Antwoord minister-president op Kamervragen n.a.v. zijn bezoek aan Polen
Kamerstuk | 07-04-2008
Minister-president Balkenende heeft vragen beantwoord van de Tweede
Kamerleden Karabulut (SP) en Fritsma (PVV) n.a.v. zijn uitspraken over
Poolse werknemers tijdens zijn bezoek aan Polen.
Bij de regeling van werkzaamheden van uw Kamer van 26 maart jl. heeft
mevrouw A. Karabulut (SP) de minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid en mij gevraagd om een brief met tekst en uitleg over
uitspraken die ik heb gedaan tijdens mijn bezoek aan Polen van 25 tot
en met 26 maart jl.. Desgevraagd heb ik tijdens mijn bezoek aan Polen
gezegd dat Nederland behoefte heeft aan Poolse werknemers. Maar door
de gedaalde werkloosheid en de gestegen lonen kunnen Poolse vaklieden
ook goed in eigen land aan de slag. Je ziet dus ook dat zij weer
terugkeren, maar dat de behoefte aan werknemers niet afneemt. In dat
licht heb ik nog eens het algemene punt onderstreept hoe belangrijk
het is dat mensen die nu in Nederland nog aan de kant staan, gaan
participeren op de arbeidsmarkt.
De heer S.R. Fritsma (PVV) heeft verzocht de antwoorden op
schriftelijke vragen over hetzelfde onderwerp, die een dag later
werden ingediend (2070815760), in deze brief mee te nemen. Met deze
brief wordt gehoor gegeven aan de verzoeken van mevrouw Karabulut en
de heer Fritsma.
Van 25 tot en met 26 maart bezocht ik in het gezelschap van onder meer
staatssecretaris Timmermans Polen. Het bezoek stond in het teken van
de historische banden die Nederland en Polen hebben en de opnieuw
hechte economische en politieke relatie tussen beide landen, die
tegenwoordig het EU-lidmaatschap delen.
Zo ben ik er getuige van geweest dat het Nederlandse bedrijf Tebodin
een grote speler is bij de advisering bij grote bouwprojecten in
Polen. Andersom vervullen veel Polen nuttige werkzaamheden in
Nederland. In deze tijden van krapte op de arbeidsmarkt vervullen
werknemers uit Midden- en Oost-Europa, waaronder veel Polen, een
belangrijke rol in onze economie door de schaarste aan personeel in
sommige sectoren op te vullen. Ondertussen groeit echter de economie
in Polen hard. In Polen is daardoor de menskracht ook steeds meer
nodig in eigen land. In veel bedrijfstakken stijgen de lonen in snel
tempo. Dat betekent dat Poolse werknemers ook steeds minder geneigd
zullen zijn om hier werkzaamheden te komen verrichten.
In dat licht heb ik mijn uitspraken gedaan. De constatering dat de
arbeidsmigratie vanuit Midden- en Oost-Europa naar verwachting voor
een belangrijk deel een tijdelijk karakter heeft, vergroot de noodzaak
om het hier in Nederland aanwezige arbeidspotentieel aan de slag te
krijgen. De arbeidsmarkt is krap, de vacaturegraad hoog, maar
tegelijkertijd staan er nog veel mensen langs de kant, al dan niet met
een uitkering. Het is nodig dat van hen meer mensen aan de slag komen.
Het kabinet is bezig om UWV en CWI samen te voegen en op regionaal
niveau de samenwerking met gemeenten te organiseren, teneinde een
geïntegreerde dienstverlening bij arbeidsbemiddeling, reïntegratie en
het verstrekken van uitkeringen te realiseren. Het kabinet heeft
daarnaast een aanscherping van het begrip passende arbeid in de WW in
voorbereiding alsmede een regeling van participatiebanen en
loonkostensubsidie, een regeling van de leerwerkplicht, een aanpassing
van de Wajong en fiscale maatregelen om de toegang tot de arbeidsmarkt
en de uitbreiding van deeltijd te vereenvoudigen.
Het kabinet heeft verder een commissie ingesteld om hem te adviseren
over een hervorming van de WSW (Commissie de Vries) en aanvallende
maatregelen die nodig zijn om de arbeidsparticipatie uit te breiden
tot 80% (Commissie Bakker). Tenslotte leidt de aanpak van het UWV, de
gemeenten en de particuliere reïntegratiebedrijven tot een gestaag
groeiende stroom van geslaagde reïntegratie.
Bijgaand doe ik u tevens toekomen de antwoorden op de vragen van het
lid van uw Kamer, de heer S.R. Fritsma (PVV) ingezonden d.d. 27 maart
2008, nr. 2070815760.
Mede namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
De minister-president, minister van Algemene Zaken,
mr.dr. J.P. Balkenende
Antwoorden op de vragen van het Lid Fritsma (PVV),
nr. 2070815760
Vragen van het lid Fritsma (PVV) aan de minister-president, minister
van Algemene Zaken en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
over de uitspraak dat Nederland Poolse werknemers nodig heeft.
