De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33
www.szw.nl
2513AA22XA
Uw brief 21 maart 2008
Ons kenmerk ASEA/LIV/8847
Datum 4 april 2008
Onderwerp Vragen van de leden Fritsma en Graus
Mede namens de Minister van Economische Zaken zend ik u hierbij de antwoorden op de
Kamervragen van de leden Fritsma en Graus (beiden PVV) over de komst van grote bedrijven
naar Amsterdam en de hieruit voortvloeiende files.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(A. Aboutaleb)
Vragen en Antwoord
Vraag 1:
Heeft u kennis genomen van het bericht "Grote bedrijven brengen Amsterdam vooral files"?
Antwoord 1:
Ja, ik heb van dit bericht kennis genomen.
Vraag 2:
Is het waar dat u van mening bent dat de komst van grote bedrijven als Philips naar de
hoofdstad geen nieuwe arbeidsplaatsen oplevert aan de onderkant van de arbeidsmarkt, maar
alleen files? Zo ja, waarop baseert u deze uitspraak?
Antwoord 2:
Het betreft de verplaatsing van een bedrijf binnen Nederland; dit leidt niet onmiddellijk tot
extra arbeidsplaatsen. Er is sprake van vooral een regionale verschuiving van
werkgelegenheid. De door mij in de inleiding genoemde voorbeelden hadden betrekking op
verhuizingen naar Amsterdam.
Voor bedrijven die zich vanuit het buitenland in Nederland vestigen geldt uiteraard wel dat dit
direct tot extra arbeidsplaatsen leidt. Het kabinet zet zich dan ook in om van Nederland een
aantrekkelijke vestigingsplaats te maken om op die manier bedrijven naar ons land te trekken
en het starten van nieuwe bedrijven te stimuleren. De komst van bedrijven die zich (nog) niet
in Nederland hebben gevestigd, levert dus wel degelijk extra arbeidsplaatsen op, zowel voor
hoog- als voor laagopgeleiden.
Vraag 3:
Realiseert u zich dat de komst van grote bedrijven wel degelijk nieuwe arbeidsplaatsen aan de
onderkant van de arbeidsmarkt oplevert, bijvoorbeeld in sectoren als de catering, schoonmaak
of beveiliging?
Antwoord 3:
Zie antwoord op vraag 2.
Vraag 4:
Wat is er bovendien mis mee als grote bedrijven wel banen creëren voor hooggekwalificeerd
personeel?
Antwoord 4:
Hier is niks mee. Elke extra arbeidsplaats (voor laag op hoog opgeleiden) draagt bij aan de
werkgelegenheid. Bovendien kunnen extra arbeidsplaatsen voor hoogopgeleiden ook
arbeidsplaatsen voor laagopgeleiden opleveren.
Vraag 5:
Deelt u de mening dat het de taak is van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en
werkgelegenheid om iedere ontwikkeling die de groei van de welvaart en werkgelegenheid
bevordert krachtig te stimuleren? Zo ja, hoe is dit dan te rijmen met uw uitspraken en bent u
bereid om die terug te nemen.
Antwoord 5:
Ik deel de mening dat ik de groei van de welvaart en werkgelegenheid krachtig moet
stimuleren. Het kabinetsbeleid is hier ook op gericht.
Een groot deel van de personen met een WWB-uitkering en langdurig werklozen met een
WW-uitkering zijn laag opgeleid en aangewezen op werk aan de onderkant van de
arbeidsmarkt. Vermindering van deze uitkeringspopulatie komt de welvaart in het algemeen en
die van betrokkenen in het bijzonder ten goede. Juist voor deze groepen zet het kabinet zich in,
bijvoorbeeld door afspraken met gemeenten te maken om meer arbeidplaatsen te creëren voor
laagopgeleiden, loonkostensubsidies in te zetten en het fiscale stelsel zo aan te passen dat het
voor (laagopgeleide) mensen meer loont om aan het werk te gaan (o.a. via
inkomensafhankelijke arbeidskorting, inkomensafhankelijke combinatiekorting etcetera).
Het geheel overziend is er geen reden om op mijn uitspraken terug te komen.
Vraag 6:
Komt uw visie op het vestigingsplaatsbeleid overeen met die van de minister van Economische
Zaken? Zo neen, kan het kabinet alstublieft eens met één mond spreken.
Antwoord 6
Ja, het kabinet spreekt met één mond.
---
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid