Ministerie van Buitenlandse Zaken

Kamerbrief inzake Nederlandse inbreng bij de Tweede Toetsingsconferentie van het Chemische Wapensverdrag

04-04-2008 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken

In 1997 trad het Chemische Wapensverdrag (hierna `het Verdrag') in werking. Met het ondertekenen en ratificeren van dit Verdrag onderschrijven lidstaten de doelstelling van uitbanning van alle chemische wapens door (1) bestaande voorraden verifieerbaar en onomkeerbaar te vernietigen en (2) het verbod op de productie en ontwikkeling van nieuwe chemische wapens. Essentieel voor dit ontwapeningsverdrag is dat gelijktijdig met de inwerkingtreding een uitvoeringsorganisatie is opgezet. Deze Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens (`Organisation for the Prohibition of Chemical Weapons', OPCW) treedt op tegen het bezit, de ontwikkeling, verspreiding en het gebruik van chemische wapens en verifieert de vernietiging van oude voorraden chemische wapens. Ook verifieert de OPCW de chemische industriële sector.

Iedere vijf jaar wordt de werking van het Chemische Wapensverdrag en de OPCW door de lidstaten geëvalueerd. De Eerste Toetsingsconferentie vond in 2003 plaats. De Tweede Toetsingsconferentie vindt plaats van 7 tot en met 18 april 2008 in Den Haag. Tijdens de Toetsingsconferentie zullen de artikelen van het Verdrag integraal besproken worden en zal gekeken worden naar de ontwikkelingen die van belang zijn voor de toekomstige focus van de OPCW. Met deze brief informeer ik u, in antwoord op uw verzoek om nadere informatie van 20 februari 2008, over de inzet van Nederland bij deze Toetsingsconferentie.

De Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties benadrukte tijdens een door Nederland en Polen georganiseerde High Level Meeting (New York, 27 september 2007), dat het Verdrag en de daaraan verbonden uitvoeringsorganisatie een succesvol voorbeeld vormen van effectief multilateralisme m.b.t. ontwapening en non-proliferatie. Het transparante verificatieregime, uitgevoerd door het Technisch Secretariaat van de OPCW, in samenwerking met de lidstaten, draagt hier in belangrijke mate aan bij. Een aantal zaken kan evenwel verder verbeterd worden. Hierover zal tijdens de Toetsingsconferentie nader gesproken worden.

Universaliteit

Nog niet alle VN-lidstaten zijn toegetreden tot het Verdrag. Hoewel inmiddels 183 staten hebben geratificeerd, blijft het streven om `universaliteit' te bereiken zodat chemische wapens inderdaad wereldwijd uitgebannen worden. Onder andere Syrië, Egypte en Noord Korea zijn nog niet toegetreden. Israël heeft het verdrag wel ondertekend, maar nog niet geratificeerd. Irak en Libanon bereiden toetreding tot het Verdrag momenteel voor. Het belang van universaliteit van het Verdrag wordt door Nederland in bilaterale contacten en via EU-démarches herhaaldelijk benadrukt. Daar waar mogelijk wordt hiertoe ondersteuning geboden aan de OPCW via het EU Gemeenschappelijke Actieplan.

Vernietiging van voorraden

Het tempo van vernietiging van chemische wapens, met name door de grootste bezitters, de Russische Federatie en de Verenigde Staten, baart Nederland en de Europese lidstaten, net als de overgrote meerderheid van de verdragsstaten zorgen. Volgens het Verdrag moeten alle door de lidstaten gedeclareerde chemische wapens vóór 29 april 2012 vernietigd zijn. Er is thans - geverifieerd door de OPCW- bijna 40 % vernietigd. Van alle bezitterstaten heeft de OPCW enkel in Albanië in 2007 volledige vernietiging van alle daar aanwezige voorraden kunnen vaststellen. De vernietiging van de overige ruim 60% door de vijf resterende bezitterstaten (Rusland, de VS, Libië, India en Zuid-Korea) zal, met zicht op de uiterste termijn, een zware opgave worden. Libië moet zelfs nog beginnen met zijn wapenvoorraad van de eerste categorie.

Om de doelstelling van een wereld zonder chemische wapens dichterbij te brengen, bepleit Nederland een vergroting en versnelling van de huidige inspanningen. Dit vergt politieke inzet, een focus op praktische uitvoering van het Verdrag en financiële middelen. Nederland steunt de vernietiging van chemische wapens in de Russische Federatie in totaal voor EUR11,3 miljoen bilateraal (gespreid over 10 jaar). Nederland draagt ook via de Europese Unie financieel bij aan de vernietiging van chemische wapens in de Russische Federatie.

Zou zich de situatie voordoen dat het er vlak voor 29 april 2012 naar uit ziet dat die uiterste eindtermijn niet zou worden gehaald, moeten de OPCW- lidstaten besluiten hoe hiermee om te gaan. De Directeur Generaal van de OPCW, ambassadeur Pfirter, heeft voorgesteld om kort voor de 2012 deadline een speciale bijeenkomst hierover te beleggen. Nederland steunt dit voorstel.

Hoewel er verschillende redenen zijn voor de ontstane vertragingen bij de vernietiging van chemische wapens, gaat de Nederlandse regering thans niet uit van bewuste ontduiking van de verdragsverplichting.

Non-proliferatie

De verificatie van vernietiging in de bezitterstaten eist veel aandacht op en vergt veel van de capaciteit van het Technisch Secretariaat van de OPCW. Het is echter de verwachting dat na 2012 relatief meer capaciteit en middelen beschikbaar komen voor de uitvoering van overige bepalingen in het Verdrag. Om deze reden wordt, in het kader van de Toetsingsconferentie, met name gesproken over de toekomstige focus van de organisatie.

De Regering ziet het risico van proliferatie van massavernietigingswapens als een ernstige bedreiging van internationale vrede en veiligheid. Daarom acht Nederland een intensivering van de non-proliferatie activiteiten van de OPCW van belang. Het werk van de OPCW vormt onderdeel van de internationale inspanningen om multilaterale ontwapening, wapenbeheersing en non-proliferatie mechanismen beter te doen werken. Dat laatste is ook van belang in het kader van de strijd tegen het terrorisme. De OPCW activiteiten zijn van grote betekenis voor het effectief versterken van de exportcontroles m.b.t. massavernietigingswapens of onderdelen daarvan zoals de Veiligheidsraad van de VN in resoluties 1540 en 1673 heeft opgedragen.

Verificatie

Een goed werkend controlesysteem is essentieel, mede met het oog op een wenselijke en mogelijk grotere nadruk op non-proliferatie voor de OPCW. Het huidige verificatiesysteem van de OPCW is transparant en werkt goed, maar is voor verbetering vatbaar. Hierbij moet bijvoorbeeld gedacht worden aan een verbeterde selectiemethode op basis waarvan controles door inspectie plaatsvinden. Zo zou relatief meer controle moeten plaatsvinden, gericht op flexibele chemische productie installaties. Deze installaties zijn namelijk in staat om grote hoeveelheden giftige stoffen te verwerken. Hoewel verwerking van deze stoffen ook vreedzame doelen kan dienen, maakt het de installaties theoretisch ook geschikt voor de productie van chemische wapens.

Voor Nederland is de toepassing van het zogenoemde "General Purpose Criterion " bij de controle van chemische installaties en stoffen in dit kader van bijzonder belang. Hierbij gaat het niet zozeer om de chemische stof als zodanig, maar om de intentie van de gebruiker, zolang deze intentie strookt met de Verdragsbepalingen omtrent de hoeveelheden en het doel waarvoor die stoffen gebruikt of verhandeld worden, is voldaan aan deze alomvattende definitie. Indien alle lidstaten dit criterium toepassen, draagt dit bij aan een verifieerbare garantie van non-proliferatie en bestrijding van terrorisme. Immers, de controle op afnemers bij exportcontrole toetst of chemische stoffen niet voor verboden doelen geleverd worden.

