Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33 www.szw.nl
2513AA22XA

Ons kenmerk ARBO/P&G/2008/5291 Datum 14 maart 2008

Onderwerp Eindevaluatie Programma VASt

Hierbij bied ik u de evaluatie aan van het stimuleringsprogramma Versterking Arbeidsomstandighedenbeleid Stoffen (VASt). Het programma was er vanaf 2003 op gericht om het werken met gevaarlijke stoffen veiliger te maken, met speciale aandacht voor het MKB. In oktober 2007 is het programma afgerond. De evaluatie is met name gebaseerd op een tweetal onderzoeken, waarvan u de rapportages bij deze brief aantreft: het rapport "Opbrengstenanalyse VASt - Programma" door Bureau Bartels en het rapport "Eindmeting VASt" door TNO Kwaliteit van Leven.

Partijen hebben op sectorniveau meer verantwoordelijkheid genomen voor het eigen stoffenbeleid, zo blijkt uit de evaluatie. Het onderwerp is hoger op de agenda gekomen en het bewustzijn is toegenomen. Er zijn bijna tweemaal zoveel actieplannen uitgevoerd dan oorspronkelijk verwacht; de uitvoering is succesvol verlopen en alle beoogde maatregelen en instrumenten zijn ontwikkeld. Al met al wordt het werken met gevaarlijke stoffen veiliger.


1. Opzet van het programma


1.1 Ruimte voor maatwerk
Het idee achter het programma VASt was om betrokken partijen de ruimte te laten om vorm te geven aan hun eigen stoffenbeleid en hen daarbij waar nodig te stimuleren. Hiermee speelde het programma in op de veranderende rol van de overheid: ruimte laten voor maatwerk en voorwaarden scheppen voor werkgevers en werknemers om hun eigen verantwoordelijkheid voor goede arbeidsomstandigheden waar te kunnen maken. Om dit te bereiken zette VASt in op
3 niveaus: koepelniveau, branches en ketens1, en bedrijven. Het programma VASt was aan de `bovenkant' verankerd via het Convenant Stoffen, waaraan VNO-NCW, MKB-NL, vijf departementen (SZW, EZ, VROM, VWS en V&W) en 23 branche- en werknemersorganisaties deelnamen. VASt speelde ook in op REACH2, het nieuwe Europese beleid over gevaarlijke stoffen. Deze samenwerking heeft zijn vruchten afgeworpen. In een eind 2006 uitgevoerde evaluatie3 concluderen de ondertekenaars dat het Convenant Stoffen is geslaagd. Het


1 Partijen (vaak brancheorganisaties) in een productketen, zoals leveranciers, importeurs/fomuleerders en (eind)gebruikers.
2 Registration, Evaluation and Authorisation of CHemicals.
3 "Eindevaluatie Convenant Stoffen, versterken infrastructuur in productketens, branches en bedrijven", 30 januari 2004 ­ 31 december 2006". Coördinerend Overleg Convenant Stoffen, januari 2007.

Ons kenmerk ARBO/P&G/2008/5291

Nederlandse bedrijfsleven heeft mede dankzij het convenant en het VASt-traject een relatieve voorsprong genomen op andere landen in Europa om te kunnen voldoen aan REACH.


1.2 In gezamenlijke financiering
De kosten voor het opstellen en het uitvoeren van de actieplannen (circa 10 miljoen euro) werden evenredig gedragen door het bedrijfsleven en het ministerie. Aan bedrijventerreinen en gerelateerde projecten werd circa 0,8 miljoen besteed. Daarnaast heeft het programma VASt de ontwikkeling van instrumenten gefinancierd ten bedrage van 3 miljoen euro. De kosten die verband houden met de organisatie van het programma en de directe ondersteuning van partijen bij de totstandkoming en uitvoering van de actieplannen, bedroegen circa 1,6 miljoen euro. Aan communicatie, waaronder de ontwikkeling en actualisatie van de VASt-website, werd circa 0,9 miljoen euro besteed. Resumerend bedragen de totale kosten van het programma VASt circa
16,3 miljoen euro, waarvan 11,3 miljoen euro door het Ministerie van SZW en circa 5 miljoen euro door het bedrijfsleven is gedragen.


