'Vrouwelijke genitale verminking'

Aanbieding inspectiebulletin 'Vrouwelijke genitale verminking'

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport



De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DMO/SSO-2829564

11 maart 2008

Hierbij zend ik u, mede namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, ter informatie het bulletin `Vrouwelijke genitale verminking' (VGV) van de Inspectie voor de gezondheidszorg (IGZ). Het bulletin treft u bijgaand aan.

Het bulletin maakt onderdeel uit van de aanpak van VGV zoals beschreven in de beleidsbrief `Beschermd en weerbaar'. Deze heeft u 10 december 2007 van mij ontvangen, samen met de voortgangsrapportage VGV (kamerstuk II, vergaderjaar 2007-2008 28345 en 22894, nr. 51). Ik ga eerst kort in op de rol van de IGZ bij de aanpak VGV en op de inhoud van het inspectiebulletin. Vervolgens noem ik de acties die ik ga ondernemen om de meldingsbereidheid bij betrokken beroepsgroepen en de mogelijkheden voor opsporing en vervolging te vergroten.

Rol van de IGZ bij aanpak van VGV
De inspectie geeft in het bulletin aan wat bij VGV de handelswijze moet zijn van medische beroepsgroepen bij zowel vermoedens van VGV als bij het meewerken aan de uitvoering ervan. De kern van de richtlijn is dat (uitvoering van) vrouwenbesnijdenis niet is toegestaan in Nederland, noch bij meisjes noch bij volwassenen, noch in een instelling noch daarbuiten. De IGZ stelt de volgende normen voor de handhaving van deze opgestelde richtlijn:


1 Zorgverleners werken niet mee aan het uitvoeren van VGV en evenmin aan herinfibulatie (herstel van de verminking). Dit geldt zowel voor minderjarigen als voor volwassenen.

2 Uitvoering van VGV en/of herinfibulatie door een zorgverlener dient door een ieder die er kennis van neemt, gemeld te worden aan de inspectie. Na beoordeling van de melding zal de inspectie aangifte doen bij het Openbare Ministerie als het om minderjarigen gaat. Bij aangifte bij meerderjarigen worden de gebruikelijke handhavingsinstrumenten ingezet, zoals het geven van een bevel of het starten van een tuchtrechtelijke procedure bij zorgverleners.
3 Elke zorgverlener, die het vermoeden heeft dat een meisje mogelijk besneden gaat worden, gebruikt de KNMG-meldcode betreffende kindermishandeling als toetsingskader bij het maken van de afweging of hij/zij het beroepsgeheim moet doorbreken door het melden van dit vermoeden.

4 Zorgverlener geeft aanvullend daarop de ouder(s) van het meisje informatie over de strafbaarheid van deze ingreep en over de in Nederland heersende opvattingen over VGV.

De IGZ stuurt het bulletin op naam aan jeugdartsen, kinderartsen, huisartsen, verloskundigen, gynaecologen en plastisch chirurgen. De inspectie verspreidt het bulletin ook onder Jeugdgezondheidsafdelingen van thuiszorgorganisaties en GGD'en, medische opvang asielzoekers en Spoed Eisende Hulp-afdelingen van ziekenhuizen.

Alerte houding beroepsgroepen bij vermoedens van VGV In de beleidsbrief `Beschermd en weerbaar' geef ik aan wat ik de komende jaren wil gaan doen aan de bestrijding van VGV. Het uitbrengen van het bovengenoemde bulletin is een eerste stap. Ik streef nadrukkelijk naar een meer alerte houding van de betrokken beroepsgroepen bij vermoedens van VGV. Ik wil dat alle medici die in aanraking kunnen komen met VGV, in staat zijn om VGV te herkennen en te signaleren. En vervolgens moeten ze alert handelen.

Het bovenstaande betekent -wat mij betreft- concreet dat als hulpverleners (ernstige) vermoedens hebben van een (aanstaande) besnijdenis zij dit altijd melden en het liefst op één centraal punt, namelijk bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) en eventueel de Raad voor de Kinderbescherming. Ik vind het heel belangrijk dat het voor beroepsgroepen, zowel binnen als buiten de zorg, volstrekt duidelijk is dat zij elk vermoeden van (aanstaande) VGV moeten melden en ook weten waar zij dit kunnen doen.

Beroepsgeheim en privacywetgeving mogen géén reden zijn voor beroepsgroepen om niéts te doen. In de Wet op de Jeugdzorg is immers het recht voor ieder beroepsbeoefenaar met een ambts- of beroepsgeheim vastgelegd om kindermishandeling te melden, dus ook VGV. Het meldrecht betekent ook dat een beroepsbeoefenaar met een ambts- of beroepsgeheim desgevraagd informatie aan het AMK kan verstrekken zonder toestemming of medeweten van de cliënt. Als het AMK onderzoek doet naar een vermoeden van VGV en een beroepskracht wordt in dat kader gevraagd om informatie over zijn cliënt, dan mag hij deze informatie dus geven, zonodig zonder toestemming van de cliënt.

Om medici een handreiking en toetsingkader te bieden bij het maken van een afweging bij vermoedens van VGV, zijn er meldcodes ontwikkeld door verschillende beroepsgroepen. Deze zijn in het bijgevoegde inspectiebulletin opgenomen.

Ik ga met de IGZ en betrokken beroepsgroepen afspraken maken over hoe het gebruik van de meldcodes en protocollen kan worden vergroot en hoe gestimuleerd kan worden dat beroepsgroepen meewerken aan onderzoek van meldingen door het AMK. Ik wil hiermee de meldingsbereidheid bij deze beroepsgroepen zoveel mogelijk verhogen.

Artsen die meewerken aan VGV
Een ieder die kennis heeft van de uitvoering van VGV en/of herinfibulatie door een zorgverlener dient dit te melden aan de IGZ. Na beoordeling van de melding zal de IGZ aangifte doen bij het Openbare Ministerie als het om minderjarigen gaat. Bij aangifte bij meerderjarigen worden de gebruikelijke handhavingsinstrumenten ingezet, zoals het geven van een bevel of het starten van een tuchtrechtelijke procedure bij zorgverleners.

Recent heeft u het rapport `Geen vrouwenbesnijdenis in klinieken aangetroffen' van de IGZ ontvangen waarin u geïnformeerd wordt over de resultaten van het onderzoek naar de uitvoering van vrouwenbesnijdenis bij volwassen vrouwen in particuliere klinieken in Nederland. Hoewel er geen gevallen van vrouwenbesnijdenis zijn geconstateerd, concludeert de IGZ wel dat het onder andere bij de Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie ontbreekt aan heldere normen en standpunten en dat dit een ongewenste situatie is.

De IGZ heeft de Nederlandse Vereniging van Plastisch Chirurgen daarom gevraagd voor 1 mei 2008 om een duidelijk standpunt (inclusief veldnormen) in te nemen over vrouwenbesnijdenis. Een verzoek om een duidelijke stellingname is ook aan de KNMG gedaan. Bij brief d.d. 14 december 2007 heeft de KNMG de inspectie laten weten dat zij het standpunt van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG) onderschrijft dat ook bij volwassen vrouwen besnijdenis moet worden verworpen. Op 3 december 2007 heeft u de reactie van de minister van VWS op dit rapport ontvangen.

De IGZ kan met de haar toegekende bevoegdheden uitstekend uit de voeten om op te treden tegen vrouwelijke genitale verminking door zorgverleners en in zorginstellingen. Serieuze meldingen kunnen door de IGZ zo nodig nader onderzocht worden. Ik verwacht uiteraard dat de IGZ mij op de hoogte stelt indien zij van de norm afwijkende zaken op het spoor komt zodat ik beoordelen kan of aanvullende beleidsinitiatieven nodig zijn.

Opsporing en vervolging
Ik start samen met de minster van Justitie een onderzoek naar de knelpunten en mogelijkheden voor actieve opsporing en vervolging onder meer door middel van casusonderzoek en het analyseren van `best practices' uit andere Europese landen, zoals in Frankrijk waar een meldplicht geldt. Daar zijn al meerdere daders opgespoord, vervolgd en gestraft.

Daarnaast pleit ik voor Europese agendering van VGV. Ik neem in 2008 het initiatief om met enkele Europese landen te bespreken hoe de samenwerking bij opsporing van VGV verbeterd kan worden. Ik organiseer een conferentie waarbij deze landen worden uitgenodigd met als doel de aanpak te bespreken en ervaringen en goede voorbeelden uit te wisselen.

Tot slot wil ik u mededelen dat uw Kamer binnenkort een breed wetsvoorstel, waaronder de aanvang van de verjaringstermijn bij VGV ontvangt van mijn collega, de minister van Justitie. Het voorstel is om de verjaringstermijn te laten beginnen wanneer het slachtoffer van VGV de leeftijd van achttien jaren bereikt. Het slachtoffer krijgt daarmee meer tijd om als volwassene na te denken over de verminking en zich bewust te worden van de mogelijkheid van aangifte, haar wensen en de gevolgen daaromtrent.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

mw. dr. J. Bussemaker.