Nederlands Instituut voor Ecologie


17-03-2008 Bar-type dodelijk voor koolmot, Nas-type beter bestand tegen wortelvlieg

Persbericht, 17 maart 2008

Bar-type dodelijk voor koolmot, Nas-type beter bestand tegen wortelvlieg

HETEREN (Gld.) / WAGENINGEN - Bij de plant Gewoon Barbarakruid ontdekten onderzoekers van het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) een ongewone eigenschap. Binnen de soort komen twee typen voor die in bijna alles hetzelfde zijn, met uitzondering van de chemische afweerstof die ze produceren. Dit verschil maakt Gewoon Barbarakruid bijzonder interessant voor ecologen om meer inzicht te krijgen in de complexe WAPENWEDLOOP tussen planten en hun belagers. Drs. Hanneke van Leur heeft er een promotieonderzoek naar gedaan bij het NIOO en mag haar bevinding maandag 17 maart verdedigen in Wageningen.

Dat Gewoon Barbarakruid hoge concentraties van de afweerstof glucobarbarine bevat, is allang bekend. De naam van de gifstof is zelfs verweven met de naam van de plant. Dat er op een aantal plekken in Nederland ook Gewoon Barbarakruid groeit, dat in plaats van glucobarbarine de afweerstof gluconasturtiine aanmaakt, is een opmerkelijk nieuwtje. Deze vondst leverde de INTRIGERENDE VRAAG op hoe het mogelijk is dat de twee afweertypen - voor het gemak BAR-type en NAS-type genoemd - naast elkaar kunnen blijven bestaan. Kennis hierover is van groot belang om natuurlijke biodiversiteit beter te begrijpen. Daarnaast levert het nuttige informatie op voor de landbouw om de plaagafweer van voedselgewassen te verbeteren.

Chemisch gezien is het VERSCHILtussen de beide afweerstoffen MINIEM: slechts één zuurstof-waterstof (OH) groep. Het effect op belagers kan echter aanzienlijk zijn omdat glucobarbarine en gluconasturtiine verschillende biologische effecten veroorzaken. In een kasexperiment heeft Hanneke van Leur aangetoond dat rupsen van de koolmot snel het loodje legden als ze op bladeren van het BAR-type werden gezet, terwijl ze zonder problemen van de NAS-planten konden eten. Op basis hiervan zou je verwachten dat het NAS-type het niet lang zou redden in het veld.

In een proeftuin waar beide chemotypen van Gewoon Barbarakruid zijn aangeplant, heeft de NIOO-onderzoekster exact bijgehouden welke belagers op welke planten voorkwamen, zowel boven de grond als bij het wortelstelsel. Daaruit kwam naar voren dat de keuze van de plaagbeestjes in het veld varieerde en dat enkele specialistische insecten, zoals aardvlooien, galmuggen en de larven van de wortelvlieg, een DUIDELIJKE AFKEER van het NAS-type vertoonden. De conclusie is dus dat de twee typen Gewoon Barbarakruid door verschillende groepen insecten worden aangevreten. Elk van de typen heeft daardoor een voordeel, maar ook een nadeel. De hoeveelheid geluk of ellende hangt er maar net van af welke plagen er opdoemen. Dat verklaart waarom de beide chemotypen naast elkaar bestaan.

Het NIOO is het onderzoeksinstituut voor ecologie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). Het bestaat uit drie centra: voor ecologie van kust en zee, van het zoete water en van het land. Bij het NIOO werken ongeveer 250 mensen. Op het NIOO-Centrum voor Terrestrische Ecologie in Heteren richten de onderzoekers zich op het leven op het land.