De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33
www.szw.nl
2513AA22XA
Contactpersoon Ons kenmerk W&B/B&K/08/7165
Doorkiesnummer Datum 21 maart 2008
Onderwerp Kamervraag/vragen van het lid Karabulut
Hierbij zend ik u -mede namens de Minister van Financiën en de Staatssecretaris van
Economische Zaken- de antwoorden op de Kamervragen van het lid Karabulut (SP) over het
gemakkelijk kunnen lenen en kopen op afbetaling.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(A. Aboutaleb)
2070813340
Vragen van het lid Karabulut (SP) aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid en de minister van Financiën over het gemakkelijk kunnen lenen en kopen
op afbetaling. (Ingezonden 4 maart 2008)
1
Wat is uw reactie op de uitzending van Zembla waaruit blijkt dat lenen en kopen op afbetaling
makkelijk is? 1)
Antwoord op vraag 1
Het relatieve gemak waarmee consumenten in bepaalde situaties goederen op afbetaling
kunnen kopen (goederenkrediet), heeft het kabinet al langer in het vizier. Dat is precies de
reden dat het kabinet in 2007 in snel tempo een evaluatieonderzoek heeft laten uitvoeren,
waarin de effectiviteit van de regelgeving voor krediet (waaronder ook goederenkrediet)
Ons kenmerk W&B/B&K/08/7165
kritisch is bezien. Naar aanleiding van dit onderzoek heeft het kabinet in de brief van 19
oktober 2007 een breed pakket van maatregelen aangekondigd. Deze maatregelen houden
onder meer in dat de kredietregels op een aantal belangrijke punten verder zullen worden
aangescherpt.
Op dit moment zijn kredietaanbieders bij alle vormen van krediet, dus ook bij het kopen van
goederen op afbetaling, al bij wet verplicht om een kredietwaardigheidstoets uit te voeren en
een kredietprospectus beschikbaar te hebben. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) houdt
toezicht op de naleving van deze verplichtingen.
Een van de aangekondigde maatregelen in de brief van 19 oktober 20071 betreft een betere
invulling door de branche van de kredietwaardigheidstoets.
Dit betreft allereerst de aangekondigde uitbreiding en verbetering van de schulden- en
kredietregistratie, waardoor de kredietwaardigheidstoets verder wordt versterkt. Naast de
bestaande kredietregistratie door Stichting BKR zullen in het Landelijk Informatiesysteem
Schulden (LIS) ook achterstanden van betaling aan woningcorporaties, energiebedrijven,
sociale diensten, Leger des Heils en kredietbanken worden geregistreerd. In de toekomst zullen
hieraan andersoortige betalingsachterstanden worden toegevoegd. Daartoe zal Stichting LIS
onder voorwaarden toegang krijgen tot de GBA. Om de kwaliteit van de kredietregistratie
verder te verbeteren, krijgt ook Stichting BKR onder voorwaarden toegang tot de GBA.
Daarnaast hebben zowel de Vereniging van Financieringsondernemingen Nederland (VFN) als
de Nederlandse Thuiswinkelorganisatie (NTO) nieuwe strengere gedragscodes vastgesteld, ter
invulling van de open norm voor verantwoorde kredietverstrekking. In een aantal gevallen kost
de implementatie van de strengere criteria voor de thuiswinkelorganisaties enige tijd, omdat
geavanceerde systemen moeten worden aangepast. Ook de cardmaatschappijen die aankopen
van goederen `op de winkelvloer' financieren zullen vanaf 1 maart 2008 strengere criteria
toepassen. Dit betekent dat meer relevante informatie moet worden ingewonnen en strenger
moet worden getoetst of het netto-inkomen van de consument voldoende is om de lening aan
te kunnen.
De situatie die in de Zembla-uitzending werd getoond - waarbij een persoon door enkel het
opgeven van de marge waarbinnen zijn inkomen ligt een lening krijgt -, zal niet meer mogen
voorkomen op basis van de normen waaraan kredietverstrekkers zich zullen conformeren. Het
netto-inkomen zal preciezer moeten worden vastgesteld. Ook de gezinssamenstelling,
woonlasten, eventuele alimentatie en bestaande financieringslasten zullen dan van belang zijn.
1 Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, 24515, nr. 119.
---
Ons kenmerk W&B/B&K/08/7165
Daarnaast zal de AFM in 2008 een follow-up onderzoek uitvoeren naar verantwoorde
kredietverstrekking. Dit onderzoek zal zich onder meer richten op de naleving van de
aangescherpte criteria. Ook goederenkrediet zal in dit onderzoek worden betrokken.
