorginstellingen te trekken. Het precieze aantal
zorginstellingen dat niet voldoet aan de eisen met betrekking tot de
brandveiligheid is mij daarom niet bekend.
Vraag 4.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat alle zorginstellingen voldoende
brandveilig zijn, en op welke concrete en af te rekenen doelen
hieromtrent bent u als coördinerend bewindspersoon ouderenbeleid af te
rekenen en op welke termijn?
Antwoord 4.
De primaire verantwoordelijkheid voor het verbeteren van de
brandveiligheid in de zorg ligt bij het bestuur van de instelling.
Mijn ambtsvoorganger heeft daarom op 21 december 2006 een circulaire
uitgebracht aan de voorzitters van de Raden van Toezicht en Raden van
Bestuur van (jeugd)zorginstelling en schippersinternaten waarin
expliciet is aangegeven, dat de zorgaanbieder primair verantwoordelijk
is voor een brandveilig gebruik van zijn voorziening(en) en voor de
veiligheid van de bij hem in zorg zijnde cliënten en geacht wordt
hiervoor adequate maatregelen te treffen.
Wat betreft het naleven van de bouw- en gebruikersvoorschriften hebben
de gemeenten een toezichthoudende rol. De Vrom-Inspectie ziet (als
tweede lijn) weer toe op de gemeenten. Voor het ander aspect, het
hebben van een adequate bedrijfshulpverlening, heeft de
Arbeidsinspectie een toezichthoudende rol.
Hoewel ik niet direct verantwoordelijk ben vind ik een brandveilige
omgeving in de zorg erg belangrijk. Daarom zal ik in samenhang met het
actieprogramma Brandveiligheid (TK 2006-2007, 26956, nr. 46) van de
ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties en van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer de
zorginstellingen zoveel mogelijk ondersteunen bij de invulling van
deze verantwoordelijkheid.
Mijn bijdrage richt zich dan vooral op het vergroten van het
brandveiligheidsbewustzijn van de gebouweneigenaren en de gebruikers
daarvan en het laten ontwikkelen van pasklare instrumenten die de
instellingen kunnen gebruiken om hun brandveiligheid te vergroten.
Over deze vervolgstappen heb ik de Tweede Kamer onlangs bericht (TK
2007-2008, 26956, nr. 53).
Op een later moment zal ik een vervolgmonitor laten opstellen om zicht
te houden op de situatie rond brandveiligheid in de zorginstellingen.
Op basis hiervan kan ik besluiten of extra vervolgactiviteiten
noodzakelijk zijn.