2. Resultaten


2.1 Bereik groter dan de doelstelling
Op branche- en ketenniveau werd ingezet op het uitvoeren van in totaal 13 VASt-actieplannen. Uiteindelijk zijn bijna tweemaal zoveel actieplannen tot stand gebracht en uitgevoerd. Daarnaast is bij twee bedrijventerreinen in een project het lokale netwerk versterkt tussen bedrijven onderling en tussen bedrijven en gemeente (brandweer). Circa 64 organisaties zijn betrokken bij een of meerdere actieplannen, en via hen in potentie in totaal ca. 183.000 bedrijven. Al met al komt het potentiële bereik van het VASt-programma op ruim 2 miljoen werkenden


2.2 Nieuwe instrumenten
Het programma VASt heeft naast de totstandkoming en uitvoering van de actieplannen, ook de ontwikkeling van instrumenten mogelijk gemaakt die de actieve sectoren belangrijk hebben ondersteund. Daarnaast hebben ze ook in Europa betekenis gekregen. Dit geldt met name voor het instrument Stoffenmanager. De Stoffenmanager is een digitaal instrument voor het MKB voor het opstellen van de risico-inventarisatie en risico-evaluatie (RI&E) en het Plan van Aanpak (PvA) voor gevaarlijke stoffen. Het instrument verlaagt als zodanig ook de lastendruk voor bedrijven. In circa de helft van de VASt-trajecten is de Stoffenmanager door partijen verder doorontwikkeld tot een naadloos bij bedrijven aansluitend, branchespecifiek instrument. Andere instrumenten zijn PIMEX4, waarmee de gevaren van inademing van stoffen zichtbaar wordt gemaakt en daardoor een krachtig instrument om het risicobewustzijn te vergroten. Met het instrument AWARE5 wordt een code gegeven waarmee díe middelen (o.a. verfproducten) kunnen worden gekozen die de minste risico's opleveren voor de werknemer. De nationale


4 PIcture Mix EXposure. Het instrument combineert een video-opname van een bedrijfssituatie of handeling en meet gelijktijdig het vrijkomen van de hoeveelheid gevaarlijke stof(fen).
5 Adequate Warning and Air Requirement. 2

Ons kenmerk ARBO/P&G/2008/5291

blootstellingsdatabase STEAMbase6 tenslotte is een database met een groot aantal meetresultaten van luchtmetingen, die de ontwikkeling van de RI&E en het PvA op bedrijfsniveau kan ondersteunen.


2.3 Meer risicobewustzijn, goede resultaten
De Opbrengstenanalyse heeft zich vooral gericht op de relevantie en de effecten van het VASt- programma in branches, bedrijven, instellingen e.d. die actief zijn geweest binnen VASt of om een andere reden met VASt te maken hebben gekregen (bijvoorbeeld omdat ze als hoog- risicobedrijfstak waren aangemerkt).
In Bijlage 1 (tabel 2) zijn de belangrijkste resultaten uit de Opbrengstenanalyse samengevat.

Een grote meerderheid van de respondenten is tevreden met de resultaten die geboekt zijn. De betekenis van het VASt-programma wordt gezien als groot (met een rapportcijfer van bijna een acht). VASt heeft met name bijgedragen aan het beschikbaar komen van meer stoffenkennis, aan bundeling van de bestaande kennis en aan een betere ontsluiting van deze kennis voor bedrijven. Het bewustzijn over veilig werken met stoffen is toegenomen. Verder leert de Opbrengstenanalyse dat, hoewel bijna de helft van de branches met een actieplan de uitvoeringstermijn als (te) kort heeft ervaren, vrijwel alle instrumenten en maatregelen uit de actieplannen daadwerkelijk zijn gerealiseerd.
Respondenten geven aan dat borging, het op één of andere manier verankeren van de resultaten, een belangrijk actiepunt is in de komende tijd. Het merendeel van de branches heeft inmiddels borgingsafspraken gemaakt. Uit de interviews constateren de onderzoekers dat de uitrol van de instrumenten vooral de komende periode gestalte zal gaan krijgen. Dit betekent ook dat de trends als gemeten in de `Eindmeting', die hierna wordt beschreven, zich nog verder positief zullen ontwikkelen.

Niet deelnemende partijen
Uit de reacties van respondenten van sectoren die niet aan het VASt-programma hebben deelgenomen en veelvuldig met gevaarlijke stoffen werken, blijkt dat het programma VASt ook daar uitstralingseffecten heeft. Meerdere instellingen uit deze categorie zijn gestart met de implementatie van instrumenten uit het Programma VASt in hun sectoraal arbobeleid of hebben zich dat voorgenomen.


2.4 Kwantitatieve resultaten zijn zichtbaar
Het VASt- programma was zo opgezet dat het, bijvoorbeeld via de inzet van branche- organisaties, ook effecten zou kunnen hebben op bedrijven die niet aan het VASt-programma deelnamen. Dat mogelijke effect is gemeten in de Eindmeting onder een steekproef van 2250 willekeurig gekozen bedrijven die met gevaarlijke stoffen werken. Deze meting zegt iets over effecten op de totale groep bedrijven in Nederland. De Eindmeting is een herhaling van de


6 SToffenmanager Exposure And Modelling database. 3

Ons kenmerk ARBO/P&G/2008/5291

nulmeting uit 2004. De trends in belangrijke indicatoren voor het stoffenbeleid zijn in bijlage 1 opgenomen (tabel 3).

Bij vier van de zes indicatoren voor stoffenbeleid doen zich relevante trends voor. Het gebruik van een branche RI&E voor stoffen, ontvangen van veiligheidsinformatiebladen van leveranciers, en het geven van werkvoorschriften over gezond werken met stoffen zijn alle duidelijk verbeterd. Het gebruik van een door de branche ontwikkeld stoffeninstrument bij de RI&E is zelfs meer dan verdubbeld. De tevredenheid met de ter beschikking staande informatie over stoffen is afgenomen. Men zou zich meer bewust kunnen zijn van risico's, waardoor de informatiebehoefte is toegenomen.
Bij de overige twee indicatoren zijn er (nog) geen relevante trends waarneembaar.

Hiernaast blijkt uit het onderzoek dat een groter aantal bedrijven bronmaatregelen neemt om de blootstelling aan stoffen te beheersen (bijvoorbeeld door het vervangen van gevaarlijke stoffen door minder gevaarlijke, of het gebruiken van afzuiginstallaties). Bovendien stelt 56% van de bedrijven dat er sinds de afgelopen drie jaar veiliger met gevaarlijke stoffen wordt gewerkt.

Als laatste dient opgemerkt te worden dat vele factoren van invloed zijn op het voeren van een goed stoffenbeleid in bedrijven. Op basis van het onderzoek blijkt het lastig een eenduidige relatie te leggen tussen het VASt-programma en de waargenomen trends in de indicatoren.


2.5 De resultaten samengevat
De grote respons op het `VASt-instrumentaanbod' en de grote mate van tevredenheid van de gebruikers, maakt duidelijk dat het programma goed aansloot bij de behoeften. In het kader van VASt is een aantal waardevolle instrumenten ontwikkeld, die vaak door betrokken partijen branchespecifiek gemaakt zijn. Branches en andere intermediaire organisaties zijn zeer positief over de behaalde resultaten. Hoewel de uitvoeringstermijn als kort werd ervaren zijn in nagenoeg alle gevallen de voorgenomen activiteiten uitgevoerd. Er is meer kennis over de gevaren van stoffen en over beheersingsmaatregelen verzameld, die vervolgens ook beter toegankelijk is gemaakt voor bedrijven. Daarnaast is ook het bewustzijn in de branche over het veilig werken met stoffen toegenomen. Sinds 2004 is er bij vier van de zes indicatoren voor het stoffenbeleid een niet-toevallige positieve trend te zien. Verwacht mag worden dat de positieve ontwikkeling zich nog verder door zal zetten door verdere uitrol van instrumenten naar de bedrijven. Meer dan de helft van alle werkgevers geeft aan dat er veiliger met gevaarlijke stoffen wordt gewerkt dan drie jaar geleden, en dat niet meteen naar persoonlijke beschermingsmiddelen wordt gegrepen, maar eerst het gebruik van andere organisatorische of technische maatregelen wordt onderzocht.