Een andere aangekondigde maatregel betreft het informatiestatuut. Op grond van de huidige
wetgeving zijn kredietaanbieders en -bemiddelaars al verplicht om vóór het aangaan van een
lening een kredietprospectus aan de consument te verstrekken. Beschikt een kredietaanbieder
over een website, dan mag hij het prospectus op de website beschikbaar houden en moet hij
het document op verzoek van de consument kosteloos- verstrekken.
Het kredietprospectus bevat (deels) gestandaardiseerde informatie over de meest relevante
kenmerken van het aangeboden krediet (looptijd, kosten etc.). Deze informatie stelt de
consument in staat om inzicht te krijgen in het kredietproduct en dit product te vergelijken met
andere kredietproducten. Of de consument deze informatie daadwerkelijk gebruikt, behoort tot
zijn eigen verantwoordelijkheid. Met de implementatie van de nieuwe richtlijn
Consumentenkrediet wordt het prospectus vervangen door een zogenaamd `informatiestatuut'.
Dit informatiestatuut, dat altijd vooraf en schriftelijk of op een andere duurzame drager
(bijvoorbeeld een diskette) aan de consument moet worden verstrekt, bevat de informatie die
toegesneden is op het krediet dat de consument verlangt. Voorwaarde voor duurzame dragers
is dat de informatie moet kunnen worden opgeslagen en dat ongewijzigde reproductie van de
opgeslagen informatie mogelijk is. Hoewel het maken van afzonderlijke informatiestatuten per
consument tot meer administratieve lasten zal leiden, wordt verwacht dat op maat gesneden
informatie vooraf, de consument beter inzicht geeft in onder andere de kosten van een krediet.
2
Wat is uw oordeel over de uitzending van Zembla waaruit blijkt dat er niet altijd goed
gecontroleerd wordt of mensen wel in staat zijn een lening terug te betalen?
Antwoord op vraag 2
Deze problematiek is mij bekend. In januari 2007 is uw Kamer geïnformeerd over het feit dat
er teveel sprake is van het onverantwoord verlenen van krediet (TK 2006-2007, 29 942, nr.
37). Hierbij is ook aangegeven dat deze situatie zorgwekkend is. Het afgelopen jaar is daarom,
zoals ook uit de bovenstaande beantwoording blijkt, ingezet op een veel betere naleving van de
open norm. Dit begint inmiddels effect te krijgen.
3
Deelt u de mening dat naast een eigen verantwoordelijkheid van mensen ook
kredietverstrekkers een verantwoordelijkheid hebben om overkreditering te voorkomen? Zo ja,
welke verantwoordelijkheden zijn dit en is dit wettelijk gewaarborgd? Zo neen, waarom niet?
---
Ons kenmerk W&B/B&K/08/7165
Antwoord op vraag 3
Ik deel deze mening zeker. Zoals ook uit het EIM-onderzoek van september 2007 blijkt, zijn er
risicoconsumenten die, zeker naarmate de schulden groter worden, hun grip op de situatie
kwijtraken. Ook kredietverstrekkers hebben een verantwoordelijkheid deze personen te
stoppen in hun onverantwoord leengedrag. De wettelijk verplichte kredietwaardigheidstoets is
hiervoor het geijkte instrument. Deze toets bestaat uit twee elementen: het inwinnen van
informatie over de financiële situatie van de consument en het op basis van die informatie
vaststellen of kredietverstrekking verantwoord is.
4
Aan welke wettelijke voorwaarden moeten kredietverstrekkers in het kader van de
kredietwaardigheidstoets nu precies voldoen als zij een krediet verstrekken?
Antwoord op vraag 4
De wettelijke verplichte kredietwaardigheidstoets is in de wet geformuleerd als een open
norm. Dit betekent dat kredietverstrekkers zelf de verantwoordelijkheid hebben hieraan op een
verantwoorde wijze invulling te geven. De AFM ziet erop toe dat dit ook gebeurt. Op een
aantal punten geeft de wet een nadere invulling van de open norm.
· Bij kredieten vanaf 1000 moet de kredietverstrekker beschikken over voldoende
schriftelijke, of op een andere duurzame drager vastgelegde informatie aangaande de
financiële positie van de consument.
· Bij kredieten vanaf 250 moet de kredietverstrekker een stelsel van kredietregistratie
raadplegen.
