Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Bijlage 2:
Raming bijstandskosten regeling afwikkeling nalatenschap oude vreemdelingenwet

In het algemeen overleg met uw Kamer van 27 februari heb ik toegezegd een onderbouwing te geven van de raming van de bijstandskosten van de regeling afwikkeling nalatenschap oude vreemdelingenwet (hierna: pardonregeling). In haar reactie van 27 februari j.l. (Kamerstukken II 2007/08, Aanhangsel van de Handelingen, 1477) heeft de staatssecretaris van Justitie mede namens mij in antwoord op vragen van het lid Kamp reeds meer duidelijkheid gegeven. In deze bijlage zet ik de bijstandsraming in al zijn elementen uiteen. Ook wordt duidelijk dat de extra kosten 10 miljoen euro bedragen en niet 17 miljoen zoals 27 februari werd gemeld.

De volgende elementen zijn voor de raming van belang:

· het aantal verleende vergunningen op grond van de pardonregeling;
· het aantal vergunningen dat ook zonder de pardonregeling zou zijn verleend;
· het tempo waarin de uitplaatsing vanuit de centrale opvang naar de gemeente plaats heeft;
· de huishoudenssamenstelling van de groep aan wie een vergunning is verleend;
· de mate van arbeidsparticipatie.
Ik geef eerst een toelichting op deze elementen alvorens op de raming zelf in te gaan.

Tot slot zal ik ingaan op de wijze waarop deze raming doorwerkt in de WWB-budgetten van gemeenten. Hierin is namelijk mede de reden gelegen om op dit moment met een bericht te komen over de (herziening van de) raming van de bijstandskosten van de pardonregeling.

Aantal te verlenen vergunningen
Op het aantal vergunningen dat zal worden verleend, is inmiddels vrij goed zicht. De Staatssecretaris van Justitie heeft u in haar brief van 1 februari 2008 (Kamerstukken II 2007/08, 31018, nr. 33) gemeld dat het aantal vreemdelingen dat in het bezit wordt gesteld van een verblijfsvergunning naar verwachting in totaal rond de 27.500 personen zal bedragen. Toen ik met het oog op de begroting 2008 de kosten van de bijstand moest ramen, ben ik uitgegaan van 23.400 verleende vergunningen.
Dit aantal was afgeleid van een doelgroep van 27.500 personen die een aanvraag voor een verblijfsvergunning zouden indienen. Dit aantal is verlaagd met personen die al over een tijdelijke verblijfsvergunning beschikten en al recht op bijstand hadden (1.500 personen, zie tabel)1. Van het restant zou een deel (in de berekening is uitgegaan van 10%) vanwege contra- indicaties afvallen.

Het aantal vergunningen dat ook zonder de pardonregeling zou zijn verleend Voordat de pardonregeling van kracht werd, gold het beleid van het project Terugkeer. Een deel van de doelgroep van de pardonregeling zou inderdaad terugkeren naar het land van herkomst. Een ander deel zou op grond van dat beleid een verblijfsvergunning hebben gekregen. De Staatssecretaris van Justitie bevestigt dit ook in haar reactie van 27 februari j.l. op schriftelijke vragen van het lid Kamp. Dat ongewijzigde beleid was reeds in de bijstandsraming verdisconteerd. Om het additionele effect van de pardonregeling te bepalen moet dit aantal personen van de raming worden afgetrokken.
Uit cijfers van Justitie bleek dat 40 à 45% van personen die tot de doelgroep van het project Terugkeer behoorden een verblijfsvergunning heeft ontvangen. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft deze percentages gehanteerd in de migratiecijfers van de


1 Zie ook Kamerstukken II 2005/06, nr. 2056, Kamervragen van het lid De Wit (SP).

bevolkingsaanwasprognose2. Via de raming van de beroepsbevolking van het Centraal Planbureau (CPB) werken deze cijfers vervolgens door in de raming voor de bijstandsuitgaven.

Van de te verlenen vergunningen aan de doelgroep van het project Terugkeer is daarom steeds 40-45% afgetrokken in de bijstandskostenraming. In absolute aantallen komt dit overeen met 7.200 personen.

