Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 'S-GRAVENHAGE

Den Haag Ons kenmerk
5 maart 2008 IB/2008/4962

Onderwerp
Verslag van de EU Onderwijs-, Jeugd- en Cultuur
Raad van 14 februari 2008

Hierbij stuur ik u het verslag van de Europese Onderwijs, Jeugd en Cultuur Raad van 14 februari 2008 (deel onderwijs).

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

dr. Ronald H.A. Plasterk

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl

blad 2/4

Verslag van de OJC-Raad van 14 februari 2008 ­ deel Onderwijs

Tijdens de Raad waren twee onderwerpen geagendeerd. De Gezamenlijke Voortgangsrapportage van het Werkprogramma Onderwijs en Opleiding 2010 is zonder discussie aangenomen. Over de Kernboodschappen aan de Europese Raad en de voortgang van de Europese werkzaamheden op onderwijsterrein ná 2010 heeft wel discussie plaatsgevonden, zowel in de Raad als tijdens een informele ministerslunch.

In het Algemeen Overleg ter voorbereiding van deze Raad heb ik u toegezegd u op de hoogte te houden van de plannen rondom een Europees onderzoek naar vaardigheden die in de toekomst nodig zijn. Ik heb ook in het gesprek met de initiatiefnemer, mijn Britse collega, benadrukt dat dit onderzoek uitgevoerd zal worden met een minimum aan bureaucratie. Het is de bedoeling dat Europa-breed in kaart gebracht wordt, op basis van bestaande (nationale en internationale) onderzoeken, aan welke vaardigheden onze maatschappij in de toekomst behoefte heeft. Gezien het feit dat niet alleen door de Onderwijs Raad, maar ook door die van Sociale Zaken en van Concurrentievermogen aan de Europese Raad gevraagd is om aandacht te schenken aan het beter anticiperen op behoeften aan vaardigheden in de toekomst lijkt dit onderzoek een breed gesteund initiatief waar ik op zichzelf geen bezwaar tegen heb.

Kernboodschappen aan de Europese Raad
Naar aanleiding van de Kernboodschappen is uitgebreid van gedachten gewisseld over de acties die in de toekomst van belang zijn op het terrein van Onderwijs en Opleiding. De Europese Commissie noemt als terreinen waar nodig verbeteringen moeten komen de leesvaardigheid, voortijdig schoolverlaten en het benutten van het potentieel van migranten. Over het laatste onderwerp is een Groenboek in de maak. Ook bepleit de Commissie een betere beleidscoördinatie tussen onderwijs en cultuur. Ook hieraan zal aandacht moeten worden geschonken in het nieuw op te stellen Werkprogramma voor ná 2010, waarvan een eerste concept waarschijnlijk in december gereed zal zijn.

Het belangrijkste onderdeel van de discussie betrof het hanteren van de Open Methode van Coördinatie. De meeste lidstaten staan zeer positief ten aanzien van deze methode. Herhaaldelijk kwam naar voren dat lidstaten zich de uitkomsten ervan ter harte nemen en initiatieven ontplooien op basis daarvan. Wel wordt de vrijwilligheid door verschillende lidstaten benadrukt. Ikzelf heb, zoals ook reeds in het Algemeen Overleg aangekondigd, ingebracht dat ik de meerwaarde zie van peer learning of het werken met indicatoren. Wel heb ik mijn twijfels geuit over het gebruik van Europese streefwaarden. Hoewel benchmarks de aandacht voor actie op een bepaald terrein kunnen vergroten, kunnen ze ook een eigen leven gaan leiden en doen ze ook onvoldoende recht aan de zeer uiteenlopende situatie in de verschillende lidstaten. Ik heb gepleit voor concrete, realistische doelen die haalbaar zijn en bovendien een communautaire dimensie hebben. Het formuleren van doelen die in meerderheid niet worden gehaald, zoals nu het geval is, doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van onze inspanningen. In informeel overleg en marge van de Raad bleek een aantal collega's begrip te hebben voor deze inzet en enigen steunden de gedachte. Tijdens de Raad merkten lidstaten op dat de resultaten van peer learning ook daadwerkelijk omgezet moeten worden in effectief beleid, dat de open

blad 3/4

methode van coördinatie verder zou moeten ontwikkelen om te begrijpen waarom het halen van bepaalde doelstellingen niet lukt en dat in het kader van globalisering breder moet worden gekeken dan alleen naar Europa.