5
Worden er in het kader van de kredietwaardigheidstoets wettelijke grenzen gesteld aan het
inkomen van de kredietnemer? Zo ja, kunt u dat toelichten? Zo neen, vindt u dit wenselijk?
Antwoord op vraag 5
De wet stelt geen inkomensgrenzen voor de verstrekking van krediet. Dit achten wij ook niet
wenselijk. In de praktijk zullen dergelijke wettelijke normen te star zijn om tot verantwoorde
kredietverlening te komen. Niet alleen het inkomen is immers van belang, maar ook andere
factoren, zoals de samenstelling van het huishouden (bijvoorbeeld tweeverdieners,
alleenstaande ouder), andere schulden, de vaste lasten (bijvoorbeeld alimentatiekosten,
woonlasten) en het doel van de lening (bijvoorbeeld noodzakelijke of luxe goederen). Er dient
ruimte te zijn om dit per geval af te wegen. Bovendien hoeft bij veranderende omstandigheden,
die tot andere normen nopen, geen wetswijziging te worden afgewacht.
6
---
Ons kenmerk W&B/B&K/08/7165
Acht u het mogelijk dat met de huidige wetgeving kredietverstrekkers een krediet kunnen
verstrekken aan iemand die al een schuld heeft? Zo ja, vindt u dat wenselijk? Zo neen, kunt u
dat toelichten?
Antwoord op vraag 6
In algemene zin dient het bij de toepassing van de kredietwaardigheidtoets zwaar te wegen dat
iemand al een andere schuld heeft. Ook hier geldt dat onder omstandigheden
kredietverstrekking dan toch verantwoord kan zijn. Naast de hierboven genoemde factoren kan
dan bijvoorbeeld ook de hoogte van die andere schuld van belang zijn.
7
Deelt u de mening dat kredietverstrekkers onafhankelijk vastgestelde normen zouden moeten
hanteren bij het verstrekken van een krediet om overkreditering te voorkomen? Zo ja, welke
maatregelen gaat u treffen? Zo neen, waarom niet?
Antwoord op vraag 7
Zoals hierboven staat aangegeven achten wij door de wetgever vastgestelde normen
hieromtrent niet wenselijk. Desalniettemin zijn wij wel van mening dat er waarborgen moeten
zijn, die ertoe leiden dat kredietverstrekkers hun verantwoordelijkheid ook waarmaken. Ten
eerste bestaat er hiervoor het bovengenoemde toezicht van de AFM. Zoals aangekondigd in
mijn brief van 19 oktober 2007 (TK 2007-2008, 24 515, nr. 119) wordt dit toezicht versterkt
door de boete die de AFM kan opleggen te verhogen naar 1.000.000. Ten tweede zijn er
gedragscodes van de marktorganisaties, zoals de VFN en de NTO, waarin normen voor
verantwoorde kredietverlening zijn vastgelegd.
Mede naar aanleiding van de bevindingen van januari 2007 heeft de AFM het afgelopen jaar
met de marktorganisaties intensief overleg gevoerd wat heeft geleid tot hierboven genoemde
nieuwe, strengere gedragscodes. Deze gedragscodes zijn weliswaar niet bindend voor
individuele kredietverstrekkers, maar als ervan wordt afgeweken geldt het uitgangspunt dat
aan de AFM moet worden aangetoond dat de kredietverstrekking toch verantwoord is. Dit kan
bijvoorbeeld het geval zijn als alternatieve, adequate normen worden gehanteerd of als over
specifieke consumenten aanvullende informatie wordt ingewonnen waaruit blijkt dat afwijking
van de norm voor die consument verantwoord is. De AFM is en blijft als onafhankelijk
toezichthouder verantwoordelijk voor een goede handhaving van de norm en zal adequaat
toezien.
Daarnaast wordt, zoals hierboven genoemd, de versterking van de kredietwaardigheidstoets
bewerkstelligd door uitbreiding van de schuldenregistratie.
8
Wat is uw oordeel over de uitzending van Zembla waaruit blijkt dat wie eenmaal in de
schulden zit, niet altijd bij de kredietbank of gemeentelijke schuldhulpverlening terecht blijkt
te kunnen?
---
Ons kenmerk W&B/B&K/08/7165
9
Hoe hoog zijn de wachtlijsten voor gemeentelijke schuldhulpverlening en hoe lang moeten
mensen gemiddeld wachten?