Uitstroom uit de centrale opvang
Zolang men nog in de centrale opvang verblijft, is er geen recht op bijstand. Via de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere groepen vreemdelingen (Rva 2005) wordt dan voorzien in de noodzakelijke kosten van bestaan. Het convenant tussen Rijk en gemeenten over de pardonregeling voorziet in een huisvestingstaakstelling. Eind 2009 zal de gehele doelgroep uit de centrale opvang zijn vertrokken en regulier gehuisvest zijn. Bij reguliere huisvesting ontstaat recht op bijstand.
In bovengenoemde brief van de Staatssecretaris van Justitie van 1 februari 2008 wordt informatie verstrekt over het uitstroomtempo.
Het uitstroomtempo in 2007 is wat hoger geweest dan eerder in de bijstandsraming voorzien. Daarnaast was het deel van de groep dat in de centrale opvang verbleef wat groter dan voorzien. Het saldo van deze twee effecten is dat de omvang van de groep die in 2008 en 2009 naar verwachting nog in de centrale opvang verblijft iets hoger uitvalt dan in de oorspronkelijke raming van SZW. Dit leidt tot een raming van het beroep op bijstand die enkele tientallen uitkeringen lager uitvalt. Dit is verwerkt in de raming die u op 27 februari ontving. In onderstaande tabel is het gemiddelde aantal personen weergegeven dat in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning en nog in de centrale opvang verblijft.

De huishoudenssamenstelling
Voor het bepalen van de kosten van de verlening van bijstandsuitkeringen is het van belang te weten uit hoeveel huishoudens de doelgroep bestaat. Op basis van informatie van Justitie over de personen uit het project Terugkeer is hierin vooraf goed inzicht verkregen. Het gaat om relatief veel alleenstaanden. De verhouding tussen personen en huishoudens is ongeveer 1,6 :
1. Dit onderdeel van de raming is niet gewijzigd.

Arbeidsparticipatie
Wie op grond van de pardonregeling een verblijfsvergunning krijgt, is vrij om arbeid te verrichten in Nederland. Het is niet realistisch om te veronderstellen dat iedereen vanaf dat moment ook meteen werk heeft. In de komende jaren zal de arbeidsparticipatie onder de doelgroep geleidelijk toenemen.
Over de kansen op arbeid zijn geen concrete gegevens bekend. De samenstelling van de doelgroep is divers. Er zitten mensen bij met een goede opleiding, maar ook personen met medische beperkingen als gevolg van oorlogstrauma's. Kwantitatief inzicht hierin bestaat niet. Eerdere onderzoeken3 laten een verdeeld beeld zien wat betreft arbeidsparticipatie van relevante groepen, waarbij over het algemeen blijkt dat de arbeidsparticipatie niet hoog is.


2 CBS, "Bevolkingprognose 2006-2050: Veronderstellingen over asielmigratie" van Han Nicolaas (bevolkingstrends 4e kwartaal 2006).

3 Vluchtelingenwerk 2007: Integrale barometer 2006; SZW 2006: De arbeidsmarktpositie van hoger opgeleide vluchtelingen; RWI 2003: De arbeidsintegratie van vluchtelingen; Warmerdam en van den Tillaart 2002: Arbeidspotentieel en arbeidsmarktloopbanen van vluchtelingen en asielgerechtigden; Warmerdam et.al. 2000 Nieuwe etnische groepen in Nederland.

Inmiddels zijn de omstandigheden gewijzigd. Op de arbeidsmarkt liggen op dit moment veel kansen. Ook blijkt van de Wet werk en bijstand (ingevoerd in 2004) een activerende werking uit te gaan.
In de raming van de arbeidsparticipatie is er daarom, zowel nu als in de eerdere raming, vanuit gegaan dat aan het einde van de ramingsperiode dezelfde mate van participatie wordt bereikt als van allochtonen die al langer in Nederland verblijven. Concreet betekent dit een arbeidsparticipatie die oploopt tot 60% op persoonsniveau in 2012.4 Dit betekent niet dat de overige 40% een uitkering krijgt. Zo hebben mensen met een werkende partner bijvoorbeeld over het algemeen geen recht op een uitkering. Op huishoudensniveau is sprake van arbeidsparticipatie van 70%.
Ik vind dat een realistische veronderstelling en gezien de achtergrond van deze mensen zeker ook getuigen van ambitie. Ik heb al een aantal activiteiten in gang gezet om deze ambitie te ondersteunen. De aanvullende maatregelen die ik tref, treft u in bijlage 1 aan. Daarnaast vormt de financieringssystematiek van de WWB ook een positieve prikkel voor gemeenten om maatregelen te treffen die het beroep op bijstand zoveel mogelijk beperken.

