Hoge Raad wijst aanvraag tot herziening in Deventer moordzaak af

Deze zaak betreft de aanvrage tot herziening van de uitspraak van het hof 's-Hertogenbosch van 9 februari 2004 (zie LJN AO3222). Deze aanvrage is namens de heer E. Louwes op 27 juli 2006 bij de Hoge Raad ingediend door mr. G.G.J. Knoops, advocaat in Amsterdam. Op 15 november 2006 heeft de raadsman de aanvrage mondeling toegelicht.
Op 20 maart 2007 heeft de advocaat-generaal Machielse zijn conclusie genomen (zie LJN BA1024). In deze conclusie heeft hij de Hoge Raad geadviseerd om, alvorens verder te beslissen, uit zijn midden een raadsheer-commissaris aan te wijzen met het oog op het horen van twee verbalisanten, die op 18 oktober 1999 een getuige hebben gehoord, teneinde duidelijkheid te verschaffen over de inhoud van de verklaring die de getuige heeft afgelegd.
Subsidiair heeft advocaat-generaal Machielse geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvrage tot herziening ongegrond zal achten en deze zal afwijzen.
Op 5 juni 2007 heeft de Hoge Raad in een tussenarrest de aanbeveling van de advocaat-generaal gevolgd en een raadsheer-commissaris benoemd. De Hoge Raad heeft toen nog geen beslissing genomen over de gegrondheid van het herzieningsverzoek.
Nadat het verhoor van een zestal getuigen had plaatsgevonden heeft de advocaat-generaal op 22 januari 2008 een nadere conclusie genomen, waarin hij tot de slotsom is gekomen dat de herzieningsaanvraag in haar geheel ongegrond is.

De uitspraak van de Hoge Raad
Op 18 maart 2008 heeft de Hoge Raad de aanvraag tot herziening afgewezen.

Het gaat heel in het kort vooral om twee punten.


1. De waardering van het DNA bewijs.
Het hof heeft op grond van het onderzoek van het NFI geoordeeld dat het DNA van Louwes op de blouse van het slachtoffer is overgedragen bij een gewelddadig incident.
In de herzieningsaanvraag worden twijfels naar voren gebracht over de wijze waarop de overdracht van celmateriaal van Louwes heeft plaatsgevonden.
De Hoge Raad oordeelt dat deze niet aannemelijk maken dat het oordeel van het hof onjuist is.
Voorts oordeelt de Hoge Raad dat enige van die naar voren gebrachte twijfels reeds bij het hof aan de orde zijn geweest en om die reden onverenigbaar zijn met de herzieningsprocedure; zij kunnen immers daarom geen novum opleveren.


2. De positie van De J.
In de herzieningsaanvraag wordt gesteld dat De J. ten onrechte als verdachte buiten beeld is gebleven. Deze stelling is vooral gebaseerd op veronderstelde daderwetenschap en op het alibi van De J.

De Hoge Raad overweegt dat uit de verhoren van de getuigen bij de raadsheer-commissaris is gebleken dat deze onvoldoende steun geven aan de stelling van getuige H. dat De J. hem reeds voordat het slachtoffer was gevonden heeft verteld dat zij om het leven was gekomen. Evenmin is aannemelijk geworden dat getuige H. in oktober 1999 aan de twee door de rechter-commissaris gehoorde verbalisanten heeft vermeld dat De J. over daderwetenschap beschikte en dat de verbalisanten deze vermelding niet hebben genoteerd.
De Hoge Raad oordeelt dat de verklaringen van de getuige H. daarom geen ernstig vermoeden wekken dat het hof, als het met die verklaringen bekend zou zijn geweest, Louwes zou hebben vrijgesproken.

In de herzieningsaanvraag is een beroep gedaan op tegenstrijdigheden in de verklaringen die getuige W., de toenmalige vriendin van De J., heeft afgelegd over zijn alibi.
De Hoge Raad overweegt daarover dat de twijfel over het alibi van De J. is verminderd door de omstandigheid dat De J. en W. in het vanwege het College van Procureurs-Generaal ingestelde oriënterend vooronderzoek consistente verklaringen hebben afgelegd over een ander alibi, dat wordt ondersteund door telefoonverkeergegevens, terwijl zij beiden redenen hebben opgegeven waarom zij pas toen met deze uitleg zijn gekomen. De Hoge Raad merkt voorts op dat, ook indien zou moeten worden aangenomen dat De J. geen sluitend alibi zou hebben, dit geenszins impliceert dat hij de moordenaar is van het slachtoffer.

Gevolg van deze uitspraak
De uitspraak van het hof 's-Hertogenbosch van 9 februari 2004 blijft in stand.

Het arrest van de Hoge Raad bestaat uit 106 pagina's. Indien u een samenvatting van het arrest wilt lezen, klik hier.

Den Haag, 18 maart 2008
mw. mr. E. Hartogs, griffier
tel 070-3611236

LJ Nummer

BA1024


Bron: Hoge Raad der Nederlanden
Datum actualiteit: 18 maart 2008 Naar boven