Andere onderwerpen die door lidstaten aangehaald werden als belangrijk voor toekomstige Europese acties na 2010 waren onder andere:

- het hoger onderwijs: hervormingen, vergroten van autonomie, aantrekken van studenten uit de rest van de wereld ter verbetering van de kwaliteit van universiteiten, bestrijden van uitval;
- leerlingen: op jongere leeftijd naar school, kleinere klassen en het nut van mentorschap;
- leraren: het verbeteren van de kwaliteit van leraren, betere ondersteuning, meer bijscholing en verhoging van het aanzien en de beloning van de leraar. Verder werden de onderwerpen meertaligheid, migranten, mobiliteit, innovatie en cultuur als belangrijk aangeduid door lidstaten.

Overige punten tijdens de Raad
Tijdens de Raad werd een presentatie gehouden over één van de belangrijkste onderdelen uit de Kernboodschappen, te weten voortijdig schoolverlaten. Ondanks de grote verschillen die er tussen lidstaten bestaan blijkt uit onderzoek dat kinderen met elkaar versterkende nadelige uitgangspunten extra gevoelig zijn voor voortijdig schoolverlaten. De kosten van uitval liggen erg hoog (door bijvoorbeeld een lager inkomen voor de rest van het leven, daardoor lagere belastingopbrengsten, grotere behoefte aan gezondheidszorg, minder sociale samenhang, frequenter beroep op uitkeringen). De oplossingen, aangedragen in de presentatie, kwamen overeen met de manier waarop Nederland momenteel tracht voortijdig schoolverlaten te bestrijden: onder andere door preventie, het betrekken van verschillende instellingen en actoren - inclusief ouders - en het aantrekkelijker maken van de school, bijvoorbeeld door het aanbieden van sport en cultuur.

De Europese Commissie heeft de aandacht gevestigd op het EuroSkills evenement (een beroepenwedstrijd tussen leerlingen uit Europese lidstaten) dat in september in Rotterdam zal plaatsvinden en heeft het belang benadrukt van deelname door zoveel mogelijk lidstaten. De Commissie spreekt de hoop uit dat het organiseren van deze wedstrijden een nieuwe Europese traditie zal worden.

Toezegging Erasmus tijdens AO
Tijdens het Europa Overleg d.d. 12 februari 2008 heb ik naar aanleiding van vragen van het Kamerlid Van Dijk (SP) toegezegd te onderzoeken of het Erasmus programma voor Nederlandse studenten uit alle sociaaleconomische klassen even toegankelijk is en uw Kamer daarover te informeren.

Bij de toekenning van een Erasmus-beurs wordt in Nederland geen rekening gehouden met sociaaleconomische kenmerken van de student. Immers, Nederlandse studenten beschikken al over Nederlandse studiefinanciering, ook tijdens hun studieperiode in een ander land, waarbij rekening gehouden wordt met het inkomen van de ouders van de student. De Erasmus-beurs voorziet in een

blad 4/4

tegemoetkoming voor de extra kosten waarmee internationaal mobiele studenten worden geconfronteerd.

Om beter zicht te krijgen in het profiel van de internationaal mobiele student doen Ecorys en Researchned in opdracht van OCW momenteel onderzoek; daarin wordt ook gekeken naar de sociaaleconomische kenmerken van die studenten. Ik verwacht u eind 2008 over de uitkomsten van dit onderzoek te kunnen rapporteren.