3. Hoe verder?

Het Programma VASt heeft laten zien dat bedrijven en branches hun eigen verantwoordelijkheid beter en makkelijker kunnen waarmaken met de in het programma
---

Ons kenmerk ARBO/P&G/2008/5291

ontwikkelde instrumenten. Deze instrumenten hadden moeilijk door individuele bedrijven/branches ontwikkeld kunnen worden. Een primaire rol ligt nu bij werkgevers en werknemers om de bereikte resultaten te incorporeren in hun branche- of bedrijfsbeleid. Mijn inzet richt zich op het ondersteunen van dat proces, daar waar nodig.


3.1 Van elkaar leren
Sectoren kunnen onderling nog veel van elkaar leren. Zoals blijkt uit de Opbrengstenanalyse is er een behoefte bij de deelnemers van het programma om elkaars resultaten te delen. Met name de implementatie binnen de sector en de borging zijn belangrijke onderwerpen. Ik verwacht dat de sectoren in eerste instantie zelf initiatieven zullen ondernemen om kennisuitwisseling te bevorderen. Waar nodig zal ik hierin ondersteunen opdat als het ware een zelflerend netwerk ontstaat.
Via interviews zijn de behaalde resultaten per sector verzameld en opgetekend in de map "Een fundament voor de toekomst; resultaten VASt-project per branche" (bijlage 3) die ik naar sectoren zal verspreiden en via internet toegankelijk zal stellen.


3.2 Interactiviteit in het `Vraaggestuurd Programma' Het aanbieden van concrete laagdrempelige instrumenten die sectoren verder door kunnen ontwikkelen, werkt, zo blijkt uit de Opbrengstenanalyse. Zo hebben sectoren in 10 actieplannen de Stoffenmanager meer branchespecifiek gemaakt. Dit is mogelijk omdat het `open source' programmatuur betreft die vrij toegankelijk is gemaakt door het ministerie. Met die ervaring uit het Programma VASt zal ik sectoren actief betrekken bij de programmering en de uitvoering van het Vraaggestuurd Programma7.


3.3 Kennis blijft voorhanden via het Arboportaal
Ook sectoren en bedrijven die niet actief hebben deelgenomen aan het Programma VASt, hebben interesse in de ontwikkelde instrumenten. De kennis over het veilig werken met gevaarlijke stoffen, de resultaten van de sectoren die hebben deelgenomen aan VASt en de ontwikkelde instrumenten, zullen via de SZW-website www.arboportaal.nl beschikbaar blijven.


3.4 Handhaving
De binnen het Programma VASt door sectoren gemaakt afspraken en ontwikkelde instrumenten, zullen in het kader van het Nieuwe Inspecteren8 worden meegenomen door de Arbeidsinspectie. Zo zijn in een aantal sectorbrochures van de Arbeidsinspectie sectorinstrumenten opgenomen.


3.5 De Europese dimensie ­ actualiseren instrumenten Het binnen VASt ontwikkelde instrument Stoffenmanager is opgenomen in een van de technische richtlijnen voor bedrijven om te voldoen aan REACH. Dit heeft een gunstige uitwerking voor het Nederlandse bedrijfsleven, omdat bedrijven die de Stoffenmanager


7 Een door de overheid gefinancierd en door TNO uitgevoerd meerjarig onderzoeksprogramma.
8 Het inspectiebeleid van de Arbeidsinspectie onder de nieuwe Arbowet. 5

Ons kenmerk ARBO/P&G/2008/5291

gebruiken, ook op eenvoudige wijze aan een deel van REACH-verplichtingen voldoen. Ik vind het belangrijk dat dit instrument ook in de toekomst van betekenis blijft voor (potentiële) gebruikers. Dit kan enerzijds door het instrument te actualiseren wanneer de noodzaak daartoe blijkt, en door het instrument beschikbaar te houden. Dit geldt ook voor andere instrumenten zoals AWARE, waar ik u in mijn brief van 21 december 2007 over informeerde.