Antwoord op vraag 8 en 9
Het beeld van de wachtlijstproblematiek is niet eenduidig. Ik ontvang hierover verschillende
signalen. Al eerder heb ik aangegeven dat er geen goed landelijk beeld bestaat van de stand
van zaken rondom de minnelijke schuldhulpverlening. Dit gebrek aan landelijke
(beleids)informatie maakt het lastig om in te spelen op knelpunten en duiding te geven aan dit
soort signalen. Daarom ben ik een onderzoek gestart naar de effectiviteit van
schuldhulpverlening. Dat onderzoek gaat onder meer in op de vragen naar de
wachtlijstproblematiek bij schuldhulpverlening. Medio 2008 komen de resultaten van dit
onderzoek beschikbaar. Ik zal de Kamer informeren over de onderzoeksresultaten en mijn
beleidsconclusies en zonodig nieuwe maatregelen voorstellen.
In een ideale situatie zou iedereen die hulp nodig heeft deze hulp ook onmiddellijk moeten
krijgen, maar de werkelijkheid is weerbarstiger, soms ligt het aan de schuldenaar, soms ligt het
aan de organisatie die niet adequaat reageert. Met de VNG is in het kader van het deelakkoord
participatie SZW-VNG afgesproken om de komende jaren een extra impuls te geven aan het
terugdringen van het aantal huishoudens met problematische schulden. Het kabinet heeft voor
dit doel tot en met 2009 een bedrag van ongeveer 65 mln beschikbaar gesteld via de
algemene uitkering in het gemeentefonds. Gemeenten kunnen dit naar eigen inzicht besteden
(maatwerk) en dus zonodig ook inzetten voor een snellere dienstverlening aan mensen met
schulden.
10
Welke maatregelen gaat u treffen om te voorkomen dat mensen hulp zoeken bij malafide
schuldhulpverleners?
Antwoord op vraag 10
Schuldhulpverleners die de wet overtreden kunnen strafrechtelijk worden
aangepakt. Daarnaast is van belang dat momenteel wordt gewerkt aan de opstelling van
normen aan de hand waarvan schuldhulpverleners zich zullen kunnen laten certificeren. Een
ondernemer die aan de normen voldoet zal zich door middel van een certificaat kunnen
onderscheiden van een ondernemer die niet aan de normen voldoet. Een certificaat maakt het
ook voor de consument transparant of een schuldhulpverlener aan de gestelde normen voldoet.
In het antwoord op een recente vraag van het lid Blanksma over hetzelfde onderwerp (TK,
2007-2008, nr 1589 d.d. 7 maart) is uitgebreid ingegaan op de stand van zaken wat betreft de
ontwikkeling van normen voor het certificeren van schuldhulpverleners.
11
Wat is de stand van zaken van het onderzoek van de Fiod naar Vespa?
---
Ons kenmerk W&B/B&K/08/7165
Antwoord op vraag 11
De bedoelde zaak is in onderzoek bij de FIOD-ECD. Het proces verbaal is nagenoeg gereed en
zal aan het Functioneel Parket (FP) worden gestuurd.
Het FP beslist over de verdere afhandeling van deze zaak.
12
Kunt u garanderen dat het budget voor schulden dat in het Gemeentefonds is gestort besteed
wordt aan schuldhulpverlening? Zo ja, kunt u dat toelichten? Zo neen, bent u bereid dit geld
alsnog te oormerken?
Antwoord op vaag 12
Het rijksbeleid is erop gericht om middelen zoveel mogelijk ontschot aan de gemeenten
beschikbaar te stellen. Op deze manier kunnen gemeenten maatwerk leveren en creatieve
arrangementen aan hun burgers aanbieden. Het rijksbreed terugdringen van specifieke
uitkeringen kan dus ook leiden tot een meer effectieve inzet van middelen voor
schuldhulpverlening.
Ik heb vertrouwen in de manier waarop lokale bestuurders hiermee aan de slag gaan. In het
deelakkoord Participatie van het bestuursakkoord heb ik met gemeenten afgesproken om de
effectiviteit en de kwaliteit van de minnelijke schuldhulpverlening te versterken. Onderdeel
van het akkoord is dat we monitoren op welke manier de afspraken uit het akkoord door de
gemeente worden uitgevoerd.
1) Zembla, `lenen, lenen, lenen, 17 februari 2008
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Blanksma-van den
Heuvel, ingezonden 19 februari 2008 (vraagnummer 2070812110)
---
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid