Aanvullende brief mosselvisserij
11 maart 2008 - kamerstuk
Kamerbrief waarin de minister ingaat op de gevolgen voor de
mosselvisserij van de recente uitspraak van de RvS. Ook gaat zij in op
mogelijke oplossingen, in samenwerking met maatschappelijke
betrokkenen.
Geachte Voorzitter,
In mijn brief van 3 maart 2008 (TRCJZ/2008/676) heb ik u bericht over de uitspraak van de
Raad van State over de mosselsector. U heeft mij verzocht met een aanvullende brief wat
dieper op dit onderwerp in te gaan, waarbij u ook verzoekt aan te geven in welke richting
ik momenteel oplossingsrichtingen onderzoek.
In deze brief ga ik op uw verzoek in. Ik wil beginnen met hoe ik de komende tijd de
verschillende opties om tot een oplossing te komen wil verkennen. Daarvoor wil ik onder
mijn voorzitterschap een breed overleg voeren met de sector en maatschappelijke
organisaties.
Reacties op uitspraak Raad van State
De uitspraak in deze zaak heeft in de mosselsector voor grote onrust gezorgd. De sector
vreest dat haar toekomst op het spel staat. Ik heb begrip voor de zorg die leeft.
Maatschappelijke organisaties hebben eveneens gereageerd. Bij enkele belangrijke spelers
in dit geheel lijkt de wil te bestaan om gezamenlijk te zoeken naar mogelijkheden die
recht doen aan zowel natuur als bepaalde vormen van economisch gebruik. Ook voor mij
geldt die afweging. Ik verwacht dat deze afweging ook geldt voor de visserijsector. In de
komende weken wil ik met de meest betrokkenen de hierna verder uitgewerkte lijn verder
bespreken.
Het doel is te komen tot een aanvaardbare oplossing, die ik concreet zie langs de volgende
lijnen:
* Geen reguliere vergunning voor de voorjaarsmosselzaadvisserij in 2008;
* Slechts een vergunning die zorg draagt dat het benodigde onderzoek versneld en
geïntensiveerd kan worden voortgezet;
* Bezien wat de mogelijkheden zijn om een toekomst voor de sector op een duurzame
wijze veilig te stellen;
* Streven naar een situatie waarin in 2009 voldoende onderzoeksinformatie beschikbaar
is om een houdbare vergunning te verstrekken voor de voorjaarsmosselzaadvisserij;
* Bezien hoe een reguliere vergunning voor de visserij in het najaar van 2008 kan
worden verleend (Deze visserij is doorgaans veel beperkter dan die in het voorjaar
en concentreert zich bovendien op gebieden waar normaal gesproken het mosselzaad
de winter niet overleeft).
Ik wil deze lijn eerst in afzonderlijke bijeenkomsten met zowel de sector vertegenwoordigers
en bestuurders, de vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties en medewerkers
aan het onderzoek bespreken. Het overleg met onderzoekers heeft inmiddels
plaatsgevonden op 4 maart jl. Op 18 maart zal apart worden gesproken met de sector en
natuurorganisaties. Dit ter voorbereiding van een gezamenlijke bijeenkomst op donderdag
20 maart. Het is mijn ambitie dat uit deze bijeenkomst een oplossing komt voor de
komende één à twee jaar én dat een aanzet gegeven kan worden voor een agenda voor
het toekomstig beleid rondom de schelpdiersector. Ik heb voor die bijeenkomst ook de
heer Heldoorn uitgenodigd. De heer Heldoorn (burgemeester van de gemeente Assen)
heeft al eerder een belangrijke rol gespeeld in de gesprekken tussen de mosselsector, de
NGO's en de overheid. In een eerdere bijeenkomst onder zijn leiding hebben alle betrokkenen
hun bereidheid uitgesproken te werken aan een agenda voor een duurzame
mosselvisserij. Ik zal u over de uitkomst van deze bijeenkomst informeren.
In het vervolg van deze brief zal ik u toelichten wat tot nu toe ondernomen is in deze zaak.
Dat geeft tevens inzicht in mijn afwegingen om tot de hiervoor uiteengezette lijn te
komen.
