Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Den Haag Ons kenmerk
27 maart 2008 BVE/IenI/1638
Onderwerp
Strategische agenda bve 2008-2011 Werken aan
vakmanschap
Hierbij bied ik u mede namens de staatssecretaris van SZW, de minister van LNV en de minister van EZ
de Strategische Agenda Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie 2008-2011 Werken aan
vakmanschap aan. De Strategische Agenda is een document dat is geschreven met het doel
beleidsdoelen te formuleren en breed draagvlak te creëren. Het is opgesteld vanuit de ambitie het
middelbaar beroepsonderwijs verder te versterken, zodat studenten adequaat worden voorbereid op de
wereld van morgen.
De Strategische Agenda is tot stand gekomen na uitvoerig overleg met alle betrokkenen in en rond het
beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie. In de kern gaat de Strategische Agenda over de
verbetering van de kwaliteit van het beroepsonderwijs én een sterkere vervlechting van het onderwijs
met de arbeidsmarkt. Deze beleidsdoelen staan niet los van elkaar. Samen vormen zij de sleutel voor
een kwalitatief en hoogwaardig middelbaar beroepsonderwijs dat zorgt voor een zo goed mogelijk
opgeleide beroepsbevolking.
De komende jaren wil ik samen met alle betrokken partijen in en rond het middelbaar
beroepsonderwijs werk maken van de ambitieuze beleidsdoelen. Het gaat hierbij om:
Een betere aansluiting van het beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt
Verbetering van de onderwijskwaliteit
Betere aansluiting in de beroepskolom
Actieve en duurzame participatie aan onderwijs, arbeidsmarkt en samenleving
Meer samenhang in het educatiebeleid
Maar er is meer nodig. Hieronder ga ik in op de noodzaak om de verbindingen tussen (regionale)
partijen te versterken en het samenspel te verbeteren.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl
blad 2/3
Van strategie naar uitvoering: de regionale agenda middelbaar beroepsonderwijs
In hoofdstuk 2 van de Strategische Agenda wordt geconstateerd dat de komende jaren de schaarste op
de arbeidsmarkt aan goed opgeleide mensen zal toenemen. Daarom is een aantal thema's benoemd om
de aansluiting tussen het beroepsonderwijs en de arbeidsmarkt te verbeteren. Bijvoorbeeld het aanbod
aan beroepsopleidingen uit kwantitatief oogpunt beter afstemmen op de vraag vanuit de arbeidsmarkt
en het opleiden van (werkende) jongeren en ouderen zonder diploma. De uitvoering van deze thema's
moet op regionaal niveau ter hand worden genomen. Niet alleen door mbo-instellingen, maar in
samenwerking met onder andere het georganiseerde bedrijfsleven (MKB Nederland en VNO-NCW), de
kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven, de gemeenten, andere onderwijsinstellingen in de
beroepskolom (met name het vmbo) en organisaties in de keten van werk en inkomen (CWI, UWV,
gemeente). Structurele samenwerking tussen genoemde partijen is op onderdelen in veel regio's tot
stand gekomen, maar nog niet overal en niet op alle relevante thema's. Met mijn collega-bewindslieden
van SZW, EZ en LNV wil ik daarom bevorderen dat op regionaal niveau mbo-instellingen en andere
betrokken instellingen niet-vrijblijvende afspraken gaan maken: de regionale agenda middelbaar
beroepsonderwijs.
Het belangrijkste thema waarover afspraken kunnen worden gemaakt, is de kwantitatieve aansluiting
tussen de vraag naar personeel op de arbeidsmarkt en het aanbod vanuit de opleidingen van mbo-
instellingen, in het bijzonder voor de sectoren waarin sprake is van een tekort aan personeel (techniek,
zorg en de groensector). Het streven is erop gericht jongeren zoveel mogelijk op te leiden voor
beroepen waarnaar op de arbeidsmarkt vraag is en instroom in opleidingen met weinig
arbeidsmarktperspectief te beperken. Daarvoor moet het bedrijfsleven inzicht geven in de vraag naar
personeel en moeten de loopbaanperspectieven voor studenten transparant worden gemaakt, zodat zij
over de juiste informatie beschikken om daarop hun studiekeuze te baseren. Daarnaast moet, uit
oogpunt van participatie, de band tussen de keten voor werk en inkomen en mbo-instellingen versterkt
worden om mensen zonder werk voor te bereiden op een duurzame plek op de arbeidsmarkt. Gelieerde
thema's, zoals bijvoorbeeld de doorstroom binnen de beroepskolom, een leven lang leren, het
stimuleren van de toepassing van evc, aanpak van voortijdig schoolverlaten en de daarmee
samenhangende zorg voor studenten, scholing van werkende vsv-ers, kunnen worden opgenomen in
een gezamenlijke regionale agenda. De Rijksoverheid kent momenteel een aantal gerichte
stimuleringsprogramma's voor deze thema's. Op langere termijn zouden deze programma's een
structurele verankering in de regionale agenda's kunnen krijgen. De uiteindelijke selectie van thema's
waarover afspraken worden gemaakt is natuurlijk ook een zaak van partijen in de regio's zelf. Het Rijk
ondersteunt dergelijke initiatieven die `van onderop' worden ondernomen.
Daarom wil ik samen met mijn collega's van SZW, EZ en LNV de regionale agenda al `werkenderweg'
met mbo-instellingen en andere betrokken partijen ontwikkelen, te beginnen in twee à drie regio's. Een
regionale agenda moet leiden tot minder bestuurlijke drukte. Vervolgens deze landelijk uitbouwen. Niet
een blauwdruk opleggen, maar juist gebruik maken van contacten en samenwerkingsverbanden die er
in de regio zijn en die verder uitbouwen. Bijvoorbeeld door gebruik te maken van de mogelijkheden die
het basisregister onderwijsnummer sinds kort biedt om, in samenhang met regionale gegevens over de
arbeidsmarkt, te komen tot een goed kwantitatief beeld over de aansluiting onderwijs - arbeidsmarkt.
blad 3/3
Voor de uitwerking van de regionale agenda is geen apart budget beschikbaar. Dat neemt niet weg dat
het Rijk afzonderlijke thema's reeds specifiek stimuleert (bijvoorbeeld door inzet van FES-middelen via
de `innovatiebox mbo' en de regeling `beroepsonderwijs in bedrijf', door prestatiebeloning op basis van
de convenanten voor het terugdringen van voortijdig schoolverlaten, stimulering gebruik evc,
enzovoorts). De meerwaarde van de regionale agenda moet voortkomen uit een betere samenwerking
tussen partijen zodat jongeren, werkenden, werklozen en bedrijven beter worden bediend, gericht op
een duurzame participatie aan de arbeidsmarkt en een goede, regionale economische ontwikkeling.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart