Inspectie v/h Onderwijs



* Toezicht op burgerschap: normering aangepast

Toezicht op burgerschap: normering aangepast

Situatie tot 1 februari 2008
Sinds eind 2006 houdt de inspectie toezicht op de manier waarop scholen invulling geven aan de bevordering van `actief burgerschap en sociale integratie'. De uitgangspunten en uitwerking van dit toezicht zijn beschreven in de brochure Toezicht op Burgerschap en integratie.

Hoewel de inspectie zich tot nu een beeld vormde van de kwaliteit op alle aandachtspunten uit het toezichtkader - en de school zonodig op tekorten aansprak - concentreerde de beoordeling zich op de aandacht van de school voor mogelijke risico's. Een school ontving een beoordeling als `onvoldoende' indien het onderwijs van de school strijdig was met de basiswaarden van de democratische rechtsstaat, of als de leerlingen risico liepen bij het bereiken van burgerschapsdoelen en de school daarop niet adequaat reageerde.

Situatie vanaf 1 februari 2008
De bovengenoemde werkwijze blijft van toepassing. Met ingang van 1 februari 2008 wordt het oordeel over de kwaliteit echter met enkele aandachtspunten uitgebreid.

De kwaliteit van burgerschapsonderwijs wordt als onvoldoende beoordeeld, indien de school niet beschikt over een visie, waarin de opvatting van de school over burgerschap is aangegeven. Deze visie dient planmatig te zijn uitgewerkt in doelen en een onderwijsaanbod waarmee de school die visie wil realiseren. Ook is van belang dat de school de visie en de manier waarop ze burgerschap bevordert, voor ouders, leerlingen en omgeving inzichtelijk maakt. Dat kan bijvoorbeeld door een verantwoording in de schoolgids.

Bij de invulling van onderwijsaanbod voor bevordering van burgerschap spelen meerdere dimensies een rol. Het gaat om de competenties om met andere mensen om te gaan, om voorbereiding op deelname aan de Nederlandse samenleving, om bevordering van de basiswaarden van de democratische rechtsstaat en om het, als school, ook zelf in de praktijk brengen van burgerschap. In het onderwijs van de school moet aan tenminste twee van deze vier dimensies voldoende aandacht worden besteed.

Een verdere omschrijving van de aandachtspunten bij het toezicht op burgerschapsonderwijs is te vinden in de brochure Toezicht op Burgerschap en integratie.

Samenvatting: herziening normering toezicht burgerschap Met ingang van 1 februari 2008 worden de volgende aandachtspunten uit het toezichtkader `Actief burgerschap en sociale integratie' betrokken bij de beoordeling van de kwaliteit van het onderwijs ter bevordering van burgerschap:

Kwaliteitszorg onderwijs voor bevordering van burgerschap
* Aandachtspunt 1: De school heeft een visie op wijze waarop ze burgerschap en integratie wil bevorderen, geeft daar planmatig invulling aan en stelt doelen.

* Aandachtspunt 2: De school verantwoordt de wijze waarop ze invulling geeft aan bevordering van burgerschap.
* Aandachtspunt 4*: de school heeft inzicht in mogelijke risico's rond burgerschap onder leerlingen en speelt daar bij de invulling van het onderwijs zonodig op in.

Onderwijsaanbod voor bevordering van burgerschap
* Aandachtspunten 1 t/m 4: minimaal twee van de vier zijn in de praktijk voldoende zichtbaar.

* Aandachtspunt 3*: het onderwijs van de school is niet strijdig met basiswaarden en corrigeert uitlating van leerlingen als dat nodig is.

In het toezicht worden zonodig ook de andere aandachtspunten uit het toezichtkader `Actief burgerschap en sociale integratie' aan de orde gesteld. Het oordeel over de kwaliteit van het onderwijs ter bevordering van burgerschap is echter alleen gebaseerd op de bovengenoemde aandachtspunten.
Voor de beschrijving van deze aandachtspunten zie de brochure Toezicht op Burgerschap en integratie {link toevoegen}.


*Noot: indien sprake is van onderwijs dat strijdig is met basiswaarden (aandachtspunt 3), volgt altijd een geïntensiveerd toezichttraject.

Motivatie en achtergrond
De herziening van de normering is onder meer op de volgende overwegingen gebaseerd.

Sinds het van kracht worden van de wettelijke opdracht tot bevordering van burgerschap op 1 februari 2006, zijn twee jaar verstreken. Deze periode bood een redelijke termijn voor implementatie. Waar de genoemde aandachtspunten nu onvoldoende zijn gerealiseerd, is het van belang dat zichtbaar te maken en verbetering te bevorderen. Zonodig kan daaraan ook via verbeterafspraken met het bevoegd gezag vervolg worden gegeven.

De wettelijke opdracht geeft scholen ruimte zelf de invulling te kiezen die ze aan bevordering van burgerschap en integratie willen geven. Zowel de ontwikkeling van een visie en de planmatige uitwerking daarvan in het onderwijsaanbod, als transparantie en verantwoording zijn dan belangrijke voorwaarden. Scholen die daarin nog onvoldoende slagen, lopen risico bij de verdere realisering van bevordering van burgerschap.

Scholen geven sinds geruime tijd aandacht aan bevordering van sociale competenties als een van de onderdelen van het onderwijsaanbod burgerschap. Ook kunnen scholen gebruikmaken van voldoende beschikbare kennis, deskundigheid en aanpakken. Zowel de relatief gevorderde onderwijspraktijk als de beschikbare kennis maken dat op dit punt van scholen gevraagd kan worden, dat het aangeboden onderwijs voldoet aan minimale eisen van kwaliteit. Het criterium van `twee uit vier' voor de onderdelen van het onderwijsaanbod, komt voor de meeste scholen dus feitelijk neer op de eis dat na twee jaar tenminste één (extra) aandachtspunt voldoende is.

In overleg met minister en belangenorganisaties is bij de invoering van het toezichtkader burgerschap gekozen voor een gefaseerde uitbouw van het toezicht. De verdere invulling van de eisen die op langere termijn gesteld kunnen worden, kan zo mede worden gebaseerd op de ontwikkelingen in de praktijk, op de groei van wetenschappelijke kennis en op consensus in veld en samenleving.

De huidige herziening van de normering betreft een wijziging van het toezichtkader zoals dat met ingang van 1 oktober 2006 van toepassing was. Dat kader blijft voor de overige onderdelen zonder verdere wijziging van toepassing. In het najaar van 2007 is met de belangenorganisaties in het onderwijs formeel overleg gevoerd over de herziening van de normering. Deze is vervolgens vastgesteld door de inspecteur-generaal van het Onderwijs, goedgekeurd door de staatssecretarissen van OCW en gepubliceerd in de Staatscourant van 30 januari 2008.