ChristenUnie


Wetenschappelijk Instituut



Abortusbeleid mag best een doelstelling meekrijgen

woensdag 19 maart 2008 13:57

In Nederland leek met de invoering van de Wet Afbreking Zwangerschap (1984) het abortusbeleid geregeld. Dit beleid rustte in sterke mate op de autonomie van de vrouw: zij maakt in feite zelf de keuze haar zwangerschap af te breken. De laatste jaren wordt steeds duidelijker dat veel vrouwen ongelukkig zijn met deze praktijk. Liever hadden zij een andere keus gemaakt, als deze werd geboden. Meer principieel moet worden gesteld dat het beginsel van de beschermwaardigheid van het leven ook door artsen onvoldoende wordt behartigd. Als een abortus de keuze is van een vrouw legt de arts zich hierbij doorgaans neer.

Woensdag is er een Algemeen Overleg in de Tweede Kamer met de staatssecretaris voor VWS, mw. J. Bussemaker waar de WAZ aan de orde zal zijn. Dit kabinet heeft de discussie heropend over de abortuspraktijk in Nederland. Bussemaker heeft in haar medisch-ethische brief van eind 2007 aangegeven dat, naast de autonomie van de vrouw, ook het beginsel van de beschermwaardigheid van het leven en het verlenen van `goede zorg' hoog in het vaandel moeten komen te staan. Iedere abortus is een beslissing over leven en dood die niet lichtvaardig gemaakt dient te worden. Ook moet de kwaliteit van de hulpverlening in orde zijn, zodat niet tot een abortus wordt besloten om verkeerde redenen.
Steeds duidelijker wordt dat de situaties van ongewenste zwangerschap niet de situaties zijn van rustige overweging. Er is weinig tijd, de situatie is gespannen en emotioneel, de alternatieven zijn niet direct duidelijk. Uitgaan van de autonome beslissingsmogelijkheid van vrouwen kan in zo'n situatie onbarmhartig uitpakken. Onlangs werd bekend dat een deel van de vrouwen niet zeker is van haar beslissing en dat hulpverleners dit vaak niet opmerken. Er is dus nog veel te winnen bij een andere inrichting van de abortuspraktijk. De evaluatie van de WAZ uit 2005 biedt daarvoor aanknopingspunten. De algemene boodschap van het rapport was dat de WAZ goed wordt nageleefd. Maar bij nadere beschouwing blijkt dat die conclusie wel erg globaal is. We vermelden kort enkele resultaten die niet zo geruststellend zijn.
* De artsen blijken niet zozeer de reden tot abortus te toetsen als wel de wijze van besluitvorming; 32 % van de artsen geeft aan elke reden tot abortus te accepteren. Het begrip noodsituatie blijft zo wel erg breed; van iedere situatie waarvan de vrouw zegt dat ze in een noodsituatie verkeert zou aan deze eis van de wet voldaan zijn.

* De beraadtermijn van vijf dagen blijkt niet altijd in acht genomen te worden. Er vinden dus abortussen plaats voordat de wettelijke beraadtermijn verstreken is.

* Er bestaan verschillende percepties van `informatie verstrekken over alternatieven'. In de abortusklinieken wordt in ruim eenderde van de gevallen niet met de vrouw gesproken over de mogelijkheid de zwangerschap uit te dragen.

* Huisartsen hebben de indruk dat de vrouw zeker is van haar beslissing en willen haar keuze respecteren. Dat heeft als gevolg dat vrouwen onvoldoende geïnformeerd worden over alternatieven en belangrijke voorlichting missen om een weloverwogen beslissing te nemen (informed consent).

Uit het evaluatie-rapport komt dus het beeld naar voren van een abortuspraktijk die voor het grootste deel de wet in procedureel opzicht wel volgt, maar voor een deel ook niet. De inhoudelijke overwegingen in de zin van afweging van het belang van de vrouw en dat van de vrucht spelen een te marginale rol. Naar onze opvatting is een lichtvaardige abortuspraktijk een moreel kwaad in onze samenleving.

Het is betekenisvol dat er politieke ruimte is ontstaan om opnieuw naar deze praktijk te kijken. Nu is het ook zaak de door staatssecretaris Bussemaker geformuleerde beginselen tot uitdrukking te brengen in de praktijk. De waarde van beschermwaardigheid van het leven vraagt om inspanningen om het aantal abortussen terug te dringen. De waarde van autonomie van de vrouw vraagt erom dat de ongewenst zwangere vrouw adequaat wordt voorgelicht. Dit houdt in dat ook op het waardeconflict gewezen wordt dat bij een eventuele abortus aan de orde is en dat de mogelijk nadelige psychische gevolgen voor de vrouw genoemd worden. De waarde van goede zorg houdt in dat de ongewenst zwangere vrouw adequate begeleiding en counseling kan krijgen bij een zo ingrijpende beslissing als een abortus. De counseling gedurende de beraadtermijn is niet professioneel genoeg en draagt onvoldoende bij aan het overwegen van alternatieven. Wat wij bepleiten is dat aan het abortusbeleid in Nederland doelstellingen worden meegegeven. Zonder duidelijke doelstellingen krijgen geformuleerde beginselen geen richting en betekenis. Nederland schermt nogal eens met het lage abortuscijfer in ons land. In feite wordt hierin al een normatieve doelstelling aangeduid. De doelstelling is tweeërlei: probeer zoveel mogelijk ongewenste zwangerschappen te voorkomen en probeer vervolgens het abortuscijfer terug te dringen door zo min mogelijk zwangerschappen in een abortus te laten eindigen. Die doelstelling zou in de praktijk van artsen en hulpverleners meer gestalte moeten krijgen.

Door: Marizjenne van den Heuvel, Henk Jochemsen, Roel Kuiper

Drs. Marizjenne van den Heuvel, prof.dr. Henk Jochemsen en prof.dr. Roel Kuiper maken deel uit van een werkgroep van het Wetenschappelijk Instituut van de ChristenUnie die een publicatie over preventief abortusbeleid voorbereidt.