Ministerie van Financiën

Reactie minister van Financiën op brief Joods Maatschappelijk Werk

Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken
Joods Maatschappelijk Werk (JMW)
t.a.v. de heer Vuijsje
De Lairessestraat 145-147
1075 HJ Amsterdam
Datum
Ons kenmerk 12 maart 2008

Uw brief (Kenmerk)
HV/JB/07-213
BJZ 2007-772 U
Onderwerp
Artikel 2-Fonds
Geachte heer Vuijsje, '

Hierbij reageer ik op uw brief van 19 december jl. over het Artikel 2-Fonds, alsmede uw brief van 2 november jl. over dezelfde kwestie, welke tevens was gericht aan staatssecretaris Bussemaker, en de brief die u hierover aan de Tweede Kamer heeft gestuurd (Fin07-547). Een afschrift van deze reactie stuur ik, op verzoek van de vaste kamercommissie voor Financiën, aan de Tweede Kamer. Over het Duitse Artikel 2-Fonds voor vervolgingsslachtoffers van de Tweede Wereldoorlog zijn zoals u weet eerder schriftelijke vragen gesteld door het Kamerlid Van Baalen (vergaderjaar 2005-2006, 1861). In reactie op deze vragen heeft toenmalig minister Bot namens de Nederlandse regering aangegeven, geen reden te zien om deze kwestie bij de Duitse regering aan de orde te stellen. Reden hiervoor was onder andere dat het hierbij gaat om afspraken tussen de Jewish Claims Conference (JCC) en de Duitse regering over een fonds, waarvan de criteria om hier een beroep op te doen, zoals het niet eerder ontvangen hebben van een schadeloosstelling, van meet af aan bekend waren. Ook de compensatie in de vorm van de CADSU II betalingen was en is een uitsluitingsgrond. Deze laatste regeling is gebaseerd op een Financieel Verdrag tussen de Nederlandse en Duitse regering uit 1960. Naar aanleiding van uw correspondentie heb ik op 21 januari 2008 met u gesproken. Ik vind het belangrijk om mij ook op deze manier op de hoogte te laten stellen en heb dit als een prettig gesprek ervaren. In het gesprek heb ik u toegezegd om over de kwestie rond het Artikel 2-Fonds nog eens contact te zullen opnemen met de voor dit onderwerp eerstverantwoordelijke bewindslieden. Dit zijn minister Verhagen van Buitenlandse Zaken en staatssecretaris Bussemaker van VWS, die verantwoordelijk is voor het beleid inzake oorlogsgetroffenen. Naar aanleiding van dit contact is door betrokken ministeries de door u aangekaarte problematiek nog eens goed bekeken. Overigens is door mijn ministerie in 2007, naar aanleiding van uw eerdere 2 / 2 contact met mijn ambtsvoorganger, nader contact gezocht met het Duitse ministerie van Financiën. Hierbij is het door u aangehaalde onderzoek van mevrouw Peters voorgelegd. Deze contacten hebben niet geleid tot nieuwe inzichten, voor wat betreft de bemoeienis van de Nederlandse overheid in deze kwestie. Ook ziet het Duitse ministerie van Financiën in de voorgelegde argumenten uit het genoemde onderzoek geen aanleiding om het Duitse standpunt in deze zaak te herzien. De overeenkomst met de JCC blijft volgens het Duitse ministerie van Financiën een humanitair gebaar naar vervolgingsslachtoffers die niet eerder voor een uitkering in aanmerking kwamen. Er is derhalve voor mij geen aanleiding voor verdere bemoeienis met deze kwestie. Hoogachtend,
De Minister van Financiën
Wouter Bos