Ministerie van Buitenlandse Zaken

Beantwoording vragen van de leden Van Gennip en Ferrier over het vredesakkoord in Congo

10-03-2008 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Van Gennip en Ferrier over het vredesakkoord in Congo. Deze vragen werden ingezonden op 8 februari 2008 met kenmerk 2070811090.

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Bert Koenders

Antwoorden van de heer Koenders, minister voor
Ontwikkelingssamenwerking op vragen van de leden Van Gennip en Ferrier (CDA) over het vredesakkoord in Congo.

Vraag 1
Wat is uw mening over de inhoud van het op 23 januari 2008 overeengekomen vredesakkoord in Congo?1). Hoe breed wordt dit vredesakkoord gedragen onder de vele strijdende partijen in Congo en in de samenleving? In hoeverre heeft dit akkoord kans van slagen, aangezien het vrijwel overeen schijnt te komen met de overeenkomst van 2002 die niet tot duurzame vrede heeft geleid?


1) Reformatorisch Dagblad, 29 januari 2008

Antwoord
Ik verwelkom de belangrijke stappen die zijn gezet in het vredesproces: aan de Nairobi overeenkomst tussen Rwanda en DRC van 9 november jl. is in Goma een noodzakelijk vervolg gegeven met een door alle binnenlandse gewapende groepen in de beide Kivu-provincies ondertekend akkoord. De kans van slagen zal afhangen van de daadwerkelijke uitvoering van beide overeenkomsten, waarbij een gelijktijdige aanpak van de twee grootste problemen wenselijk is, namelijk enerzijds de FDLR en anderzijds de rebellie van ex-generaal Nkunda. Daarbij is eensgezinde en geïntegreerde internationale ondersteuning noodzakelijk. De Speciaal Vertegenwoordiger van de Europese Unie voor de Grote Meren speelt een cruciale rol bij de coördinatie van die internationale ondersteuning.

Vraag 2
In hoeverre wordt Rwanda als partnerland door de Nederlandse regering aangesproken op de betrokkenheid van de Interahamwe (de FDLR) in Oost-Congo en haar steun aan rebellenleider Nkunda, tegen wie een internationaal arrestatiebevel is uitgevaardigd?

Antwoord
Zoals u weet voert Nederland een politieke dialoog met Rwanda, ook over de relaties met de DRC. Zelf heb ik in mei vorig jaar tijdens mijn bezoek aan Rwanda en in september opnieuw hierover een gesprek gevoerd met de Rwandese regering. Er zijn inderdaad hardnekkige geruchten over steun van Rwanda voor ex-generaal Nkunda, evenzo als er geruchten gaan over mogelijke steun vanuit Kinshasa voor de FDLR. In de praktijk blijkt het evenwel, ook voor MONUC, erg lastig om deze geruchten met harde bewijzen te bevestigen of ontkennen. Ik blijf de ontwikkelingen ter zake nauwlettend volgen en de kritische dialoog met Rwanda voortzetten.

Vraag 3
Op welke manier nemen de landen in de regio en de Afrikaanse Unie (AU) hun verantwoordelijkheid om tot een duurzame oplossing te komen? Op welke manier spreekt u deze landen en de AU hierop aan, bijvoorbeeld via de Europese Unie?

Antwoord
De EU, AU, VN en VS hebben gezamenlijk een sleutelrol gespeeld bij de totstandkoming van de vredesakkoorden. De AU blijft hierbij voortdurend betrokken, zoals bijvoorbeeld ook tijdens de AU-top in Addis Abeba.

De landen in de regio, verenigd in de door Nederland gesteunde Grote Merenconferentie, zijn actief betrokken bij pogingen om tot duurzame vrede, stabiliteit en ontwikkeling in de regio te komen. Zo ondertekenden alle kernlanden in het kader van deze Conferentie het Pact voor Vrede, Stabiliteit en Ontwikkeling, en vordert de ratificatie van dit Pact gestaag. Het Joint Communiqué tussen Rwanda en de DRC werd uitonderhandeld en ondertekend tijdens de Interministeriële bijeenkomst van de landen van de Grote Merenconferentie in Nairobi in november j.l. De Speciaal Vertegenwoordiger van de EU voor de Grote Meren nam hieraan actief deel, zoals de EU ook gecoördineerd en actief deelnam aan de Goma-conferentie.

