Ministerie van Defensie

Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de vragen van het lid Van Velzen (SP) over deelname van Nederland aan experimenten met chemische wapens (ingezonden 21 februari 2008 met kenmerk 2070812370).
DE MINISTER VAN DEFENSIE
E. van Middelkoop
M inisterie van Defensie
Pagina 2/4
Vragen van het lid Van Velzen (SP) aan de minister van Defensie over deelname Nederland aan experimenten met chemische wapens (ingezonden 21 februari 2008 met kenmerk 2070812370).
1
Bent u bekend met de deelname van Nederland in november 1952 aan experimenten met chemische wapens in de woestijn van westelijk Algerije op de Franse basis B2- Namous? Zo ja, kunt u aangeven tot wanneer de testen met chemische wapens buiten Nederland hebben plaatsgevonden? 1)
Ja. De minister van Defensie gaf op 4 augustus 1951 toestemming voor actieve deelneming aan proeven met chemische strijdmiddelen door het Franse leger in Beni Ounif (Zuid- Algerije). Het is niet duidelijk wanneer de Nederlandse deelneming aan de jaarlijkse proeven is beëindigd. In 1954 is er nog sprake van een 'Sahara-Commissie', waarvan in ieder geval de commandant van de ABC-School lid was. In januari 1956 gaf de minister van Defensie toestemming om de kosten te vergoeden, die RVO-TNO in 1955 als voorbereiding op de Sahara-projecten had gemaakt. Het is niet duidelijk of Nederland in 1955 actief heeft deelgenomen aan proeven met chemische strijdmiddelen door het Franse leger in Beni Ounif (Zuid-Algerije).
2
Tot wanneer en waar is Nederland doorgegaan met het testen van gifgassen in de buitenlucht?
In Nederland werden op Vlieland en op de Veluwe gifgassen in de open lucht getest. Na 1956 zijn dergelijke testen niet meer uitgevoerd. Zie ook het antwoord op vraag 1. 3
Hebben de proeven op enigerlei wijze bijgedragen aan Franse offensieve testen met chemische wapens? Zo neen, op welke gronden kunt u dit uitsluiten? De Nederlandse bijdrage aan de proeven met chemische strijdmiddelen door het Franse leger in Beni Ounif (Zuid-Algerije) had een defensief karakter en betrof waarneming en detectie, de ontwikkeling van prototypen van apparatuur hiervoor en de inzet van M inisterie van Defensie
Pagina 3/4
wetenschappelijk en technisch personeel. De deelneming aan de proeven in Beni Ounif stond voornamelijk ten dienste van de totale onderzoeksopdracht van RVO-TNO. Voor Nederland vormden de proeven in de Sahara een gelegenheid om deel te nemen aan proefnemingen op een schaal die in Nederland bij gebrek aan ruimte niet mogelijk was. Bovendien werden de proeven in internationaal verband verricht. In de jaren vijftig was Nederland al partij bij het Protocol betreffende Chemische en Bacteriologische Oorlog van 25 juni 1925. Dit Protocol verbiedt het gebruik van chemische wapens als strijdmiddel. Dit Protocol noch andere verdragen verboden het testen van deze middelen, laat staan het testen voor beschermende doeleinden. Sinds 1995 is Nederland partij bij het Chemische Wapensverdrag. Dit verdrag verbiedt onder meer chemische wapens te ontwikkelen, te produceren, te verwerven, een voorraad daarvan aan te leggen of in bezit te houden, dan wel aan wie dan ook direct of indirect over te dragen. Wel mogen chemische middelen worden aangehouden voor beschermende doeleinden, zolang de soorten en hoeveelheden in overeenstemming met zulke doeleinden zijn.
4
Werden de onderzoekresultaten met andere landen gedeeld? Zo ja, met welke landen? De proeven werden in een internationale setting uitgevoerd en de resultaten werden gedeeld met de deelnemende Navo-landen. Over de activiteiten van deze landen kunnen geen mededelingen worden gedaan.
5
Kunt u de Kamer op de hoogte stellen aan welke projecten Nederland momenteel meewerkt op het gebied van chemische wapens? Bestaan of hebben er contacten cq. samenwerkingsprojecten bestaan met het Israel Institute for Biological Research (IIBR) in Ness-Ziona op het gebied van chemische wapens? 2) Defensie verricht geen onderzoek op het gebied van chemische wapens. Defensie richt zich uitsluitend op de verdediging en bescherming tegen (de inzet van) chemische wapens. In het kader van een onderzoeksprogramma (defensie doelfinanciering) werkt TNO aan de verbetering van de bescherming tegen chemische wapens. Defensie wil ook bij chemische dreiging operationele taken kunnen uitvoeren. Hiervoor is kennis nodig van chemische M inisterie van Defensie
Pagina 4/4
dreigingen en verbetering van middelen voor detectie, bescherming en ontsmetting. Het onderzoek is tegenwoordig grotendeels uitvoerbaar door modellering en experimentele validatie met ongevaarlijke simulantstoffen. Voor zover onderzoek met chemische strijdmiddelen noodzakelijk is, gebeurt dit niet met veldproeven maar uitsluitend in een speciaal daartoe toegerust laboratorium van TNO. Er wordt gebruik gemaakt van geringe hoeveelheden (hooguit enkele grammen op jaarbasis) chemisch strijdmiddel, onder toezicht van de internationale verdragsorganisatie Organization for the Prohibition of Chemical Weapons (OPWC). Ook voert TNO contractonderzoek voor Defensie uit, vooral ter ondersteuning van de verwerving van materieel zoals maskers, pakken en detectoren. Ook heeft TNO, in opdracht van de overheid, een parate eenheid die bij chemische incidenten in Nederland monsters kan nemen en de aard ervan kan vaststellen. Het TNO-onderzoek voor Defensie gebeurt in nauwe samenwerking met een aantal Navolanden waarmee onderzoeksresultaten worden uitgewisseld en gezamenlijke projecten worden uitgevoerd.
1) Mark Traa, "Speeltuin Sahara", HP de Tijd 20 februari 2008 2) Zie 'IIBR' in Explosieve Materie; Nederlandse wapenhandel blootgelegd (Breda: Papieren Tijger, 2003), pp. 100-102