Hoge Raad verwerpt cassatieberoep van suïcidecounselor

De verdachte was `suïcidecounselor' bij een stichting die mensen met een doodswens begeleidt en informeert. Hij heeft aan een jonge vrouw die een doodswens had, schriftelijk voorlichting en advies gegeven over het gebruik van medicijnen om zichzelf het leven te benemen. Verder heeft hij met haar medicijnen geruild waardoor zij over een dodelijke combinatie van medicijnen beschikte. Begin november 2003 heeft zij met behulp van die medicijnen een eind aan haar leven gemaakt.
Het Hof Amsterdam heeft op 31 augustus 2006 (zie rechtspraak.nl. LJN AY7270) de verdachte wegens strafbare hulp bij zelfdoding als bedoeld in art. 294, tweede lid, Wetboek van strafrecht veroordeeld tot 12 maanden gevangenisstraf, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. Die strafbepaling luidt dat gestraft wordt met een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of een geldboete van de vierde categorie, hij die opzettelijk een ander bij zelfdoding behulpzaam is of hem de middelen daartoe verschaft, indien de zelfdoding volgt.

De procedure bij de Hoge Raad
De verdachte heeft beroep in cassatie bij de Hoge Raad ingesteld. De advocaat van verdachte, mr. H.K. ten Brake in Hoorn, heeft gesteld dat van strafbaarheid ingevolge art. 294, tweede lid, Sr eerst sprake kan zijn, indien tussen de geboden hulp en/of de verschafte middelen enerzijds en de zelfdoding anderzijds een causaal verband bestaat.

De uitspraak van 18 maart 2008
De Hoge Raad oordeelt anders. Bij de vraag of de verdachte behulpzaam is geweest of middelen heeft verschaft zoals bedoeld in het genoemde wetsartikel gaat het erom of de verdachte het door zijn handelen voor de vrouw mogelijk of gemakkelijker heeft gemaakt om zichzelf te doden. Deze maatstaf moet volgens de Hoge Raad worden aangelegd en het hof is niet van deze maatstaf afgeweken.
De Hoge Raad verwerpt het beroep in cassatie van de verdachte.

Gevolg van deze uitspraak:
De uitspraak van het hof Amsterdam van 31 augustus 2006 is definitief geworden.

Samenvatting van de uitspraak van de Hoge Raad van 18 maart 2008. Bij verschil tussen deze samenvatting en de volledige uitspraak is laatstgenoemde bindend.

LJ Nummer

BC4463


Bron: Hoge Raad der Nederlanden
Datum actualiteit: 18 maart 2008 Naar boven