Raming van de bijstandskosten
Per saldo leiden al deze elementen tot de volgende raming (zie tabel) in uitkeringsjaren. Een uitkeringsjaar komt overeen met het bedrag dat betaald moet worden als een gemiddeld huishouden een volledig jaar bijstand zou ontvangen. Het totaal aantal huishoudens dat op enig moment een bijstandsuitkering ontvangt, kan hier dus van afwijken. Voor de kosten van een uitkering is gerekend met een bedrag van 11.506. Dit bedrag is gebaseerd op de huishoudenssamenstelling van de doelgroep.

Tabel raming bijstandskosten van de pardonregeling per maart 2008
2007 2008 2009 2010 2011 structureel subtotaal doelgroep (personen 27.500 27.500 27.500 27.500 27.500 27.500 met vergunning)

-/- personen met tijdelijke 1.500- 1.500- 1.500- 1.500- 1.500- 1.500- vergunning op andere grond

-/- verwerkt in reguliere raming 2.000- 6.000- 7.200- 7.200- 7.200- 7.200- subtotaal doelgroep 24.000 20.000 18.800 18.800 18.800 18.800 (personen)

-/- verblijf in centrale opvang 11.655- 7.358- 2.453- - - - (zonder contra-indicatie)
Totaal personen 12.345 12.643 16.348 18.800 18.800 18.800 Totaal huishoudens 7.925 8.116 10.495 12.069 12.069 12.069 Participatiegraad 20% 40% 50% 60% 65% 70% Aantal uitkeringsjaren 2.145 4.870 5.247 4.828 4.224 3.621 Kosten bijstand ( mln)
Budget 2008 (raming mei 32 46 51 48 42 36 2007)
Raming maart 2008 nvt 56 60 56 49 42 Extra kosten t.o.v. mei 2007 nvt 10 9 8 7 6


4 De netto participatiegraad van niet-westers allochtonen bedraagt 46 procent (CBS). Het aandeel éénpersoons- huishoudens van de doelgroep is echter significant hoger dan in deze groep. Gecorrigeerd voor dit verschil bedraagt de netto participatiegraad van niet-westers allochtonen 62 procent.

Samengevat zijn de extra kosten het gevolg van het verschil tussen de door het nu bekende aantal van 27.500 te verstrekken verblijfsvergunningen5 en de 23.400 verblijfsvergunningen waarmee in de originele raming rekening gehouden werd en een klein verschil in het aantal huishoudens in de centrale opvang.
Van dit aantal van 27.500 moet ­ in afwijking van de cijfers die op 27 februari j.l. aan uw Kamer werden gemeld ­ nog 1.500 personen worden afgetrokken die een tijdelijke verblijfsvergunning hadden en nu een verblijfsvergunning ontvangen op grond van de pardonregeling.
De extra kosten bedragen in 2008 10 mln (en niet 17 mln zoals op 27 februari werd gemeld). Structureel gaat het om 6 mln meerkosten ten opzichte van de eerste raming.

Gevolgen voor gemeentelijke budgetten
Conform de systematiek van de Wet werk en bijstand (WWB) en de afspraken daarover met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) (zie ook Kamerstukken II 2007/08 30545 en 29674, nr. 36, p. 3, onderdeel 3) worden met gemeenten meerjarige budgetten afgesproken. In de in september 2007 vastgelegde budgetafspraken is rekening gehouden met de extra kosten als gevolg van de pardonregeling. Omdat nu gerekend kan worden met actuelere inzichten in de ramingselementen (hetgeen geheel buiten de invloedssfeer van gemeenten ligt) ligt het in de rede om de meerjarige budgetten hierop aan te passen. In september 2008 stel ik de meerjarige budgetten 2008 vast, waarbij deze bijstelling en de meest recente inzichten worden meegenomen.

De doelgroep wordt verspreid over Nederland gehuisvest. Hiertoe zijn
huisvestingstaakstellingen opgelegd aan gemeenten. Dit kan niettemin leiden tot een onevenredig grote toename van het aantal bijstandsuitkeringen in specifieke gemeenten. Deze gemeenten kunnen ­ indien de bijstandslasten de budgetten meer dan 10% overtreffen ­ een beroep doen op een aanvullende uitkering van het rijk. Een onafhankelijke toetsingscommissie adviseert mij over dergelijke aanvragen.


5 Omdat voor de raming nu kan worden uitgegaan van het totaal aantal verstrekte vergunningen is in de tabel het aantal afwijzingen op grond van contra-indicaties niet weergegeven. Meer informatie daarover is opgenomen in de brief van de staatssecretaris van Justitie van 1 februari.