Radboud Universiteit Nijmegen


Meisjes met astma roken vaker dan meisjes zonder astma

Rokende jongeren hebben grotere kans op astma

Jongeren die roken, hebben een grotere kans om astma te krijgen dan leeftijdgenoten die niet roken. Jongeren met astma die gaan roken, ontwikkelen sneller een regelmatig rookpatroon dan jongeren zonder astma. En meisjes met astma roken vaker dan meisjes die geen astma hebben. Dat blijkt uit onderzoek waarop psychologe Monique van de Ven op 4 april promoveert aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Van de Ven baseert haar conclusies op meerjarig onderzoek onder ruim tienduizend scholieren in het voortgezet onderwijs.

Jongeren met astma worden sneller regelmatige rokers Astma is de meest voorkomende chronische ziekte onder jongeren. Zo'n 13 procent van de jongeren heeft ooit astma gehad of heeft daar nog last van. Jongeren die roken hebben een grotere kans om astma te krijgen dan leeftijdgenoten die niet roken. Zelfs als jongeren vroeg in de puberteit korte tijd roken, hebben ze een grotere kans om astma te ontwikkelen.
Internationaal onderzoek liet al zien dat jongeren met astma net zo vaak of zelfs vaker roken dan hun leeftijdsgenoten zonder astma. Monique van de Ven werkte dat in haar onderzoek verder uit en laat zien dat vooral meisjes met astma makkelijker beginnen met roken dan meisjes zonder astma. Jongens met astma roken juist minder vaak dan hun gezonde leeftijdgenoten.
Hier heeft de moeder een belangrijke rol: als zij rookt, zijn jongeren met astma ook eerder geneigd te roken dan jongeren zonder astma met een rokende moeder. En als jongeren met astma roken, dan worden ze ook sneller regelmatige rokers dan jongeren zonder astma. 'Een zorgelijke ontwikkeling', meent de promovenda: `Wie regelmatig rookt in de adolescentie, loopt een grotere kans om later verslaafd te zijn en voor jongeren met astma is dat des te schadelijker.'

Voorspellers van roken
Of jongeren wel of niet gaan roken, hangt af van hun houding ten opzichte van roken. Bij jongeren met astma voorspellen de opvattingen over roken sterker het latere rookgedrag dan bij gezonde jongeren. Niet-rokende jongeren met astma denken negatiever over roken dan niet-rokende jongeren die geen astma hebben. Ze hebben vertrouwen in zichzelf dat ze een sigaret kunnen weerstaan en zijn minder van plan te gaan roken. Maar als ze tóch gaan roken, dan passen ze hun denkbeelden snel aan en denken ze even positief of zelfs positiever over roken dan leeftijdgenoten zonder astma.
Welke astmaspecifieke factoren voorspellen of jongeren wel of niet gaan roken? Therapietrouw is een belangrijke indicator. Jongeren die zich niet houden aan voorschriften over gebruik van hun medicatie, gaan vaker roken. Een andere voorspeller is de manier waarop jongeren met hun astma omgaan. Jongeren die hun ziekte proberen te verbergen, gaan vaker roken dan jongeren die meer open zijn over hun ziekte.

Preventiecampagnes op scholen en voor ouders
Met deze nieuwe gegevens in de hand vindt onderzoekster Van de Ven dat er aanvullende preventieprogramma's nodig zijn voor jongeren. Campagnes in media en op scholen moeten wijzen op de verhoogde kans op astma die ontstaat als jongeren zelfs slechts korte tijd roken tijdens de puberteit. Ouders van kinderen zonder astma en dan vooral moeders, moeten zich ervan bewust worden dat hun rookgedrag schadelijke gevolgen kan hebben voor hun kind. Niet alleen omdat het kind een verhoogde kans heeft om te gaan roken, maar ook omdat het kind een groter risico heeft op het krijgen van astma. Ouders en vooral moeders van kinderen met astma moeten weten dat hun rookgedrag er voor zorgt dat hun kind met astma ook sneller zal gaan roken.

Monique van de Ven (Boekel, 1976) studeerde psychologie en startte in 2002 haar promotieonderzoek bij het Behavioural Science Institute van de Radboud Universiteit Nijmegen. Het onderzoek werd gesubsidieerd door het Astmafonds. Monique van de Ven werkt als universitair docent bij de Radboud Universiteit.