Uitdagingsinspecties

Jaarlijks test de OPCW of de organisatie een uitdagingsinspectie volgens Artikel IX kan uitvoeren. Daartoe heeft Nederland in september 2007 een oefening mogelijk gemaakt op het terrein van een bedrijf in Nederland. Deze oefeningen vonden de laatste zeven jaar plaats in Europa. Nederland zal tijdens de Toetsingsconferentie het belang naar voren brengen dat ook andere regio's en lidstaten buiten Europa dit soort oefeningen mogelijk maken en betrokkenheid tonen. De Nederlandse regering kan hierbij assisteren door expertise of andere middelen ter beschikking te stellen.

Economische en technologische ontwikkeling

De EU en andere westerse landen pleiten voor meer activiteiten op het terrein van non-proliferatie. De groep van `Niet-Gebonden Landen', waaronder veel ontwikkelingslanden, willen in de eerste plaats aandacht voor andere aspecten. Zij bepleiten meer aandacht voor activiteiten met betrekking tot economische en technologische ontwikkeling, dat wil zeggen de uitvoering van artikel XI. De Toetsingsconferentie zal moeten aangeven waar prioriteiten liggen, dan wel op welke wijze een voor alle Statenpartijen aanvaardbare balans gevonden kan worden.

De Nederlandse inzet is er juist op gericht de verschillende standpunten met elkaar te verbinden. Zo kan assistentie en technologische ontwikkeling bijdragen aan nationale capaciteit ten behoeve van een verbeterd exportcontroleregime en effectievere nationale controle en toezicht op installaties en de productie van gevaarlijke stoffen. Meer ruimte bij de OPCW hiervoor, in personele, financiële en beleidsmatige zin kan non-proliferatiedoelstellingen dienen. Er dient echter voor gewaakt te worden dat dit uitmondt in een vorm van "ontwikkelingshulp". Hiervoor is het Verdrag niet bedoeld. Wel kan, met name in EU-verband, gekeken worden naar mogelijkheden om samenwerkingsprogramma's voor het verbeteren van exportcontrole systemen effectiever te maken ten bate van de landen die daar behoefte aan hebben.

Nationale implementatie

Nederland zal zich actief blijven inzetten voor het intensiveren van de inspanningen om nationale wetgeving, handhaving en toezicht in alle lidstaten te implementeren. Artikel VII (nationale implementatie) van het Verdrag verplicht alle lidstaten wetgeving in overeenstemming met het verdrag in te voeren en toe te passen. Het uitblijven van volledige, onder het verdrag vereiste, nationale wetgeving in veel lidstaten blijft een punt van aandacht. Nederland en de Europese Unie dragen financieel bij aan de ondersteuning die de OPCW levert op dit terrein. Verder zal Nederland het belang benadrukken van de koppeling tussen samenwerking met industriële partners op basis van artikel XI enerzijds en nationale implementatie anderzijds.

Publieke aandacht voor de OPCW

Nederland heeft zich in het bijzonder in het afgelopen jaar, in het kader van het tienjarige bestaan van de OPCW en het Verdrag, ingezet voor een betere interactie tussen de lidstaten en andere belanghebbenden bij het verdrag, statelijk en niet-statelijk zoals industrie en wetenschap. Meer kennis en een beter bewustzijn over de inhoud van het Verdrag en de activiteiten van de OPCW dragen bij aan een goede uitvoering van het Verdrag. Positieve ervaringen zijn onder andere opgedaan bij de organisatie van de High Level Meeting in New York, de Uitdagingsinspectie-oefening (september 2007), het Academisch Forum (april 2007) en het Industrie en Beschermingsforum (november 2007, gefinancierd door de EU).

In dit kader, en teneinde het belang te onderstrepen dat Nederland als lidstaat en als gastland toekent aan het Verdrag en de OPCW, zal ik op 7 april 2008 de aan de Toetsingsconferentie deelnemende landen toespreken en oproepen tot verdere maatregelen die de uitvoering van het Verdrag zullen verbeteren.

De minister van Buitenlandse Zaken,

Drs. M.J.M. Verhagen

* Ministerie van Buitenlandse Zaken

* Bezuidenhoutseweg 67

* Postbus 20061

* 2500 EB Den Haag

* Tel.: 070-3 486 486

* Fax: 070-3 484 848

* Internet: www.minbuza.nl