Juridische analyse
Uit de uitspraak van afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt eenduidig
dat een strikte uitleg moet worden gegeven aan de voorwaarden zoals die in de Europese
richtlijnen zijn neergelegd. Toestemming voor een project met potentieel significante
gevolgen voor een Natura 2000-gebied - zoals de voorjaarsmosselzaadvisserij - kan het
bevoegde gezag alleen geven wanneer er wetenschappelijk gezien redelijkerwijs geen
twijfel bestaat dat er geen schadelijke gevolgen zijn voor het gebied. De afdeling bestuursrechtspraak
stelt in dit verband zware eisen aan de wetenschappelijke onderbouwing. De
eis van de wetenschappelijke zekerheid is direct ontleend aan jurisprudentie van het
Europese Hof van Justitie. Zij geeft invulling aan het voorzorgsbeginsel dat ten grondslag
ligt aan artikel 6 lid 3 van de Habitatrichtlijn. Het gaat hier niet om de wijze waarop
Nederland de richtlijnen in nationale wetgeving heeft omgezet. Dat betekent dat aanpassing
van de nationale wetgeving geen oplossing biedt, en waarschijnlijk direct tot een
inbreukprocedure bij het Hof van Justitie zal leiden.
In het licht van de eisen die worden gesteld aan de wetenschappelijke zekerheid dat geen
sprake is van aantasting van de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied, moet
ik vaststellen dat een reguliere voorjaarsvisserij - zoals die normaal gesproken in mei en/of
juni kan plaatsvinden - in 2008 geen realistische optie is. Ik betreur dit ten zeerste, maar
zie geen mogelijkheden om op korte termijn de door de afdeling bestuursrechtspraak van
de Raad van State geuite bezwaren met voldoende gewicht te kunnen weerleggen,
zodanig dat een vergunning in dezelfde omvang en onder dezelfde voorschriften als
gesteld in 2006 bij een procedure eveneens stand houdt.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
11 maart 2008 Viss. 2008/1359 3
De door mij geraadpleegde deskundigen en onderzoekers geven aan dat het niet mogelijk
is de door de rechter aangeduide onzekerheden, in de komende maand die rest tot vergunningverlening
voor een voorjaarsvisserij in 2008, weg te nemen.
Toekomst van de sector
Ik realiseer me terdege dat deze boodschap voor de sector moeilijk zal zijn. De onzekerheid
die in de sector is opgetreden - zowel bij ondernemers als bij werknemers en hun
gezinnen - neem ik serieus. Maar ik meen dat het ook nodig is in dit stadium duidelijk te
zijn.
De sector zal zich nog meer dan nu moeten realiseren dat het werken in een bijzonder
natuurgebied vergaande eisen stelt aan de duurzaamheid van hun activiteiten. Een
verdere verduurzaming is zowel het kernpunt als het fundament van het Beleidsbesluit
'Ruimte voor een Zilte Oogst'. Daar zijn met de sector afspraken over gemaakt. Het is te
vroeg om te concluderen dat deze op de helling moeten, maar het is wel de vraag of we
de tijd tot 2020 hebben om ons einddoel te halen. Ik wil dan ook bezien hoe eerder
gemaakte afspraken in het licht van de hiervoor toegelichte gerechtelijke uitspraak,
kunnen worden gewogen.
Bij dit alles wil ik benadrukken dat voor mij op voorhand geen opties zijn uitgesloten om
te zoeken naar een duurzame toekomst voor de mosselvisserij. Zo wil ik bezien of in het
kader van de definitieve aanwijzing van de instandhoudingsdoelen voor de habitattypen
in de Waddenzee, een verdere precisiering van het habitattype H1110 (permanent overstroomde
zandbanken), mogelijkheden biedt. Wellicht dat ook andere opties in de meer
juridische sfeer eventueel ruimte opleveren. Zo zal ik ook de suggestie van uw Kamer
meenemen, en bezien of voor bepaalde delen van de Waddenzee, wellicht een lichter
regiem kan gelden (exclavering).
Daarbij geldt uiteraard dat het handelingsperspectief dient te passen binnen de kaders en
ruimte die de Habitatrichtlijn ons biedt. De Waddenzee is als één van de grootste aaneengesloten
natuurgebieden van West-Europa zeer belangrijk voor planten en dieren. De
(ondiepe) bodem is een broedplaats voor veel kleine organismen, die veelal weer als
voedsel voor vissen en vogels fungeren. Om die reden is een belangrijk deel van de
Waddenzee dan ook permanent gesloten voor bodemberoerende visserij (ruim 30% van
totale oppervlakte) en zijn in sommige gebieden (art. 20 Nb-wet) zelfs alle activiteiten
verboden.
