KNMG

Ontwikkeling EPD moet sneller kunnen

De federatie KNMG maakt zich zorgen over de te trage voortgang van de EPD-ontwikkeling. Dit moet sneller en beter kunnen.

Wat is er ook alweer aan de hand?

Afgelopen jaren is een landelijke infrastructuur ontwikkeld voor de uitwisseling van elektronische patiëntengegevens. Via deze infrastructuur moeten (op den duur) alle stromen patiëntgegevens lopen, zodat zorgverleners in heel Nederland alle relevante medische gegevens kunnen "aftappen" van een patiënt van wie zij medebehandelaar zijn. Dit onder strikte voorwaarden van privacybescherming en afscherming van die delen van het dossier, die de patiënt niet aan andere zorgverleners dan de eigen huisarts wil tonen. Om gegevens te kunnen "aftappen" moet de zorgverlener zijn aangesloten op het landelijk schakelpunt (LSP), een soort knooppunt dat alle gegevensstromen regelt. Zorgverleners krijgen een UZI pas (Unieke Zorgverleners Identificatie), die via een paslezer op de computer toegang geeft tot het systeem. De patiënt wordt bij het systeem geïdentificeerd via het (nog niet door het parlement geaccordeerde) burgerservicenummer in de zorg. Op die wijze kan worden verzekerd dat de zorgverlener de behandelaar is van de betreffende patiënt, en dat de zorgverlener toegang mag hebben tot diens elektronisch patiëntendossier.

Op dit moment worden het Elektronisch Medicatie Dossier (EMD) en het Waarneem Dossier Huisartsen (WDH) in pilots uitgeprobeerd in enkele regio's van het land. Deze dossiers zijn belangrijke onderdelen van het EPD, maar fungeren ook als een proeftuin. Omdat de invoering aan alle landelijke normen moet voldoen en ook technisch goed in elkaar moet zitten, verloopt de invoering erg langzaam. Dat komt deels ook door technische problemen rond computersystemen en software. Er worden inmiddels ook andere delen van het EPD voorbereid, zoals het e-laboratoriumdossier en het e-diabetesdossier. Dat gaat volgens dezelfde landelijke principes: de modules moeten in de landelijke infrastructuur passen, en aan alle technische en inhoudelijke (rand)voorwaarden alsmede privacy-vereisten voldoen, alvorens ze kunnen worden uitgeprobeerd. Daarom vrezen we ook bij deze modules dat de ontwikkeling, het uittesten, de pilotfase en uiteindelijk de landelijke invoering erg lang gaan duren.

Het is een misvatting dat het EPD van meet af aan een landelijk systeem moet zijn en dat alle gegevensuitwisseling in principe landelijk plaats zou moeten vinden. Met dit idee wordt de realiteit in de zorg geen dienst bewezen. We moeten niet vergeten dat het gaat om de dagelijkse uitwisseling van patiëntengegevens. Maar een heel klein gedeelte, naar schatting 2-5 %, van de dagelijkse gegevensuitwisseling, is landelijk; de rest vindt lokaal / regionaal plaats. Dàt is de dagelijkse realiteit in de zorg. En we moeten ervoor zorgen dat dit zo snel mogelijk langs elektronische weg mogelijk wordt. Dat komt de kwaliteit van zorg ten goede. We moeten dus niet wachten tot er landelijke applicaties zijn ontwikkeld, die in alle opzichten aan de landelijke vereisten en normen en technische specificaties voldoen. We zien namelijk dat dat veel te lang duurt. We moeten voorrang geven aan regionale ontwikkelingen en systemen, en van daar uit toewerken naar landelijke uniformiteit.

Alle inspanningen moeten op de regionale situatie worden gericht. De landelijke regievoerders (VWS, NICTIZ) moeten zich richten op de ontwikkeling van standaarden voor uniformering van datauitwisseling, privacyvereisten, beveiligingseisen e.d.. De regionale ICT-netwerken, ondersteund door de landelijke koepelorganisaties en gefaciliteerd door het ministerie van VWS en zorgverzekeraars, zouden er vervolgens primair voor moeten zorgen dat op basis van die standaarden de applicaties worden ontwikkeld voor gegevensuitwisseling die in de regio als noodzakelijk worden gezien. Op deze wijze komen de kernactiviteiten van de implementatie van ICT in de zorg weer daar te liggen waar de zorg om vraagt: bij de gegevensuitwisseling in de regio.

Heeft u opmerkingen of vragen? Mailt u naar Lode Wigersma, directeur Beleid KNMG, via l.wigersma@fed.knmg.nl.