European Union



Brussel, 19 maart 2008

De verkeersveiligheid verbeteren: gelijke behandeling van ingezeten bestuurders en bestuurders op doorreis

De Europese Commissie heeft vandaag een voorstel aangenomen voor een richtlijn die tot doel heeft verkeersovertredingen die de veiligheid in gevaar brengen gemakkelijker over de grenzen heen te kunnen vervolgen. De richtlijn voorziet in technische mechanismen en juridische instrumenten die het mogelijk maken een Europese bestuurder te identificeren en dus te bestraffen voor een overtreding die hij begaan heeft in een andere lidstaat dan die waarin zijn voertuig is ingeschreven. Deze maatregel zal een positieve gedragswijziging van zowel ingezeten bestuurders als bestuurders op doorreis teweegbrengen en aldus de veiligheid op de Europese wegen aanzienlijk verbeteren. Bovendien betekent dit het einde van het verschil in behandeling dat vaak bestaat tussen deze twee categorieën weggebruikers.

"Verkeersveiligheid is een zaak van iedereen, en een belangrijke prioriteit voor de Commissie. In 2001 hebben wij ons tot doel gesteld op tien jaar tijd het aantal doden op onze wegen te halveren. Om dat doel te bereiken, moeten we extra inspanningen leveren. Deze richtlijn is een zeer belangrijk onderdeel van het pakket maatregelen om de verkeersveiligheid in Europa te verbeteren", aldus Jacques Barrot, vicevoorzitter van de Commissie en commissaris voor vervoer.

Nu blijft een bestuurder die een verkeersovertreding begaat met een voertuig dat is ingeschreven in een ander land van de Europese Unie, op enkele uitzonderingen na, ongestraft omdat hij niet kan worden geïdentificeerd of omdat niet kan worden nagegaan op welk adres het voertuig is geregistreerd. Deze straffeloosheid brengt niet alleen de verkeersveiligheid in gevaar, maar is ook een vorm van discriminatie van ingezeten overtreders, die wel worden gestraft.

Om dit probleem op te lossen wil de Commissie in de EU een systeem opzetten waardoor de overtredingen die het vaakst verkeersongevallen over de nationale grenzen heen veroorzaken, gemakkelijker kunnen worden vervolgd. Dankzij een Europees netwerk voor elektronische gegevensuitwisseling kunnen de kennisgevingen van bekeuringen naar het buitenland worden gestuurd. De lidstaten moeten hiertoe in passende administratieve instrumenten voorzien, maar het is een vereenvoudiging in vergelijking met de huidige manuele procedure.

De voorgestelde richtlijn heeft betrekking op vier types verkeersovertredingen: te snel rijden, rijden onder invloed, het niet dragen van de veiligheidsgordel en door het rode licht rijden. Deze vier overtredingen zijn de belangrijkste oorzaken van verkeersongevallen en doden: bijna 75% van alle verkeersslachtoffers zijn het gevolg van dergelijke overtredingen.

Op het gebied van de verkeersveiligheid heeft de EU zich in 2001 tot doel gesteld het aantal verkeersdoden op tien jaar tijd te halveren. In 2001 vielen 54 000 slachtoffers op de wegen van de huidige 27 EU-lidstaten. In 2007 werd voor het eerst sinds 2001 geen verdere daling van het aantal verkeersdoden genoteerd. Dit cijfer bleef stabiel op 43 000, het equivalent van het neerstorten van vijf middelgrote lijnvliegtuigen per week in Europa. In de periode 2001-2007 is het aantal slachtoffers met 20% gedaald, maar om de doelstelling van 2010 te halen, had de daling 37% moeten bedragen. In oktober 2003 heeft de Commissie een aanbeveling inzake goede praktijken op het gebied van de controle van de toepassing van de verkeersregels vastgesteld (2004/345/EG). Uit de evolutie van het aantal verkeersongevallen blijkt echter dat dit niet-bindend instrument niet volstaat om resultaten te bereiken. De bestaande bilaterale overeenkomsten hebben, op enkele uitzonderingen na, geen effect. Het huidige aantal doden ten gevolge van verkeersongevallen kan aanzienlijk worden teruggedrongen door een efficiënt systeem voor grensoverschrijdende vervolging van verkeersovertredingen op te zetten.

http://ec.europa.eu/transport/roadsafety/index_en.htm