Vraag 4
Welke actie heeft u ondernomen ter uitvoering van motie-Ferrier c.s.2) om het grootschalige en systematische geweld tegen vrouwen in Congo tegen te gaan en om steun te bieden bij het verstrekken van hulp aan en opvang van de slachtoffers?


2) Kamerstuk 31 200 V, nr. 25

Antwoord
Zoals tijdens de begrotingsbehandeling van Buitenlandse Zaken reeds aangegeven, zie ik de motie-Ferrier cs. als een ondersteuning van mijn beleid, waarin het tegengaan van seksueel geweld tegen vrouwen en het bieden van steun bij het verstrekken van hulp aan en opvang van de slachtoffers hoge prioriteit heeft. Bij iedere gelegenheid die zich daartoe voordoet luid ik de alarmbel over het geweld tegen vrouwen in de DRC. Zo heb ik het onderwerp aangesneden bij ieder gesprek dat ik tijdens mijn reis vorig jaar naar de DRC heb gevoerd. Ook breng ik het regelmatig op in EU-kader, en vraag ik om nadrukkelijke aandacht hiervoor in alle EU-verklaringen. Ook tijdens mijn bezoek eind 2007 aan New York was dit het hoofdthema van mijn toespraak voor de VN Veiligheidsraad.

Daarnaast worden verschillende projecten op dit gebied gesteund. Zo heeft Nederland o.a. bijgedragen aan het City of Joy-project in Bukavu en andere donoren bij dit project betrokken om het de kans te geven uit te groeien tot een breed gedragen nationaal programma. Dit pilot-project omvat een safe house voor overlevers van seksueel geweld die niet kunnen terugkeren naar hun gezinnen en gemeenschappen, en die langdurige medische en andere zorg nodig hebben. Naast medische en psychosociale zorg omvat dit project ook onderwijs en inkomensgenererende activiteiten, en tevens een nadrukkelijke focus op leiderschap om deze slachtoffers in weerwil van hun traumatische ervaringen in staat te stellen een leidende rol te spelen bij de wederopbouw van hun land. Voorrang wordt gegeven aan vrouwen en meisjes die door de verkrachting zijn geï nfecteerd met het HIV-virus of die daardoor zwanger zijn geworden.

Ook heeft de Nederlandse ambassade in Kinshasa bijgedragen aan de financiering van een documentaire over de problematiek, en aan financiering van de vertaling van relevante wetsteksten terzake in de vier nationale Congolese talen. Bij de DDR- en SSR-activiteiten wordt specifieke aandacht gegeven aan mensenrechten in het algemeen en aan geweld tegen vrouwen in het bijzonder. Dit is bij voorbeeld expliciet opgenomen in de training van het Congolese leger. Ook het UNDP/MONUC- stabiliteitsplan voor de oostelijke DRC, waar Nederland een substantiële bijdrage aan heeft geleverd, werkt hier aan, door het bewerkstelligen van gedragsverandering van FARDC-militairen ten opzichte van vrouwen.

Verder heeft de Nederlandse ambassade in Kinshasa het co-secretariaat van het donoroverleg over seksueel geweld op zich genomen. Teneinde de vele activiteiten beter in te kaderen en prioriteiten te kunnen stellen, heeft de ambassade het initiatief genomen om samen met alle relevante donoren ter plekke een inventarisatie te maken van de activiteiten terzake van alle donoren in de DRC, om deze optimaal af te stemmen en waar mogelijk te intensiveren.

Vraag 5
Bent u bereid de ontwikkelingen in Congo op de RAZEB-agenda te plaatsen? Zo ja wanneer? Zo neen, waarom niet?

Antwoord
De ontwikkelingen in de DRC staan regelmatig op de RAZEB-agenda, laatstelijk op 15 oktober 2007. Tevens heeft de Europese Raad in december 2007 zijn grote zorg uitgesproken over de militaire escalatie en de gevolgen voor de burgerbevolking. Op 24 januari jl. heeft de EU een verklaring uitgegeven waarin de akkoorden van Goma zijn verwelkomd. Wanneer daartoe aanleiding is, zal ik zeker aandringen op hernieuwde bespreking van de DRC in de RAZEB.

* Ministerie van Buitenlandse Zaken

* Bezuidenhoutseweg 67

* Postbus 20061

* 2500 EB Den Haag

* Tel.: 070-3 486 486

* Fax: 070-3 484 848

* Internet: www.minbuza.nl