4. Tot slot

Ik ben ingenomen met de resultaten van het Programma VASt. Er is sprake van positieve ontwikkelingen en verwacht mag worden dat deze zich de komende periode verder door zullen zetten. Daarmee is een stevig fundament gelegd voor een belangrijke versterking van het stoffenbeleid in bedrijven. Blijkens de Opbrengstenanalyse heeft men goede afspraken over borging of is daarmee doende. Ten tijde van het onderzoek hadden al vier sectoren de ontwikkelde instrumenten opgenomen in hun arbocatalogus. Dat vind ik een mooi begin en ik ga er van uit dat er meer zullen volgen.
VASt is hiermee ten einde, maar de inzet op het verbeteren van het werken met gevaarlijke stoffen niet. Branches en werkgevers en werknemers in individuele bedrijven zijn hier nu mee aan de slag. Met het programma VASt en de bovenbeschreven follow-up zijn er voor hen gunstige voorwaarden gecreëerd om deze verantwoordelijkheid te kunnen waarmaken. Mocht het nodig blijken, dan blijf ik ook in de toekomst openstaan voor een dergelijke ondersteuning als bedrijven daardoor hun eigen verantwoordelijkheid beter kunnen waarmaken.

Hoogachtend,
de Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(J.P.H. Donner)

Bijlage(n):

1. Belangrijkste resultaten in tabellen

2. Rapport "Opbrengstenanalyse VASt-Programma", Bureau Bartels
3. Rapport "Eindmeting VASt", TNO Kwaliteit van Leven
4. Map "Een fundament voor de toekomst: resultaten VASt-project per branche"
---

Ons kenmerk ARBO/P&G/2008/5291

Bijlage 1: Belangrijkste resultaten in tabellen

Tabel 1: Bereik van het programma VASt
Doelgroep Aantal Ketens en branches (actieplannen) 24 (Branche)organisaties en instellingen 64 Totaal aantal bedrijven 183.000 Totaal aantal werknemers 2 miljoen

Tabel 2: Belangrijke resultaten van de Opbrengstenanalyse Onderwerp Omvang
1. Gemiddeld rapportcijfer van alle respondenten (van 1 tot 10) 8
2. Percentage respondenten dat een substantiële toename van het 83% risicobewustzijn constateert

3. Percentage branchevertegenwoordigers dat tevreden is met de 75% resultaten

4. Percentage branchevertegenwoordigers dat alle instrumenten en ca. 100% maatregelen daadwerkelijk heeft ontwikkeld

5. Percentage branchevertegenwoordigers dat de uitvoeringstermijn van ca. 50% de actieplannen (te) kort vond

6. Percentage actieplannen waaraan meerdere spelers in een 38% productketen uitvoering hebben gegeven

Tabel 3 Belangrijke resultaten van de Eindmeting en de trends t.o.v. 2004 De vetgedrukte cijfers geven een significante (niet-toevallige) verandering weer. Nr. Indicatoren stoffenbeleid 2004 2007
1. Bedrijven die een door de branche ontwikkelde stoffen-RIE 7% 15% gebruiken

2. Bedrijven die de blootstelling aan stoffen beoordelen (door meten of 24% 22% schatten)

3. Bedrijven die bijna nooit of nooit een VIB ontvangen van de 35% 25% leverancier

4. Bedrijven die de branche- organisatie actief en behulpzaam vinden op 55% 53% het gebied van stoffen

5. Bedrijven die werknemers werkvoorschriften geven over veilig en 54% 59% gezond werken met stoffen

6. Bedrijven die tevreden zijn over de informatie die ter beschikking 76% 64% staat over stoffen en gezondheidsrisico's


---