Ministerie van Financiën

Rapport taxatie Domeinen Roerende zaken

Brief | 27-03-2008 | nr BJZ08-135

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018
2500 EA 'S-GRAVENHAGE

Uw brief (Kenmerk): 6 november 2007
Fin0700507(Just0700724)

Ons kenmerk: BJZ 2008 0135 U

Geachte voorzitter,

Mede namens de minister van Justitie doe ik u bijgaand een afschrift toekomen van mijn brief aan de Nationale ombudsman van 11 maart 2008. In deze brief ga ik ook nader in op uw schriftelijk verzoek van 6 november 2007.

Ik hoop u hiermede voldoende te hebben geïnformeerd.

Hoogachtend,

de staatssecretaris van Financiën,

mr. drs. J.C. de Jager

Bijlage:


- Brief aan de Nationale ombudsman d.d. 11 maart 2007.

Een afschrift van deze brief wordt verzonden aan:


- Nationale ombudsman;


- Minister van Justitie.

Meer informatie


* Brief aan de Nationale ombudsman d.d. 11 maart 2007
* Bijlage | PDF bestand , 25.0 kb

* Brief aan de Tweede Kamer

* Bijlage | 27-03-2008 | PDF bestand, 16.0 kb

Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken Inlichtingen De Nationale ombudsman Postbus 93122 2509 AC 'S-GRAVENHAGE

Geachte heer Brenninkmeijer,

In reactie op uw rapport "Op waarde geschat" van 6 november jl. terzake uw onderzoek naar de praktijk van auto's taxeren bij Domeinen Roerende Zaken (hierna: DRZ), alsmede uw brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer
d.d. 6 november 2007 bericht ik u als volgt.