(Ingezonden 27 maart 2008)
1.
Is het waar dat u heeft aangegeven dat Nederland "gewoon Poolse
werknemers nodig heeft"? 1)
2.
Zo ja, hoe kunt u tot deze uitspraak komen nu er in Nederland
tienduizenden gezonde mensen zijn die van een uitkering leven? Waarom
kunnen deze mensen niet worden ingezet om bijvoorbeeld tomaten te
plukken?
3.
Realiseert u zich dat de Poolse werknemers bovendien zeer veel
problemen met zich meebrengen (overlast, huisvestingsproblemen etc.)
en dat de openstelling van de arbeidsmarkt voor hen daarom dus ook een
grote fout is geweest?
4.
Realiseert u zich dat Nederlandse werknemers hun baan verliezen door
de massale instroom van Polen? Waarom behartigt u hun belangen niet?
5.
Kunt u er zorg voor dragen dat de openstelling van de Nederlandse
arbeidsmarkt voor Polen en andere Oost Europeanen onmiddellijk terug
wordt gedraaid? Zo neen, waarom niet?
1) De Telegraaf, 25 maart 2008
Antwoorden
1, 2 ,4.
Zoals reeds hierboven is gesteld, is in Nederland sprake van een
krappe arbeidsmarkt. Het aantal vacatures is hoog, de werkloosheid is
laag en dat betekent dat we buitenlandse werknemers nodig hebben. De
arbeidsmigranten uit de zogenoemde MOE-landen werken vooral in
sectoren met tekorten, zoals de land- en tuinbouw, en uit een eerste
onderzoek naar de invoering van vrij verkeer van werknemers met de
MOE-landen is gebleken dat er nauwelijks sprake is van
verdringing. Ook anderszins beschik ik niet over signalen dat
Nederlandse werknemers als gevolg van de komst van arbeidsmigranten
hun baan verliezen.
Dat neemt niet weg dat ook het kabinet, met de heer Fritsma, graag zou
zien dat mensen die in Nederland nu nog langs de kant staan tekorten
op de arbeidsmarkt zouden opvullen. In afwachting van de adviezen van
de Commissie-Bakker werken UWV, CWI en gemeenten onverminderd hard aan
het (beter) benutten van het nog aanwezige arbeidspotentieel in
Nederland, zowel mensen met als zonder uitkering.
Een aanzienlijk deel van de Polen werkt in de agrarische
seizoenarbeid. De ervaringen met het inschakelen van
uitkeringsontvangers in deze werkzaamheden zijn helaas teleurstellend.
In 2005/2006 hebben SZW, RWI, CWI, UWV en gemeenten een landelijk
project 'agrarische seizoenarbeid' uitgevoerd, waarbij zeer actief
uitkeringsontvangers naar de seizoenarbeid werden bemiddeld. De
evaluatie van dit project is in juli 2006 aangeboden aan de Tweede
Kamer. Uit deze evaluatie blijkt dat, ondanks de grote inspanning
van alle betrokkenen, de resultaten zeer beperkt waren: slechts een
klein aantal uitkeringsgerechtigden deed werkervaring op die bruikbaar
was om werk te verkrijgen in de agrarische sector. Probleem was dat
voor deze arbeid mensen nodig zijn die direct of op korte termijn
inzetbaar zijn. Veel uitkeringsontvangers bleken echter niet direct
plaatsbaar te zijn in deze arbeid. De hoogconjunctuur van de afgelopen
twee jaren heeft ertoe geleid dat, vergeleken met 2005/2006, de
directe inzetbaarheid van uitkeringsontvangers is afgenomen. Zowel de
land- en tuinbouwbranche, betrokken gemeenten en CWI blijven echter
uitkeringsontvangers naar de agrarische seizoenarbeid bemiddelen.
3.
De problemen die sommige gemeenten ondervinden in het opvangen van
migranten uit de MOE-landen zijn niet gerelateerd aan de arbeidsmarkt,
maar doen zich met name voor op de terreinen huisvesting, onderwijs,
volksgezondheid en de handhaving van arbeidsomstandigheden en
arbeidsvoorwaarden. Een werkgroep, bestaande uit alle betrokken
partijen (rijk, gemeenten, werkgevers, werknemers en de Poolse
gemeenschap) werkt op dit moment in gezamenlijkheid hard aan concrete
maatregelen om deze problemen op te lossen. U wordt hierover in mei
a.s. geïnformeerd in de al eerder toezegde vervolgrapportage
flankerend beleid MOE-landen.
5.
Ik zie geen aanleiding om het vrij werknemersverkeer met de MOE-landen
terug te draaien, nu arbeidsmigranten uit deze landen een
noodzakelijke en dus ook welkome bijdrage leveren aan onze economie.
---
Kamerstukken II 2007-2008, 29 407, nr. 75.
J. Besseling e.a. 'Monitoring en evaluatie seizoenarbeid 2005',
Den Haag, juli 2006.
Ministerie van Algemene Zaken