eigen bijdrage AWBZ

Antwoorden op kamervragen over de eigen bijdrage AWBZ

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport



De Voorzitter van de Eerste Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20017
2500 EA DEN HAAG

DZ-K-U-2834655

14 maart 2008

Antwoorden van staatssecretaris Bussemaker op kamervragen van de Kamerleden Putters (PvdA) en Van den Berg (SGP) over de eigen bijdrage AWBZ (140.342/YTB/eos).

Vraag 1
Is het bekend dat door de verhoging van de eigen bijdragen in de AWBZ voor sommigen cliënten het maandelijkse budget, na afloop van de gewenningsperiode, met bijna 25% is gedaald.

Antwoord 1
Met ingang van 1 januari 2008 is de zogenaamde overgangsregeling afgelopen. Als gevolg daarvan gaan verzekerden die onder deze regeling vielen aan eigen bijdragen voor het verblijf met zorg in een AWBZ-instelling hetzelfde betalen als andere verzekerden met hetzelfde inkomen die in een AWBZ-instelling verblijven. Overeenkomstig de in de Tweede Kamer levende wens zal de stijging van de eigen bijdrage die daarvan het gevolg is geleidelijk verlopen. Met het oog hierop heb ik besloten tot invoering van een gewenningsregeling via het CAK. Ik verwijs hiervoor naar mijn brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer van 20 december 2007 (Kamerstukken II, 2007/08, 31 294, nr.5)

Vraag 2
Welke onderliggende visie op de eigen bijdragen in de AWBZ hanteert u en hoe verhoudt zich dit tot de eigen bijdragen in de Zorgverzekeringswet en de Wmo?

Antwoord 2
De eigen bijdragen op grond van de AWBZ zijn gebaseerd op het besparingsmotief en op het medefinancieringsmotief. Voor eigen bijdragen geldt dat daarvan in beperkte mate een remmende werking wordt verwacht. De verplichting tot het betalen van een eigen bijdrage zal echter de draagkracht niet te boven dienen te gaan. Draagkracht is en blijft het leidende principe bij de eigen bijdragen in het kader van de AWBZ. De eigen bijdragen in het kader van de AWBZ zijn daarom ook inkomensafhankelijk. Dit geldt zowel voor de eigen bijdrage voor zorg met verblijf als voor de bijdrage voor zorg zonder verblijf. Een verzekerde die in een AWBZ-instelling verblijft, is overigens geen eigen bijdrage voor Wmo-voorzieningen verschuldigd. Ook is voorzien in anticumulatie met de eigen bijdrage voor zorg zonder verblijf. De eigen bijdragen op grond van de Zorgverzekeringswet betreffen in een aantal gevallen vermijdbare eigen bijdragen. De verzekerde kan deze bijdragen bij een genees- of een hulpmiddel in beginsel vermijden door te kiezen voor een goedkoper genees- of hulpmiddel. Ook kan sprake zijn van een bijdrage die zijn basis vindt in een besparing van kosten, bijvoorbeeld besparing op de kosten van gewone schoenen, indien de verzekerde is aangewezen op orthopedisch schoeisel. Daarnaast bestaan in de Zorgverzekeringswet ook bijdragen die dienen ter medefinanciering, bijvoorbeeld de eigen bijdrage voor de eerstelijns psycholoog.

Vraag 3
Op welke manier verwacht u dat de omvang van de eigen bijdragen in de AWBZ zich zal ontwikkelen?

Antwoord 3
In de begroting wordt nu rekening gehouden met een groei van de eigen bijdragen van ongeveer 3% per jaar. Die aanname houdt uiteraard geen rekening met wijzigingen in de AWBZ. Zo zal - bij wijze van voorbeeld
- beleid gericht op het scheiden van wonen en zorg ook invloed hebben op de omvang van de eigen bijdragen in de toekomst. Ook het advies dat de SER op verzoek van het kabinet zal uitbrengen, kan relevant zijn voor de ontwikkelingen op dit terrein.