Versnellen onderzoek
Uit de uitspraak van de Raad van State blijkt duidelijk dat gedegen onderzoek en monitoring
van de effecten een vereiste is voor het verlenen van een NB-wetvergunning die stand
houdt. Om die reden heeft reeds overleg plaatsgevonden met de onderzoekers die betrokken
zijn bij het onderzoek naar de effecten van schelpdiervisserij op de Waddennatuur. Ik
heb hen gevraagd naar de mogelijkheden om bepaalde onderdelen van het onderzoek te
intensiveren en bepaalde rapportages eerder op te leveren. Ook is gesproken over de
mogelijkheden voor het verkrijgen van een scherper beeld van wat het betreffende
habitattype precies inhoudt.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
11 maart 2008 Viss. 2008/1359 4
De onderzoekers zullen mij op korte termijn informeren over de mogelijkheden die zij zien
voor een dergelijke intensivering en de mogelijke (financiële) consequenties daarvan.
Daarbij is zowel door mij als door de onderzoekers geconcludeerd dat een versnelling, de
wetenschappelijke kwaliteit niet mag aantasten. De uitspraak van de Raad van State doet
daar immers duidelijke uitspraken over. Om die reden is tevens gevraagd om de mogelijkheid
te bezien om het gehele onderzoek nog eens aan een onafhankelijke review te
onderwerpen.
Met een dergelijke aanpak streef ik ernaar om voor de voorjaarsmosselzaadvisserij 2009
over extra wetenschappelijke informatie te kunnen beschikken, die handvatten biedt om
een stevig gefundeerde vergunning te verlenen.
In dit kader is onderzoek in 2008 essentieel. Het is dan ook mijn voornemen om - specifiek
voor dit doel - dit voorjaar een vergunning af te geven. Een vergunning dus met als doel
extra informatie te vergaren over de effecten van de visserij op de natuurwaarden. Over
de exacte voorwaarden waaronder die gegeven kan worden en welke specifieke vereisten
het (geïntensiveerd) onderzoek stelt, zal ik de komende weken met alle betrokkenen
overleg voeren.
Andere vormen van visserij
De uitspraak van de Raad van State heeft betrekking op de voorjaarsvisserij uit 2006.
Wellicht valt nog een uitspraak over de vergunning van 2007 te verwachten. De passende
beoordeling bij die vergunning week op onderdelen af van die uit 2006. Het is op voorhand
niet te zeggen of die toekomstige uitspraak nog extra licht werpt op de huidige
situatie.
Wel is het mijn inzet om de najaarsvisserij door te laten gaan. Deze visserij is doorgaans
veel beperkter dan die in het voorjaar en concentreert zich bovendien op gebieden waar
normaal gesproken het mosselzaad de winter niet overleeft.
Voorts zet de uitspraak van de Raad van State extra druk op de mogelijkheden voor
innovatie zoals opschaling van de zogenoemde Mosselzaad Invang Installaties (MZI's).
Zoals ik uw Kamer reeds eerder heb gemeld, kan met deze techniek op termijn wellicht
een wezenlijke bijdrage geleverd worden aan de beschikbaarheid van grondstof voor de
mosselkweek. Ik realiseer me terdege dat investeringen hiervoor in belangrijke mate
afhankelijk zijn van het toekomstperspectief van de mosselsector in relatie tot de
mogelijkheden van een voorjaarsmosselzaadvisserij.
Tot slot
Zoals gezegd heeft de uitspraak van de Raad van State tot grote onrust geleid. Velen
vrezen dat de toekomst van bedrijven en een rijke traditie op het spel staat. Ik begrijp deze
zorg. Mijn inzet heb ik in deze brief verwoord en is erop gericht perspectief te behouden
voor de sector om op een duurzame manier te opereren in een belangrijk natuurgebied.
Dat vraagt om een zorgvuldige en verantwoorde afweging en een goed zicht op de
mogelijkheden en perspectieven.
De komende maanden zijn daarvoor cruciaal. Ik zet mij voluit in om met alle verantwoordelijken
te komen tot goede afspraken voor een duurzame mosselvisserij in de Waddenzee,
zowel voor de korte als voor de lange termijn.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit