Algemene Rekenkamer

Beroepspraktijkvorming in het mbo

6-3-2008

School kan mbo-leerling op werkvloer beter begeleiden

Impuls samenwerking scholen-bedrijfsleven gewenst nu economisch tij meezit

Op de bedrijfsvloer leren werken als onderdeel van de mbo-opleiding kan aan kwaliteit winnen als leerlingen beter begeleid worden door hun school. De afspraken tussen opleidingen, bedrijven en de ondersteunende kenniscentra zijn te vrijblijvend. Bijna een op de vijf mbo-leerlingen vindt moeilijk een leerwerkplek.

De Algemene Rekenkamer stelt dit in het rapport Beroepspraktijkvorming in het mbo, dat op 6 maart 2008 gepubliceerd is. Het verplichte opleidingsdeel dat de bijna een half miljoen leerlingen buiten de schoolmuren in een leerbedrijf volgen - de zogenaamde beroepspraktijkvorming - is te vrijblijvend georganiseerd voor optimale resultaten. De samenwerking tussen scholen, kenniscentra en leerbedrijven komt niet altijd vanzelf tot stand, maar is wel essentieel. Kan een leerling de praktijkcomponent niet vervullen, dan komt zijn of haar hele mbo-opleiding in gevaar. Vroegtijdige schooluitval komt veel voor in het mbo. Goede beroepspraktijkvorming legt mede een basis voor een baan na school. De ministeries van Onderwijs en van Landbouw (voor het agrarisch onderwijs verantwoordelijk) laten scholen en kenniscentra goeddeels vrij bij het invullen van de beroepspraktijkvorming. Signalen over nadelen hiervan, zoals communicatieproblemen tussen school en leerbedrijf, zijn afgelopen jaren voor de bewindspersonen geen reden geweest om in actie te komen. Scholen gebruiken arbeidsmarktanalyses van de kenniscentra weinig om leerlingen voor te lichten over hun kans op een baan. Veel jongeren willen dit bij de start van de opleiding wel van de school horen. Scholen nemen soms leerlingen aan voor opleidingen waarvoor het al moeilijk is gebleken leerplekken bij bedrijven te vinden. Scholen begeleiden niet altijd een leerling bij het vinden van een leerplek bij een bedrijf. De regels verplichten scholen hier overigens niet toe. Is eenmaal een leerplek gevonden dan is de begeleiding vanuit school minder goed dan zou moeten. BBL-leerlingen blijken daarbij (nog) minder begeleiding vanuit school dan BOL-leerlingen te krijgen. Scholen informeren de leerbedrijven minder dan zou moeten over wat zij een leerling aan kennis en vaardigheden moeten bijbrengen.

Is er plek in leerbedrijf?
Scholen geven de kenniscentra onvoldoende en te laat informatie over de bezetting van leerplekken op bedrijven. De registers die de kenniscentra bijhouden, en waarin leerlingen naar een plek kunnen zoeken, zijn hierdoor niet altijd actueel. Voor leerlingen en scholen zijn hierdoor de registers en de daaruit afgeleide website www.stagemarkt.nl niet optimaal bruikbaar. De gesuggereerde oplossing door invoering van het Basisregister Onderwijsnummer (BRON) biedt hiervoor op korte termijn geen soelaas. De enquête die de Algemene Rekenkamer voor dit onderzoek heeft afgenomen, leert dat leerlingen relatief tevreden zijn over hun leerbedrijf, maar soms klagen over eenzijdig werk en een gebrekkige aansluiting tussen praktijkvorming en school. Discriminatie van allochtone leerlingen lijkt bij beroepspraktijkvorming in de leerbedrijven niet op grote schaal voor te komen. Wel hebben zij het duidelijk moeilijker om een plek te vinden bij een leerbedrijf dan andere leerlingen.

Kenniscentrum vooral adviseur, minder controleur
Kenniscentra (georganiseerd per bedrijfstak) bepalen zelf de voorwaarden waaraan een bedrijf moet voldoen om leerbedrijf te worden en hoe zij de kwaliteit van een leerplek bewaken. Begeleiders op de scholen zijn over het algemeen tevreden over de kwaliteit van deze leerplekken. Kenniscentra leggen bij eenmaal erkende leerbedrijven het accent op ondersteunen. Dat is constructief. Tegelijkertijd hebben zij moeite met overschakelen naar de rol van controleur: een bedrijf als leerbedrijf weigeren, praktijkopleiders bij leerbedrijven verplichten cursus te volgen. Private activiteiten van kenniscentra - sommige bieden zelf vakopleidingen aan - kunnen botsen met hun publieke taken. Het toezicht door de ministeries op de kenniscentra staat nog in de kinderschoenen.

Reactie staatssecretaris en organisaties
De staatssecretaris van Onderwijs (mede namens de minister van Landbouw) ziet mogelijkheden tot verbetering van de beroepspraktijkvorming. Zij vindt het wenselijk dat de sector zich voorbereidt op minder gunstig economisch tij. Dan kan immers het aantal leerplekken teruglopen. Grootschalige wijzigingen in de verantwoordelijkheden acht zij niet nodig. Wel volgen binnenkort bestuurlijke afspraken tussen staatssecretaris, onderwijsveld en kenniscentra over een betere begeleiding van leerlingen door scholen en betere ondersteuning van praktijkopleiders bij leerbedrijven. De staatssecretaris bekijkt of de regels voor publieke en private activiteiten door kenniscentra aangescherpt moeten worden. De MBO Raad als koepelorganisatie van de onderwijsinstellingen zegt al maatregelen te hebben ingezet voor verbetering. De Raad wijst met name op de invoering van competentiegericht leren. De MBO Raad mist de verwerking van deze maatregelen in het rapport van de Algemene Rekenkamer. De kenniscentra (via brancheorganisatie Colo) onderschrijven dat de huidige praktijk te vrijblijvend georganiseerd is en vragen om goede afspraken over de beroepspraktijkvorming.

Veel leerlingen, scholen, bedrijven en kenniscentra Het mbo is qua leerlingental de grootste beroepsonderwijssoort. In 2006 volgden ruim 353.000 leerlingen de beroepsopleidende leerweg (BOL; grootste deel van de tijd op school, een beperkt deel leren in een bedrijf). Daarnaast volgden ruim 138.000 leerlingen de beroepsbegeleidende leerweg (BBL; grotendeels in een leerbedrijf, beperkt op school). Het mbo wordt verzorgd door 70 regionale opleidingencentra (ROC's), agrarische opleidingscentra (AOC's) en vakscholen. De opleidingen worden ondersteund door 18 kenniscentra die onder meer zorgen dat leerbedrijven erkend worden. Leerlingen maken kennis met de praktijk in 186.000 bedrijven die zich hiervoor hebben laten erkennen. De rijksoverheid steekt jaarlijks 2,7 miljard in het mbo. Welk deel scholen van dit budget besteden aan beroepspraktijkvorming hoeven zij het ministerie niet te melden.



Algemene Rekenkamer