Ministerie van Buitenlandse Zaken

Beantwoording vragen van de leden Azough en Peters over het VN-Verdrag tegen Gedwongen Verdwijningen

25-03-2008 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken

Graag bied ik u hierbij, mede namens de minister van Justitie, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Azough en Peters over het VN-Verdrag tegen Gedwongen Verdwijningen. Deze vragen werden ingezonden op 25 februari 2008 met kenmerk 2070812610.

De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen

Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de minister van Justitie, de heer Hirsch Ballin, op vragen van de leden Azough en Peters (GroenLinks) over het VN-Verdrag tegen Gedwongen Verdwijningen.

Vraag 1
Kunt u aangeven wat het Comité van Ministers precies bedoelt met haar antwoord van 19 januari op aanbeveling 1801 van de Parlementaire Assemblee? 1) Hoe beoordeelt u, en hoe beoordeelt het Comité de aanbevelingen van de Assemblee? Welke acties gaat het Comité van Ministers nu ondernemen om aan de aanbevelingen van de Assemblee, de Venetië Commissie en de Secretaris Generaal uitvoering te (doen) geven?

Antwoord
Het Comité van Ministers benadrukt in de reactie op de desbetreffende aanbeveling nogmaals het grote belang van het naleven van internationale mensenrechtenstandaarden in de strijd tegen het terrorisme.

Het Comité van Ministers stelt tegelijkertijd dat het in deze discussie gaat om terreinen die de nationale bevoegdheden diep raken en die zeer zorgvuldig bestudeerd moeten worden. Waar sprake is van serieuze aanwijzingen betreffende misstanden, is het ook aan de betreffende lidstaten om nader onderzoek te doen.

Voor wat betreft een groot deel van de aanbevelingen uit genoemde rapporten is het aan de individuele lidstaten om daar gehoor aan te geven. Overigens kan nog worden opgemerkt ten aanzien van de aanbevelingen van de Venetië-Commissie, dat daarin juist Nederland wordt genoemd in een voorbeeldrol waar het het parlementaire toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten betreft.

Vraag 2
Wat is de reden van de expliciete vermelding dat het Comité alleen maar informatie van betrouwbare bronnen zal betrekken en gebruiken in zijn documenten? Heeft het Comité redenen om de (betrouwbaarheid van) onderzoeksresultaten van de Assemblee of van andere instituten in twijfel te trekken? Zo ja, welke precies en met welke redenen?

Antwoord
Zoals de regering indertijd ook zelf heeft aangegeven in de appreciatie van de rapporten van de Parlementaire Assemblee en de Secretaris-Generaal, kunnen ernstige beschuldigingen over betrokkenheid bij geheime detentiecentra en/of het zonder adequate juridische waarborgen overbrengen van op onrechtmatige wijze gedetineerde terrorismeverdachten niet lichtzinnig worden geuit. Het Comité wil uitdrukking geven aan het feit dat alleen op basis van betrouwbare documenten conclusies worden getrokken.

Vraag 3
Zijn er binnen het Comité ook afspraken gemaakt over (het moment van) de ratificatie van het Verdrag, aangezien het Comité van Ministers onder nummer 8 van zijn antwoord ook aan bovengenoemd VN-Verdrag herinnert, en stelt dat de inwerkingtreding daarvan wezenlijk zal bijdragen aan de praktijk van verdwijningen? Zo neen, bent u bereid om dit alsnog te doen op korte termijn, zodat de inwerkingtreding kan worden versneld?

Antwoord
Neen. De regering is evenwel voornemens het betreffende VN-verdrag in april 2008 te ondertekenen. Het streven is om het verdrag nog dit jaar te ratificeren.


1) Doc. 11493, 19 January 2008. Reply, adopted at the 1015th meeting of the Minister's Deputies.

Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden Azough en Peters (beiden GroenLinks), ingezonden 8 februari 2008 (vraagnummer 2070811000)

* Ministerie van Buitenlandse Zaken

* Bezuidenhoutseweg 67

* Postbus 20061

* 2500 EB Den Haag

* Tel.: 070-3 486 486

* Fax: 070-3 484 848

* Internet: www.minbuza.nl