Nationale ombudsman rapport "Op waarde geschat"
In het rapport heeft u mij een aantal aanbevelingen gedaan met betrekking tot de autotaxatiepraktijk alsmede op het gebied van de klachtenbehandeling door DRZ. U heeft mij in overweging gegeven ervoor te zorgen dat:
1. medewerkers van DRZ de technische staat van een auto betrekken in de waardebepaling;
2. in de aangekondigde werkinstructie voor de inschakeling van een externe deskundige niet alleen wordt gekeken naar de leeftijd van de auto en dat de grenswaarde wordt verlaagd van ¤ 75.000 naar ¤ 25.000;
3. DRZ bij vergoeding van de verkoopopbrengst voortaan ook het opgeld uitbetaalt en in het geval van een verkoopopbrengst die lager is dan de getaxeerde waarde die hogere waarde uitbetaalt; 2 / 5
4. DRZ in het geval van een klacht over de waardebepaling van een auto meer informatie c.q. alle relevante stukken uit eigen beweging toestuurt aan betrokkene;
5. DRZ haar klachtafdoeningsbrieven voorziet van een betere motivering waarin concreet wordt ingegaan op de argumenten van de klager;
6. de haalbaarheid van een andere, minder formele, aanpak van klachten over de door DRZ geschatte waarde van inmiddels verkochte of vernietigde auto's zal worden onderzocht. Ten aanzien van uw aanbevelingen 1 t/m 3 met betrekking tot de taxaties merk ik het volgende op. Met u onderschrijf ik het belang van een zorgvuldige waardebepaling. Uw onderzoeksrapport en uw persbericht over dit onderzoek van 6 november 2007 bevestigen dat DRZ niet stelselmatig auto's te laag taxeert. Met betrekking tot de twee concrete zaken die voor u de aanleiding vormden voor het onderhavige onderzoek constateert u dat er kennelijk sprake is geweest van twee uitzonderlijke gevallen. Een en ander betekent niet dat er geen verbeteringen mogelijk zijn. Uw aanbevelingen inzake het betrekken van de technische staat in de waardebepaling en de uitbetaling van het opgeld worden momenteel binnen DRZ nader bestudeerd. Zo worden onder meer onderzocht welke consequenties een (onafhankelijke) technische beoordeling heeft voor de bedrijfsvoering van DRZ alsmede de noodzaak van een dergelijke beoordeling. De resultaten van dit onderzoek zullen naar verwachting in 2008 beschikbaar zijn. Ik zal u hierover alsdan nader informeren. In de gevallen dat niet aan de last tot teruggave kan worden voldaan, omdat het voorwerp op rechtmatige wijze is vervreemd of vernietigd, beveelt u aan om de getaxeerde waarde uit te keren wanneer de verkoopopbrengst lager is dan de getaxeerde waarde. Ook adviseert u om de grenswaarde voor het inschakelen van een externe deskundige te verlagen van ¤ 75.000 naar ¤ 25.000. Deze aanbevelingen zal ik overnemen en deze worden in het eerste halfjaar van 2008 in de bedrijfsvoering van DRZ geïmplementeerd. In het geval de taxatie van de externe deskundige afwijkt van de taxatie van DRZ zal de taxatie van de externe deskundige in beginsel leidend zijn. Nadrukkelijk spreek ik hier over "in beginsel", want mede in aanmerking genomen de verschillen in taxaties, zoals opgenomen in uw rapport, wil ik namelijk de vrijheid hebben om af te kunnen wijken van onder meer evident onjuiste taxaties van externe taxateurs. Ten aanzien van de aanbevelingen 4 t/m 6 met betrekking tot de klachtafhandeling merk ik het volgende op. Zoals u bekend is, is een aantal aanbevelingen met betrekking tot de klachtbehandeling al ten tijde van uw onderzoek overgenomen en in de klachtbehandeling van DRZ opgenomen. 3 / 5 Zo wordt bij iedere klacht momenteel in de afdoeningsbrief expliciet vermeld of DRZ een klacht gegrond dan wel ongegrond verklaart. Daarnaast wordt in iedere afdoeningsbrief de klager erop gewezen dat hij zich tot de Nationale ombudsman kan wenden binnen één jaar na de behandeling van zijn klacht. Ook wordt aan iedere klager de mogelijkheid geboden om in persoon gehoord te worden. Tijdens het horen zal door DRZ worden getracht om in de zaak, indien mogelijk, een voor alle partijen bevredigende oplossing te vinden. U heeft mij verder in overweging gegeven ervoor zorg te dragen dat DRZ in het geval van een klacht over de waardebepaling van een auto meer informatie c.q. alle relevante stukken uit eigen beweging toestuurt aan betrokkene en DRZ haar afdoeningsbrieven voorziet van een betere motivering waarin concreet wordt ingegaan op de argumenten van de klager. Deze aanbevelingen zijn inmiddels overgenomen en geïmplementeerd in de klachtafhandeling. Uw aanbeveling ter zake van een minder formele afdoening van klachten, zal ik betrekken bij de verdere herziening van de klachtenprocedure van DRZ. Naar verwachting zal dit medio 2008 gereed zijn. Uiteraard zal ik u hierover alsdan berichten. In uw rapport spreekt u overigens over de "achteraf onterechte inbeslagneming", in het geval de rechter de teruggave van een inbeslaggenomen auto gelast. Voor de goede orde wijs ik erop dat de