Joodse vluchtelingen en stakers staatsvijanden tijdens WO II

07/04/2008 10:48

Vereniging Solidariteit Zuid-Oost

Erkenning gewenst van bijdragen door Suriname, Antillen en Indonesië aan overwinning Geallieerden

Werknemers in de bauxietindustrie in Suriname, de olie-industrie in Cura(cc)ao en in de scheepvaart in Oost-Indië hebben in de Tweede Wereldoorlog een grote bijdrage geleverd aan de overwinning van de Geallieerden. Bauxiet en olie waren essentieel als grond- en brandstof voor de vliegtuigen en ander materieel waarmee de oorlog werd gewonnen. Door de werknemers werd echter een hoge prijs betaald. Stakingen werden hardhandig de kop ingedrukt, met dodelijke gevolgen voor tientallen Chinese arbeiders en internering van honderden arbeiders in West- en Oost-Indië. Ook de opvang van Joodse vluchtelingen kwam in de knel. Duizenden Joden werd de toegang geweigerd tot Suriname en de Antillen omdat door de Nederlandse regering in ballingschap, onder aanvoering van de VS en Engeland, voorrang werd gegeven aan de productie van bauxiet en benzine in plaats van aan de opvang van de vluchtelingen in de overzeese gebiedsdelen.

Dit zijn de belangrijkste conclusies van een onderzoek door Nizaar Makdoembaks. Makdoembaks is voorzitter van de Stichting Eerherstel Oorlogsslachtoffers Curacao (SEOC) en was huisarts in Amsterdam Zuid Oost. Hij raadpleegde o.a. de verslagen van de Parlementaire Enquetecommissie 1940-1945 en de onderzoeken van Loe de Jong. Makdoembaks verzoekt op grond van nieuwe inzichten van de huidige Nederlandse regering een erkenning van de gebeurtenissen in Suriname, de Antillen en Indonesië en excuses voor de nog levende slachtoffers en hun nabestaanden.

Volgens het onderzoek van Makdoembaks zorgde de Nederlandse regering slecht voor de verdediging van bauxietmijnen en raffinaderijen in de overzeese Nederlandse koloniën en liet daarmee ook de arbeiders aan hun lot over. Stakingen van de werknemers tegen onrecht en misstanden in deze industriën werden met harde hand door het Nederlandse en het Amerikaanse leger onderdrukt. Dit leidde tot bloedvergieten met vele doden en gewonden.

Op het hoogtepunt van de oorlog produceerden de raffinaderijen op Cura(cc)ao (Shell) en Aruba (Lago) ongeveer 60.000 tot 80.000 ton olie per dag. Al voor de oorlog was duidelijk dat de raffinaderijen, indertijd de grootste ter wereld, in geallieerde handen moesten blijven. Onder geen beding mocht de productie van bauxiet en benzine lijden onder de gevolgen van de stakingen en de opvang van Joden. De VS en Engeland oefenden grote druk uit op de Nederlandse regering in ballingschap en gingen over tot bezetting van Suriname en Cura(cc)ao. Daarom talmden of weigerden de door koningin Wilhelmina benoemde gouverneurs van de bezette koloniën om de levens te redden van Nederlandse Joden die op de vlucht waren voor de nazi's.

Met hun strategische grondstoffen, financiële middelen en locaties zorgden West- (Suriname, Cura(cc)ao, Aruba) en Oost-Indië er mede voor, dat de Nederlandse regering in ballingschap haar positie als middelgrote mogendheid in de wereld ook na de oorlog behield. Ook Oost-Indië hielp met ruim 378 miljoen gulden aan goud en 700 miljoen dollar (1940, 1941) aan rubber en tin Europa en haar koloniale gebiedsdelen bevrijden. In februari 1943 beschikte Nederlands-Indië nog over $ 472 miljoen en had Cura(cc)ao een oorlogswinst gemaakt van 20 miljoen guldens.

Nizaar Makdoembaks: "Surinaamse, Chinese en Indonesische slachtoffers van het Nederlands koloniaal bestuur hebben na zoveel jaren nu recht op correctie van de geschiedenisboeken en excuses en compensatie van de huidige regering. Veel (ex-)rijksgenoten uit West- en Oost-Indië ervaren het als grievend dat hun bijdrage bij de bevrijding van Europa en zijn koloniën in de vaderlandse geschiedschrijving zo weinig aandacht krijgt en dat zo eenzijdig feiten worden geïnterpreteerd.Mijn onderzoek, dat voor het grootste deel bestond uit studie van de acht deelrapporten (19 boekdelen) van de Parlementaire Enqu(ee)tecommissie 1940-1945, leidt tot schokkende interpretaties. Er zijn mensenrechten grof geschonden. De heersende situatie in WO II maakte het voor de koloniale regering mogelijk om de gebeurtenissen te censureren. Ook na de oorlog, met name tijdens het onderzoek van de Parlementaire Enqu(ee)tecommissie Regeringsbeleid 1940-1945, is censuur gepleegd op essentiële feiten over de schending van de mensenrechten van de inheemse West- en Oost-Indische stakers.

In 1942 trachtten inheemse- en contractarbeiders in de olie- en bauxietindustrie en de scheepvaart in de Koloniën zich door werkweigering te bevrijden van de restverschijnselen van de slavernij uit de koloniale tijd. De stakingen werden door Nederland en de machtige Amerikaanse bezetter gebroken. Op Curacao zijn 15 ongewapende Chinese stakers van Shell doodgeschoten in het gevangenenkamp Suffisant. Een onafhankelijk onderzoek werd door Nederland geweigerd. De lijkschouwingen zijn destijds verricht door artsen van het Elizabeth Ziekenhuis te Willemstad. De Parlementaire Enqu(ee)tecommissie Regeringsbeleid 1940-1945 heeft een rechtszaak van dit drama voorkomen. De medische rapporten waren voor de autoriteiten en politici opmerkelijk genoeg nooit onderwerp van discussie. Zij liggen anoniem begraven op Erebegraafplaats Kolebra Bèrdè in de wijk Cas Chiquito te Willemstad. Het verval van deze begraafplaats is tot nu toe met eigen beperkte middelen gestuit door de SEOC maar er moet nog veel werk worden verzet om het een waardevol herdenkingsmonument te maken. Nederland kan helpen bij een professionele renovatie en restauratie van de gehele begraafplaats."