inbeslagname van voorwerpen geschiedt conform de wettelijke strafvorderlijke regelingen. De omstandigheid dat een inbeslaggenomen voorwerp achteraf op last van de rechter of het OM dient te worden teruggegeven aan de beslagene rechtvaardigt dus niet zonder meer de conclusie dat de daaraan voorafgaande inbeslagname onterecht was. Uw brief aan de Voorzitter van de Tweede kamer van 6 november 2007 Graag wil ik ingaan op uw voorstel om de schadevergoedingsregeling van artikel 119 Wetboek van Strafvordering te wijzigen. Volgens deze schadevergoedingsregeling wordt de (redelijke) verkoopopbrengst van een inbeslaggenomen voorwerp aan de beslagene vergoed als dat voorwerp niet aan hem kan worden teruggegeven. U stelt voor om deze schadevergoedingsregeling te vervangen door in dit artikel expliciet de vervangingswaarde van een auto op te nemen als schadevergoeding voor de beslagene, indien de inbeslaggenomen auto niet aan hem kan worden teruggegeven. Ik acht het bevorderen van een wetswijziging zoals u voorstaat niet noodzakelijk, gelet op het onderstaande. Uit de parlementaire geschiedenis bij de huidige artikelen 116 tot en met 119a 4 / 5 Wetboek van Strafvordering en het Besluit inbeslaggenomen voorwerpen blijken de volgende overwegingen van de wetgever. De wetgever vond het belangrijk dat de wettelijke bevoegdheden van het OM c.q. de bewaarder om inbeslaggenomen voorwerpen te vervreemden en te vernietigen werden verruimd. Dit ter beperking van de hoge opslagkosten van inbeslaggenomen voorwerpen. Daarnaast heeft de wetgever destijds expliciet ervoor gekozen om in de wet alleen een algemene op redelijkheid gebaseerde schadevergoedingsregeling op te nemen voor de situatie dat het inbeslaggenomen voorwerp niet aan de beslagene kan worden teruggegeven. Dit vooral gelet op de grote diversiteit van goederen die in beslag kunnen worden genomen alsmede de talrijke niet van tevoren door de wetgever voorzienbare factoren, die mee kunnen spelen bij de verkoop van de verschillende soorten inbeslaggenomen goederen. Ook vond de wetgever dat men niet van de overheid mag verlangen, dat zij steeds de inbeslaggenomen goederen op de voordeligste wijze (b.v. als een detaillist) verkoopt. Daarnaast stelde de wetgever dat ook in het geval de rechter uiteindelijk de teruggave van een inbeslaggenomen voorwerp gelast, de betrokkene eveneens met een snelle vervreemding van het voorwerp door het OM c.q. de bewaarder is gebaat. Met die snelle vervreemding wordt voorkomen dat er daadwerkelijk een door tijdsverloop optredende waardevermindering van een inbeslaggenomen voorwerp ontstaat. Want die waardevermindering komt volgens de wetgever volledig voor rekening van de beslagene. Door een snelle vervreemding wordt een zo hoog mogelijke opbrengst van het betrokken voorwerp gerealiseerd. Ik acht de bovenstaande redenen en consequenties van deze wettelijke bepalingen thans nog steeds geldig en acceptabel. Zoals ik al eerder aangaf gaat het systeem van de wet er vanuit dat de beslagene, aan wie zijn voorwerp niet kan worden teruggegeven, naar redelijkheid schadeloos wordt gesteld. Bij de huidige taakuitoefening van de bewaarders is in de meeste gevallen sprake van een redelijke schadevergoeding voor de beslagene. In dit kader merk ik op dat in 2006 slechts circa 7% van alle inbeslaggenomen auto's uiteindelijk op last van het OM dan wel de rechter teruggegeven moest worden. Van het totale aantal auto's die teruggegeven moesten worden, was slechts een relatief klein aantal burgers (circa 10 %) ontevreden over de door DRZ aangeboden schadevergoeding. Gelet alleen al op de diversiteit aan automarkten, zal ook het door u voorgestelde begrip vervangingswaarde naar mijn mening niet de door u gewenste eenduidigheid met zich meebrengen bij de objectieve bepaling van de aan een beslagene uit te keren schadevergoeding. Zo verschilt de verkoopprijs van een auto die bij een autodealer wordt gekocht bijvoorbeeld aanzienlijk van 5 / 5 de verkoopprijs van een soortgelijke auto die via internet(veilingen) wordt gekocht. Tenslotte merk ik op dat het betreffende artikel 119, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering ook van toepassing is op andere door het OM strafvorderlijk inbeslaggenomen voorwerpen, waaronder bijv. (motor)fietsen, computers, dieren en machines. Bij aanpassing van het wettelijk systeem zullen ook de consequenties voor deze voorwerpen in ogenschouw moeten worden genomen. Gelet op de bevindingen van uw rapport alsmede bovenstaande overwegingen, is er naar mijn mening geen aanleiding tot aanpassing van de wet. Deze reactie heb ik afgestemd met de minister van Justitie. Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

Hoogachtend,

De Staatssecretaris van Financiën,
mr. drs. J.C. de Jager

Een afschrift van deze brief wordt verzonden aan:

- Voorzitter van de Tweede kamer;

- Minister van Justitie.